ECLI:NL:GHAMS:2015:2159

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2015
Publicatiedatum
5 juni 2015
Zaaknummer
200.137.535/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van bestuurder in vennootschapsrechtelijke context met betrekking tot Leaderland TTM B.V. en aanverwante vennootschappen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 5 juni 2015, is de ontheffing van mr. W.G. van Hassel als bestuurder van de besloten vennootschappen Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V. aan de orde. De Ondernemingskamer heeft eerder in verschillende beschikkingen, waaronder die van 18 maart 2014, een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschappen. Van Hassel heeft verzocht om ontheffing uit zijn functie, omdat hij zich belemmerd voelde in zijn functioneren door de aandeelhouders. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er geen onafhankelijke derde beschikbaar was om als tijdelijk bestuurder op te treden, en dat de belangen van de vennootschappen in een lopende procedure in Rusland niet volledig gelijklopen met die van Baranov, die bereid was om als bestuurder op te treden. De Ondernemingskamer heeft geconcludeerd dat de situatie waarin de vennootschappen zich bevinden, zonder bestuurder, onwenselijk is en in strijd met de wet en de statuten. De Ondernemingskamer heeft de beslissing om Van Hassel te ontheffen als bestuurder genomen, maar heeft geen vervangende bestuurder aangewezen. De zaak zal verder worden besproken tijdens een geplande mondelinge behandeling op 2 juli 2015.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.137.535/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 5 juni 2015
inzake:
[verzoeker]
BARANOV,
wonende te [....],
VERZOEKER,
advocaten:
mrs. F.M. Petersen
M.D. Hazenberg, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM I B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM II B.V.,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM III B.V.,
allen gevestigd te Hilversum,
VERWEERSTERS,
advocaten: voorheen
mrs. E.M. Soerjatinen
M.C. Leijten, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

1.[belanghebbende 1],

wonend te [....],
2.
[belanghebbende 2],
wonende te [....],
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mrs. I.S. Oosterhoff, R.J.T. Kamstraen
C.J. Jager,allen kantoorhoudende te Amsterdam,

