Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[geïntimeerde sub 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een deurwaarders- en incassokantoor (appellante) en een vennootschap (geïntimeerde sub 1) die als agent optrad. De partijen sloten op 29 januari 2013 een agentuurovereenkomst, waarbij de agent aanspraak maakte op provisie en voorschotten. Na een periode van voorschotbetalingen, stopte appellante deze betalingen in juli 2013, wat leidde tot een geschil over de terugbetaling van de voorschotten en de rechtmatigheid van de opzegging van de overeenkomst. De kantonrechter wees de vordering van appellante af en kende de vordering van geïntimeerde sub 1 toe. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij de vernietiging van het vonnis vroeg en de toewijzing van haar vordering. Het hof oordeelde dat de overeenkomst een leemte vertoonde, die ingevuld moest worden met inachtneming van redelijkheid en billijkheid. Het hof oordeelde dat geïntimeerde sub 1 recht had op een vergoeding ter hoogte van het wettelijk minimumloon over de periode van de agentuurovereenkomst, maar dat de vordering van appellante tot terugbetaling van de voorschotten niet volledig kon worden toegewezen. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en kende een gedeeltelijke vordering van appellante toe, terwijl de vordering van geïntimeerde sub 1 werd afgewezen.