ECLI:NL:GHAMS:2015:2309
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en gevolgencriterium in arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de kantonrechter oordeelde dat het ontslag van [geïntimeerde] door [X] kennelijk onredelijk was. [geïntimeerde] was sinds 1986 in dienst bij [X] en had een lange staat van dienst. Na een voorstel van [X] om de arbeidsduur te verminderen, heeft [geïntimeerde] dit voorstel afgewezen. Vervolgens heeft [X] een ontslagvergunning aangevraagd, die door [geïntimeerde] werd bestreden. Het ontslag werd uiteindelijk op 31 maart 2013 geëffectueerd. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag kennelijk onredelijk was, vooral vanwege de lange diensttijd, het functioneren van [geïntimeerde] en het gebrek aan een financiële vergoeding voor het ontslag. De kantonrechter kende [geïntimeerde] een schadevergoeding toe van € 18.720,-. Zowel [X] als [geïntimeerde] gingen in hoger beroep tegen deze beslissing.
In hoger beroep heeft het hof de grieven van [X] en [geïntimeerde] beoordeeld. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat het ontslag kennelijk onredelijk was, en dat de gevolgen voor [geïntimeerde] zwaar wogen. Het hof heeft de schadevergoeding herzien en vastgesteld op € 25.000,- bruto, waarbij het ook rekening hield met het 'zwarte' loon dat [geïntimeerde] in het verleden had ontvangen. Het hof oordeelde dat [X] in staat was om deze schadevergoeding te betalen, ondanks de financiële situatie van de onderneming. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter gedeeltelijk vernietigd en [X] veroordeeld tot betaling van het nieuwe bedrag, met veroordeling in de proceskosten.