Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.2. Feiten
De echtgenote van eiser werkt in [Q] en verblijft doordeweeks in de woning te [P]. In het weekend verblijft ze bij eiser in de woning te [Z]. Eiser verblijft doordeweeks (gemiddeld) voor drie dagen bij zijn echtgenote in de woning te [P]. Eiser verblijft in 2009 voor 216 dagen in de woning te [Z].”
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
1. Onder de naam “forensenbelasting” wordt een directe belasting geheven van natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
2. Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.”
Nu belanghebbende een gedeelte van zijn werkzaamheden als zzp’er in opdracht van de VvE [serviceflatcentrum] verrichtte, stelt het Hof voorts vast dat de aanwezigheid van belanghebbende in [Z] deels werkgerelateerd is en in zoverre van minder gewicht is voor de bepaling van de plaats van het hoofdverblijf. De omstandigheid dat belanghebbende naar zijn zeggen in [Z] meer dan 100 naaste buren heeft, acht het Hof niet van groot belang. Belanghebbende bedoelt daarmee kennelijk al de overige bewoners van [serviceflatcentrum]. Over de aard van de betrekkingen met al die overige bewoners is, buiten de omstandigheid dat belanghebbende penningmeester was (en is) van de VvE [serviceflatcentrum], niets (concreets) gesteld. Overige persoonlijke bindingen, zoals sociale, waaruit nauwe banden met de gemeente Bergen blijken, zijn – zoals ook de rechtbank heeft overwogen en behoudens het gebruik van logeerfaciliteiten in [serviceflatcentrum] – gesteld noch aannemelijk geworden. Hetgeen belanghebbende heeft gesteld in zijn als ‘dagboek’ aangeduide aantekeningen, leidt niet tot een ander oordeel.