ECLI:NL:GHAMS:2015:2172

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
5 juni 2015
Zaaknummer
23-005407-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en witwassen; bewezen bedreiging met vuurwapen en cocaïnebezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot doodslag, witwassen, en het voorhanden hebben van vuurwapens en cocaïne. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij gericht had geschoten op de achtervolgde mannen. Het hof oordeelde dat de afstand tussen de verdachte en de slachtoffers te groot was om te spreken van opzettelijk doden of zwaar lichamelijk letsel toebrengen. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan bedreiging met een vuurwapen en het voorhanden hebben van een vuurwapen en cocaïne. Het hof oordeelde dat de verdachte betrokken was bij een drugsdeal en dat hij op de openbare weg had geschoten, wat een ernstige schending van de openbare orde met zich meebracht. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, wat lager was dan de eerdere straf van 4 jaar en 6 maanden, rekening houdend met persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-005407-13
datum uitspraak: 22 mei 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 december 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-665412-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
adres: [adres 1],
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 mei 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg) met een of meer vuurwapen(s) die onbekend gebleven perso(o)n(en) is gevolgd en/of achterna is gerend, waarbij hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met een of meer vuurwapen(s) een of meermalen in de richting van voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft/hebben geschoten;
subsidiair:
hij op of omstreeks 26 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk achter voornoemd(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) aan gerend, waarbij hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met een of meer vuurwapen(s) een of meermalen in de richting van voornoemd(e) onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft/hebben geschoten;
2.
hij op of omstreeks 26 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een of meer (vuur)wapen(s) van categorie III, te weten een pistool, merk Sig Sauer, model P226, serienummer U576159, en/of munitie van categorie III, te weten 6, althans een aantal patronen, kaliber 9mm x 19, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 26 mei 2013 te Zaandam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1954 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op of omstreeks 26 mei 2013, te Zaandam, in elk geval in Nederland, heeft witgewassen, immers heeft hij (van) een geldbedrag (van ongeveer 9.900 euro) - de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat geldbedrag was of wie dat geldbedrag voorhanden had en/of
- verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans van voornoemd geldbedrag gebruik gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat voornoemd geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Daartoe heeft hij – in de kern en zakelijk weergegeven – gesteld dat de afstand tussen de verdachte en de door hem achtervolgde mannen tenminste 30 meter moet zijn geweest op het moment dat de verdachte schoot. Eveneens kan niet worden vastgesteld dat de verdachte gericht heeft geschoten op de mannen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt. Tijdens het forensisch onderzoek op de plaats delict heeft de politie in de Solebaystraat ter hoogte van huisnummer 74 en 79 telkens een huls aangetroffen van het kaliber 9 mm. Ter hoogte van huisnummer 88 trof de politie een patroon en een huls aan van het kaliber 6.35. Het hof leidt hieruit af dat er met twee verschillende vuurwapens is geschoten. Bij verdachte werd later een vuurwapen met kaliber 9 mm aangetroffen; vastgesteld is dat de hulzen kaliber 9 mm niet afkomstig zijn uit het wapen dat onder verdachte in beslag werd genomen. Het hof deelt dit standpunt van de raadsman en zal de verdachte van de ten laste gelegde poging doodslag vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging – kort gezegd – betoogd dat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken, nu het bij de verdachte op tafel aangetroffen geld niet van enig misdrijf afkomstig is, maar door de verdachte was gespaard om mee te nemen op zijn aanstaande reis naar Colombia.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. De feiten en omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen zijn van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Er lag immers een aanzienlijk bedrag aan contant geld op tafel, deels in incourante coupures van € 500,00 en in een woning waar ook bijna twee kilo cocaïne verborgen was, terwijl de verdachte op de dag van zijn aanhouding nauw betrokken was bij – naar het zich laat aanzien – een mislukte cocaïnedeal van zijn neef. De verklaring die de verdachte echter geeft voor de herkomst van het geld, namelijk spaarzaamheid gedurende meerdere jaren, en het doel waarmee hij de € 9.000,00 en zijn vrouw € 900,00 zouden hebben gespaard, namelijk meenemen naar zijn familie in Colombia, is niet dermate onwaarschijnlijk of ongeloofwaardig dat een legale herkomst van het geld
moetworden uitgesloten.