3.[belanghebbende 3],

wonende te [....],
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mrs. J.A. Meijeren
K. ter Hart, beiden kantoorhoudende te Den Haag.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen en andere personen zullen hierna als volgt worden aangeduid:
  • verzoeker als Baranov;
  • verweersters 1 tot en met 4 ieder afzonderlijk als respectievelijk Leaderland TTM, Leaderland I, Leaderland II en Leaderland III en gezamenlijk als Leaderland c.s.;
  • belanghebbende 1 als [belanghebbende 1];
  • belanghebbende 2 als [belanghebbende 2];
  • belanghebbende 3 als [belanghebbende 3].
1.2
Voor het eerdere verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 18 maart 2014, 11 juli 2014, 24 juli 2014, 5 december 2014, 15 december 2014, 3 februari 2015, 28 april 2015 en 29 mei 2015.
1.3
Bij haar beschikking van 18 maart 2014 heeft de Ondernemingskamer onder andere en voor zover hier van belang:
- een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Leaderland c.s. over de periode vanaf 1 oktober 2012;
- Mr. F.D. Stibbe te Amsterdam en drs. N. van der Noll te Oosthuizen benoemd tot onderzoekers;
- bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding [belanghebbende 2] geschorst als bestuurder van Leaderland c.s.;
- bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding drs. B. Van Haaren (hierna aan te duiden als Van Haaren), benoemd tot bestuurder van Leaderland c.s. en bepaald dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is Leaderland c.s. te vertegenwoordigen;
- bepaald vooralsnog voor de duur van het geding dat de aandelen die [belanghebbende 1], [belanghebbende 3] en Baranov houden in Leaderland c.s. met ingang van 18 maart 2014 ten titel van beheer zijn overgedragen aan mr. E. Hammerstein (hierna aan te duiden als Hammerstein).
1.4
Bij haar beschikking van 11 juli 2014 heeft de Ondernemingskamer op verzoek van Leaderland c.s. onder meer [belanghebbende 1] bevolen om binnen een week na betekening van de beschikking de volledige administratie (als bedoeld in art. 2:10 BW) van Leaderland c.s. vanaf 1 januari 2012 te doen toekomen aan Van Haaren op een door Van Haaren te bepalen wijze en plaats op straffe van een dwangsom van € 10.000 per dag met een maximum van € 10.000.000. Voorts heeft zij bij die beschikking verzoeken van Baranov, [belanghebbende 3] en [belanghebbende 1] afgewezen en de beslissing op verzoeken van Van Haaren en Hammerstein tot ontheffing uit de functies van bestuurder respectievelijk beheerder aangehouden.
1.5
Bij brief van 9 december 2014 heeft mr. Soerjatin de Ondernemingskamer medegedeeld dat Van Haaren met onmiddellijke ingang als bestuurder terugtreedt en voorts verzocht, voor zover rechtens vereist, het in augustus jl. aangehouden verzoek tot ontheffing alsnog met onmiddellijke ingang toe te wijzen, althans Van Haaren op eigen verzoek met onmiddellijke ingang te ontheffen. Van Haaren heeft ter toelichting op haar verzoek tot ontheffing onder andere aangevoerd dat “
de grenzen van wat zij voor Leaderland vennootschappen kan betekenen zijn bereikt. De kern is wel dat de wel beschikbare informatie aanzienlijke gaten vertoont en dat ieder bewijs ontbreekt van de goederenstroom bij Leaderland.” Bij haar beschikking van 15 december 2014 heeft de Ondernemingskamer Van Haaren ontheven uit de functie van bestuurder van Leaderland c.s. en Hammerstein, die bereid was voor beperkte tijd als bestuurder op te treden, aangewezen als bestuurder van Leaderland c.s.
1.6
Bij beschikking van 3 februari 2015 heeft de Ondernemingskamer Hammerstein ontheven uit zijn functie van bestuurder en mr. W.G. van Hassel (hierna aan te duiden als Van Hassel) aangewezen als bestuurder van Leaderland c.s. In deze beschikking heeft de Ondernemingskamer voorts bepaald dat de aanwijzing van de bestuurder van kracht wordt vanaf het tijdstip dat naar het oordeel van Van Hassel voldoende financiële zekerheid voor zijn salaris en kosten is gesteld, het een en ander zoals overwogen in rechtsoverweging 2.2 van de beschikking. Bij emailbericht van 11 februari 2015 heeft Van Hassel bericht dat een bedrag van € 36.300 op zijn bankrekening is bijgeschreven en dat zijn benoeming tot bestuurder op 11 februari 2015 is ingegaan.
1.7
Het verslag van het door mr. Stibbe en drs. Van der Noll verrichte onderzoek met bijlagen (hierna het onderzoeksverslag te noemen) is op 28 april 2015 ter griffie van de Ondernemingskamer neergelegd. Bij de op die dag gegeven beschikking heeft de Ondernemingskamer onder andere bepaald dat het onderzoeksverslag ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.8
