Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
20.000 euro
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
Bij woningen kan de waarde worden vastgesteld door middel van vergelijking met de verkoopprijzen van op of rond de waardepeildatum verkochte vergelijkbare woningen. Verweerder heeft ter onderbouwing van de vastgestelde waarde verwezen naar een door hem overgelegd taxatierapport, opgemaakt door R. Schoon. Naast de gegevens van eisers woning bevat het rapport de volgende referentiewoningen: [b-straat 1], [a-straat ] [2]en [a-straat ] [3].
Tussen partijen is in geschil de inhoud van eisers woning. Eiser stelt dat de inhoud van zijn woning 700 m³ is. Verweerder stelt dat deze 940 m³ bedraagt. Verweerder voert daartoe aan dat bij de vaststelling van de inhoud van de woning is uitgegaan van de bouwtekeningen en dat bij de berekening van de inhoud van de woning overeenkomstig de door de waarderingsinstructie geadviseerde NEN 2580 norm is uitgegaan van bruto maten. zitting van 22 mei 2014 heeft verweerder zijn standpunt aan de hand van een berekening, de plattegrond van de woning en de bouwtekening toegelicht. De rechtbank ziet in de enkele, niet onderbouwde betwisting van eiser geen aanleiding om de door verweerder gehanteerde inhoud van eisers woning van 940 m³ voor onjuist te houden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met het hiervoor vermelde taxatierapport aannemelijk gemaakt dat de waarde voor eisers woning niet te hoog is vastgesteld. De in het taxatierapport genoemde vergelijkingsobjecten zijn voldoende dicht bij de waardepeildatum verkocht en wat type, ligging en omvang betreft voldoende vergelijkbaar met de referentiewoningen. De verkoopprijzen van de referentiewoningen kunnen dan ook dienen ter onderbouwing van de waarde van eisers woning. De rechtbank voegt daar aan toe dat bij de beoordeling van de vraag of vergelijkingsobjecten tot uitgangspunt kunnen dienen voor de vaststelling van de waarde van eisers woning, het niet van belang is of de vergelijkingsobjecten (vrijwel) identiek zijn aan eisers woning, maar dat dient te worden beoordeeld of aan de hand van de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten, met inachtneming van de verschillen, de waarde van eisers woning vastgesteld kan worden. Weliswaar vertonen de referentiewoningen verschillen met eisers woning, maar verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat met de verschillen in voldoende mate rekening is gehouden. De woning van eiser laat zich het best vergelijken met de woning aan de [a-straat ][2] De weliswaar aanzienlijk kleinere woning uit hetzelfde bouwjaar 1958 ligt eveneens op een groot perceel en is op 2 februari 2012 verkocht voor € 650.000. Eisers stelling dat de ligging van zijn woning in vergelijking met de ligging van deze referentiewoning veel minder is als gevolg van de tegenover eisers woning gelegen bebouwing, waardoor een waarde-aftrek van 15% zou moeten worden toegepast is door verweerder aan de hand van een luchtfoto weerlegd. De door verweerder vastgestelde waarde laat zich naar het oordeel van de rechtbank goed herleiden uit het verkoopcijfer van deze referentiewoning. Ook de overige door verweerder gehanteerde referentiewoningen acht de rechtbank goed vergelijkbaar met eisers woning. De woningen aan de [b-straat 1] en [a-straat ] [3] liggen, zoals eiser terecht heeft gesteld, dichter bij het strand en de zee. Een dergelijke ligging impliceert tegelijkertijd dat er sprake is van minder privacy. Verweerder heeft met het verschil in ligging wel rekening gehouden door voor de waarde van de grond een andere (hogere) grondstaffel te gebruiken. Eiser heeft zijn stelling dat het dak van zijn woning moet worden vervangen in het geheel niet onderbouwd zodat niet aannemelijk is geworden dat het een omstandigheid betreft die tot een lagere waarde zou moeten leiden. Eiser heeft terecht opgemerkt dat de woningen [a-straat ] [2] en [a-straat ] [3] in 2009 zijn gerenoveerd. Eisers woning is in 2000 verbeterd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit verschil een verlaging van de waarde van zijn woning rechtvaardigt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van het object van eiser niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank zal daarom bepalen dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak op bezwaar in stand blijven.”
€ 527, welke hoger is dan die van het object [a-straat 2] (waarvan de inhoud met 460 m³ veel geringer is en waarvan de staat en de ligging volgens het taxatierapport (redelijk) vergelijkbaar zijn), is niet voldoende onderbouwd. Het Hof realiseert zich dat het in de herberekening gaat om gemiddelden, maar overweegt daarbij tevens dat het object [a-straat 2] met de woning qua ligging, bouwjaar en staat meer vergelijkbaar is dan de andere twee vergelijkingsobjecten. Hiervan uitgaande ziet het Hof onvoldoende reden om voor de waarde van de woning per m³ niet van dezelfde waarde uit te gaan als die welke in het taxatierapport is vermeld, waarin ten opzichte van de waarde per m³ van het (kleinere) object [a-straat 2] een afnemende meeropbrengst tot uiting komt en waarin de – door belanghebbende op zichzelf niet betwiste – in aanmerking genomen waarde per m³ ook overigens voldoende is onderbouwd door middel van waarden per m³ van vergelijkingsobjecten. Voorts ziet het Hof geen reden om ter zake van de waarde van de garage niet uit te gaan van dezelfde waarde als in het taxatierapport is vermeld. Dit leidt ertoe dat ten opzichte van de herberekende waarde, de waarde van de woning met € 51.166 (= 758 x (527 – 475) + 11.750 (= 28.250 -/- 16.500)) moet worden verlaagd tot (afgerond)
€ 791.000.
5.5. Kosten
6.Beslissing
heeft de vergoeding van proceskosten en griffierecht.
€ 122 te vergoeden.