Nu aldus niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de gelden een legale herkomst hebben en een criminele herkomst niet als enige aanvaardbare verklaring van de waargenomen feiten en omstandigheden kan gelden, is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

Ten aanzien van feit 2
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het bestanddeel tezamen en in vereniging en hiertoe – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat het dossier geen aanknopingspunten bevat voor de bewezenverklaring van dit bestanddeel.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte bevestigd dat zijn neef hem had gevraagd het wapen mee te nemen op 26 mei 2013 zoals zijn neef in eerste aanleg ter terechtzitting als getuige gehoord in de zaak van de verdachte heeft verklaard. Het wapen moest worden meegenomen in verband met de transacties die neef op 26 mei 2013 in zijn woning zou uitvoeren. Voorts refereert ook de neef van de verdachte aan het wapen in het ‘pinggesprek’ dat tussen de verdachte en zijn neef werd gevoerd op het moment dat de verdachte in zijn auto voor de woning aan de Solebaystraat zat te wachten. [1] Het hof stelt vast dat de verdachte en zijn neef hiermee beiden een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van het strafbare feit zodat voldaan is aan de bewuste en nauwe samenwerking.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman van de verdachte heeft eveneens vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde feit. Hiertoe voert de raadsman een verweer zoals weergegeven in zijn pleitnotities, die als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
Het hof verwerpt dit verweer in al zijn onderdelen en overweegt hieromtrent als volgt.
Vaststaat dat in de keuken van de woning van de verdachte een wasmand is aangetroffen met twee blokken cocaïne. Verder stelt het hof vast dat uit het hierboven aangehaalde ‘pinggesprek’ valt af te leiden dat het gesprek tussen de verdachte en zijn neef over cocaïne gaat. Daaruit blijkt dat de verdachte onder andere op de hoogte is van de prijs die – zoals de verdachte ter terechtzitting heeft bevestigd – per kilo moet worden betaald en de verschillen in kwaliteit tussen de pakketten cocaïne (“zwart” en “grijs”). Voorts wordt in het gesprek ook gesproken over de prijzen die zij hanteren voor verschillende soorten pakketten en hoeveelheden. Gelet op de inhoud van het ‘pinggesprek’ hecht het hof geen geloof aan de stelling van de verdachte dat hij geen weet heeft van de aanwezigheid van cocaïne in zijn woning en dat deze cocaïne buiten zijn medeweten om daar is neergelegd door een tijdelijk inwonende vriend die tevens een contact van eerdergenoemde neef is; overigens is deze stelling ook op geen enkele wijze onderbouwd. Daaraan doet niet af dat geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar dactyloscopische sporen op het verpakkingsmateriaal van de cocaïne en de rol huishoudfolie die in de keuken lag. Daarbij laat het hof in het midden of die vriend daadwerkelijk in de woning verbleef. Immers, als deze vriend in de woning verbleef dan acht het hof, gelet op de aard van het contact tussen de verdachte en zijn neef, evenzo uitgesloten dat de verdachte niet op de hoogte zou zijn van de aanwezigheid van deze bijna open en bloot liggende cocaïne.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair:
hij op 26 mei 2013 te Amsterdam onbekend gebleven personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk achter voornoemde onbekend gebleven personen aangerend, waarbij verdachte met een of meer vuurwapen(s) in de richting van voornoemde onbekend gebleven personen heeft/hebben geschoten;
2:
hij op 26 mei 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, merk Sig Sauer, model P226, serienummer U576159, en munitie van categorie III, te weten 6 patronen, kaliber 9mm x 19, voorhanden heeft gehad;
3:
hij op 26 mei 2013 te Zaandam opzettelijk aanwezig heeft gehad 1954 gram cocaïne;
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2, en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft bepleit, aan de hand van zijn, ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde, pleitnotities – die als hier herhaald en ingelast worden beschouwd – dat de verdachte ten aanzien van feit 1 heeft gehandeld uit noodweerexces en om die reden dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof oordeelt als volgt.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast.
De verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van zijn neef op 26 maart 2013 met een vuurwapen naar de [adres 2] is gegaan. Aldaar zou hij als
bewakerfungeren tijdens een door deze neef geplande drugsdeal. De verdachte is zo blijkt uit de inhoud van het “pinggesprek” tussen de verdachte en zijn neef daartoe in zijn Audi blijven zitten, die hij vlak bij de woning had geparkeerd om van daaruit het gedrag van de kopers in de gaten te houden. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte bevestigd op de hoogte te zijn geweest van de toen aldaar gaande handel in drugs door zijn neef, maar heeft gesteld dat hij daar verder niet bij betrokken was of wilde zijn. Het hof is echter van oordeel dat de betrokkenheid van de verdachte bij die handel verder gaat dan slechts op de hoogte zijn. Dit baseert het hof op de inhoud van het “pinggesprek” tussen de verdachte en zijn neef op die dag. Daaruit blijkt dat de verdachte vanuit de auto een bijdrage levert aan de handel door zijn zienswijze over de verschillende “pakketten”, de prijs die ervoor moet worden betaald en de kwaliteit hiervan (“grijze” of “zwarte”) mede te delen. Verder blijkt dat de verdachte in de gaten houdt wie het pand binnenkomt en weer verlaat, hetgeen uit zijn reactie dat “ze zijn vertrokken en ik ging hem al schieten” volgt. Anders dan de verdachte die stelt dat hij met die uitlating een grapje maakte, ziet het hof hierin een bevestiging dat de verdachte op zijn qui vive was en ook bereid was om zo nodig het wapen te hanteren.
