ECLI:NL:GHAMS:2015:2234
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de kantonrechter inzake vervoersverantwoordelijkheid van een vervoerder voor vreemdeling zonder visum
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 21 oktober 2014 was gewezen. De verdachte, een vervoerder, was beschuldigd van het niet nemen van de nodige maatregelen om te voorkomen dat een vreemdeling zonder het vereiste visum Nederland binnenkwam. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 25 september 2013 te Schiphol, waar de verdachte als vervoerder betrokken was bij de binnenkomst van de vreemdeling. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 13 mei en 9 juni 2015 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.
Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op de genoemde datum niet de nodige maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat de vreemdeling zonder visum Nederland binnenkwam. De verdediging voerde aan dat de verdachte in de Verenigde Staten al de nodige maatregelen had getroffen en dat het delict niet in Nederland had plaatsgevonden. Het hof verwierp deze argumenten en oordeelde dat Schiphol als plaats van het delict kon worden beschouwd, aangezien het delict pas bij binnenkomst in Nederland was voltooid.
De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van € 4.000,00. Het hof oordeelde dat de verdachte niet had voldaan aan haar zorgplicht en dat de door haar genomen maatregelen onvoldoende waren om de overtreding te voorkomen. De beslissing van het hof was gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de draagkracht van de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen waren verklaard.