Bij brief van 13 mei 2015 heeft Van Hassel de Ondernemingskamer verzocht hem uit zijn functie van bestuurder van Leaderland c.s. te ontheffen, omdat er volgens hem bij Leaderland c.s. nauwelijks iets te besturen valt en hem het bestuur in zijn beleving door de opstelling van [belanghebbende 1] en de zijnen onmogelijk wordt gemaakt. Volgens Van Hassel is er sprake van een totaal ontspoord conflict tussen de aandeelhouders, waarin een onafhankelijk tijdelijk bestuurder geen oplossing kan bieden. Van Hassel heeft de Ondernemingskamer medegedeeld hij bestuurder is van vier vennootschappen zonder onderneming, zonder deugdelijke administratie en/of organisatie, zonder vaste activa, liquide middelen en inkomsten, en zonder vooruitzichten. Volgens Van Hassel beschikken Leaderland c.s. mogelijk slechts over één activum, te weten de aandelen in de Russische vennootschap Soyuz TTM. In de enige procedure die er voor de Leaderland c.s. dan ook thans werkelijk toe doet, te weten die in Sint Petersburg, wordt het inhoudelijk debat door aandeelhouders zelf gevoerd, aldus van Hassel. Naar zijn weten zijn er geen andere procedures aanhangig, waarin met het oog op de continuïteit van Leaderland c.s., een van de aandeelhouders onafhankelijke procesvoering, wenselijk is. Naar de mening van Van Hassel zou de Ondernemingskamer daarom kunnen overwegen om het bestuur van Leaderland c.s. voorlopig toe te vertrouwen aan Baranov, omdat diens standpunt in de Russische procedure strookt met het belang van Leaderland c.s.
1.9
Bij brief van 13 mei 2015 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld om op het verzoek van Van Hassel te reageren en hebben zij daarbij tevens de gelegenheid gekregen om zich uit te laten over het voortbestaan van de getroffen onmiddellijke voorzieningen, de invulling van eventuele vacatures in dat kader en de financiering daarvan.
1.1
Bij brief van 19 mei 2015 heeft mr. Meijer namens [belanghebbende 3] aangevoerd dat hij de argumenten van Van Hassel om zich te onttrekken als bestuurder niet steekhoudend acht en dat Van Hassel zijn werk als bestuurder, zonder vooringenomenheid, moet afmaken. [belanghebbende 3] twijfelt wel aan de haalbaarheid van het voortzetten van het bestuur door Van Hassel, zodat hij meent dat opheffing van de schorsing van [belanghebbende 2] de beste oplossing is en dat aan deze oplossing niks in de weg staat, aangezien partijen [belanghebbende 2] geen verwijten maken en de controle in de algemene vergadering van aandeelhouders gewaarborgd is.
1.11
Bij brief van 19 mei 2015 heeft mr. Kamstra in de eerste plaats gesteld dat [belanghebbende 2] afstand doet van de (mogelijk) door Van Hassel gewekte suggestie dat door zijn toedoen of nalaten het besturen van Leaderland c.s. voor Van Hassel onmogelijk zou zijn geworden. Mr. Kamstra heeft verder aangevoerd dat [belanghebbende 2] bereid is om wederom als bestuurder van Leaderland c.s. op te treden, indien het verzoek van Van Hassel wordt ingewilligd.
1.12
Bij brief van 20 mei 2015 heeft mr. Jager aangevoerd dat [belanghebbende 1] zich niet tegen ontheffing van Van Hassel verzet. [belanghebbende 1] stelt zich primair op het standpunt dat de schorsing van [belanghebbende 2] als bestuurder van Leaderland c.s. dient te worden opgeheven. Subsidiair heeft [belanghebbende 1] aangevoerd dat de benoeming van de bestuurder moet worden voorgelegd aan de algemene vergadering van aandeelhouders van Leaderland c.s., zoals deze was samengesteld voor het treffen van de onmiddellijke voorzieningen. Meer subsidiair heeft [belanghebbende 1] zich op het standpunt gesteld dat de Ondernemingskamer een andere tijdelijk bestuurder dient aan te wijzen. [belanghebbende 1] verzet zich ertegen om Baranov te benoemen als bestuurder, omdat Baranov niet over de benodigde onafhankelijkheid en onpartijdigheid beschikt om de functie van bestuurder naar behoren te kunnen invullen, Baranov eerder als statutair bestuurder van Leaderland c.s. is ontslagen, Leaderland c.s. in Rusland verwikkeld is in een gerechtelijke procedure waarbij Baranov partij is en er een bestuurderaansprakelijkheidsprocedure tussen Leaderland c.s. en Baranov aanhangig is. Wat betreft de verdere financiering van de onmiddellijke voorzieningen heeft [belanghebbende 1] aangevoerd dat Vasiyev geen aanleiding ziet om hiervoor zorg te dragen.
1.13
Bij brief van 20 mei 2015 heeft mr. Peters namens Baranov aangevoerd dat hij in de eerste plaats wenst dat Van Hassel aanblijft als bestuurder van Leaderland c.s. Volgens Baranov is het beste alternatief dat Van Hassel aanblijft als bestuurder, Hammerstein aanblijft als beheerder van aandelen en Baranov wordt benoemd als tweede bestuurder. Baranov heeft voorts aangevoerd dat indien Van Hassel zal worden ontheven als bestuurder van Leaderland c.s., Baranov bereid is om op te treden als bestuurder, mits Hammerstein aanblijft als beheerder van aandelen en zijn gedragingen als bestuurder onderworpen zullen zijn aan de goedkeuring van Hammerstein. Baranov is bereid de taak van bestuurder onbezoldigd te zullen vervullen.

