Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
grief 1faalt.
grief 2tevergeefs is voorgesteld.
grief 3eveneens faalt.
grief 4moet dus worden verworpen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [appellant] en ABN AMRO BANK N.V. bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. [appellant] is op 1 januari 2006 in dienst getreden als beleggingsadviseur en heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de arbeidsovereenkomst is een pensioenontslagbeding opgenomen, dat bepaalt dat de arbeidsovereenkomst eindigt bij het bereiken van de pensioendatum, zoals vastgesteld in het toepasselijke pensioenreglement.
[appellant] heeft in hoger beroep de beslissing van de kantonrechter aangevochten, die had geoordeeld dat zijn arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd op 1 november 2011, de datum waarop hij 65 jaar werd. [appellant] stelde dat hij tijdig een verzoek tot uitstel van zijn pensioendatum had gedaan, maar het hof oordeelde dat dit verzoek niet binnen de vereiste termijn was ingediend.
Het hof bevestigde dat de arbeidsovereenkomst eindigde bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, zonder dat opzegging vereist was. Het hof verwierp ook de stelling van [appellant] dat er sprake was van verboden leeftijdsdiscriminatie, aangezien de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in overeenstemming was met de wetgeving omtrent gelijke behandeling op grond van leeftijd. De grieven van [appellant] werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellant] werd veroordeeld in de proceskosten.