Het “pinggesprek” is om 10.27.27 geëindigd als de verdachte heeft doorgegeven dat de kopers eraan komen. Omstreeks 10.29 komt de melding van de schietpartij. De verdachte heeft dus ook heel snel op de ontstane situatie gereageerd.
De verdachte heeft gesteld dat hij twee mannen, waarvan een gewapend, uit de woning zag komen en wegrennen. Niet is gebleken of gesteld dat zij op dat moment de verdachte, van wiens aanwezigheid buiten in de auto zij immers ook geen weet hadden, hebben bedreigd. Hierop is de verdachte uit de auto – met het vuurwapen in de hand – gegaan en achter deze mannen aangerend om hen – volgens zijn verklaring – te doen stoppen en te vragen wat zich in de woning had afgespeeld; hij had immers zijn neef voor het raam zien staan schreeuwen. De verdachte verklaart dat er toen op hem is geschoten door de twee mannen die hij achtervolgde en dat hij ter afweer hierop uit angst en schrik zijn vuurwapen doorlaadde waarbij het wapen is afgegaan. Vervolgens is de patroonhouder op de grond gevallen en heeft de verdachte die opgeraapt. Omdat hij de twee mannen uit het zicht verloor heeft hij het wapen in zijn broekzak gestopt en is teruggegaan naar de auto, waarbij het wapen nogmaals is afgegaan.
Anders dan de verdediging is het hof, zoals hierboven weergegeven, van oordeel dat de verdachte op de hoogte en betrokken was bij de cocaïnedeal die werd beklonken in de woning van de neef en dat hij daarbij in de auto ook als
bewakerfungeerde. In het licht hiervan is het volstrekt onaannemelijk dat de verdachte bij het zien van de gewapende kopers die rennend de benen nemen en een schreeuwende neef niet onmiddellijk heeft begrepen dat er een ripdeal had plaatsgevonden. In dat licht bezien is tevens volstrekt onaannemelijk dat de verdachte de wegrennende mannen wilde doen stoppen om hen te vragen wat er aan de hand was. Zijn actie kan onder de gegeven omstandigheden slechts ten doel hebben gehad de rippers van hun buit te ontdoen dan wel onschadelijk te maken. Daartoe is hij onmiddellijk, en ook naar eigen zeggen gewapend, achter de beide mannen aangegaan. Onder die omstandigheden is het eerste schot vanaf de zijde van de wegrennende mannen aan te merken als een reactie op de gewapende dreiging door de verdachte die hen achtervolgde met een wapen in de hand en derhalve een actie uit noodweer. Dat betekent dat het schot hunnerzijds niet is aan te merken als een wederrechtelijke aanval waartegen de verdachte zich mocht verdedigen, zodat aan de verdachte geen beroep op noodweer en daarmee evenmin op noodweerexces toekomt. Het hof merkt daarbij op dat de verdachte en zijn neef “de aanval” koelbloedig hebben voortgezet door de beide mannen bliksemsnel met de auto te achtervolgen waarbij ondertussen het vuurwapen opnieuw in staat van paraatheid is gebracht; het wapen werd immers met gespannen haan naast de auto van de verdachte teruggevonden. Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman hieromtrent.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende ernstige feiten. Hierbij heeft de verdachte op de openbare weg in een woonwijk meermalen geschoten en zo buitengewoon risicovol en gevaarzettend gehandeld. Het voorval is de buurtbewoners schokkend geweest en heeft in de woonwijk een grote impact gehad. Verder is bij de verdachte in de woning een handelshoeveelheid cocaïne aangetroffen. Het gebruik van cocaïne levert gevaar op voor de volksgezondheid, nu deze stof sterk verslavend is en kan bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich mee brengen. Het gebruik hiervan is tevens bezwarend voor de samenleving, niet alleen vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij slechts oog heeft gehad voor eigen financieel gewin en zich daarbij niets heeft aangetrokken van de veiligheid en gezondheid van anderen.
Het hof is van oordeel dat de eis van de advocaat-generaal in beginsel passend is bij de onderhavige feiten. Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van een deel van het ten laste gelegde, en ook gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder ernstig leed in de directe familiesfeer en de vertraagde fasering in de detentie, komt het hof tot een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de rechtbank heeft opgelegd en de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Voorts blijkt uit een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 1 mei 2015 dat de verdachte eerder voor een opiumwetdelict onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van zesendertig maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast teruggave aan de verdachtevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: € 9.900.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.F. Gerding, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 mei 2015.
Mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 242.