2.De gronden van de beslissing

2.1
De Ondernemingskamer stelt bij de beoordeling voorop dat aangezien Van Hassel heeft verzocht om uit zijn functie van bestuurder te worden ontheven, nu naar zijn mening het werk als bestuurder hem onmogelijk wordt gemaakt, de Ondernemingskamer aan dit verzoek zal voldoen.
2.2
In beginsel verdient het de voorkeur een ander onafhankelijk persoon als tijdelijk bestuurder van Leaderland c.s. te benoemen. Echter, de Ondernemingskamer heeft geen onafhankelijke derde bereid gevonden. De onmogelijkheid een onafhankelijke bestuurder te vinden, hangt ermee samen dat de beide eerder door de Ondernemingskamer benoemde bestuurders bij hun verzoek om ontheffing te kennen hebben gegeven dat zij in hun functioneren ernstig belemmerd worden door een of meer partijen in deze zaak. Benoeming van een onafhankelijke derde als tijdelijk bestuurder is dan ook geen begaanbare weg.
2.4.
Opheffing van de onmiddellijke voorziening strekkende tot schorsing van [belanghebbende 2] als bestuurder acht de Ondernemingskamer niet verantwoord. In haar beschikking van 18 maart 2014 heeft de Ondernemingskamer overwogen dat het gelet op de positie waarin Baranov zich als minderheidsaandeelhouder bevindt en op de in rechtsoverweging 3.4 van die beschikking genoemde belangenverstrengeling, [belanghebbende 2] als bestuurder van Leaderland c.s. dient te worden geschorst. Aangezien deze omstandigheden niet zijn veranderd, zal de Ondernemingskamer in deze stand van geding niet terug te komen van deze eerdere beslissing.
2.5
Baranov heeft de Ondernemingskamer medegedeeld bereid te zijn om de taak als bestuurder op zich te nemen. Van Hassel heeft naar voren gebracht - hetgeen door partijen niet is betwist - dat bij Leaderland c.s. geen of nauwelijks activiteiten meer plaatsvinden. De enige activa die Leaderland c.s. mogelijk zouden bezitten zijn de aandelen in het kapitaal in de vennootschap Soyuz TTM, waarover thans een appelprocedure aanhangig is in Sint Petersburg, aldus Van Hassel. Naar de mening van Van Hassel lopen de belangen van Leaderland c.s. in deze procedure gelijk met de belangen van Baranov. De Ondernemingskamer overweegt als volgt. Baranov kan niet worden aangemerkt als een onafhankelijke bestuurder. Weliswaar lijkt het er op dat bij Leaderland c.s. nauwelijks nog activiteiten plaatsvinden, maar niet kan zonder meer worden vastgesteld dat bij de activiteit van Leaderland c.s. die in ieder geval nog resteert, te weten de procedure die in Rusland aanhangig is, de belangen van Baranov volledig gelijk lopen met de belangen van Leaderland c.s. Dit een en ander afwegende leidt er toe dat de Ondernemingskamer Baranov op dit moment niet zal aanwijzen als bestuurder van de Leaderland c.s.
2.6
De slotsom is dat Van Hassel als bestuurder zal worden ontheven en dat thans geen vervangende bestuurder wordt aangewezen. Dat Leaderland c.s. thans geen bestuurder meer heeft, is een onwenselijke situatie voor de vennootschappen en in strijd met de statuten en de wet. De Ondernemingskamer zal de situatie die thans is ontstaan, de gevolgen en de mogelijke oplossingen, nader met partijen bespreken tijdens de op 2 juli 2015 om 13.00 uur geplande mondelinge behandeling van het verzoek dat [belanghebbende 3] op 24 maart 2015 bij de Ondernemingskamer heeft ingediend (kort gezegd stekkende tot ontheffing van de bij beschikking van 18 maart 2014 benoemde onderzoekers).
2.7
De Ondernemingskamer houdt iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

ontheft mr. W.G. van Hassel te Numansdorp uit de functie van bestuurder van Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V., alle gevestigd te Hilversum;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt ieder verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar en mr. M.M.M. Tillema, raadsheren, en, drs. P.R. Baart en H. de Munnik, raden, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Meerdink-Schenau, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 5 juni 2015.