ECLI:NL:GHAMS:2015:1874

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
20 mei 2015
Zaaknummer
23-003845-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake straatroof en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 oktober 2014. De verdachte, geboren in 1993, was in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlasteleggingen, maar het hof heeft de verdachte in hoger beroep alsnog schuldig bevonden aan diefstal met geweld en wapenbezit. De zaak betreft een straatroof die plaatsvond op 14 december 2013 te Amsterdam, waarbij de verdachte samen met anderen een pizzakoerier heeft beroofd. De verdachte en zijn mededaders hebben de weg versperd en de pizzakoerier bedreigd met geweld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, ondanks zijn ontkenning. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Het hof heeft deze straf bevestigd, maar heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor bepaalde onderdelen van de tenlastelegging. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding van € 142,80. Het hof heeft de straffen en maatregelen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003845-14
Datum uitspraak: 17 april 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 oktober 2014 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-684726-13 en 13-684804-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Omvang en ontvankelijkheid van het hoger beroep

De dagvaarding is ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit, in de zaak met parketnummer 13-684726-13, door de rechtbank Amsterdam nietig verklaard. Het hoger beroep van de verdachte is blijkens mededeling van diens raadsvrouw op de terechtzitting niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde. Op grond van het vorenstaande en gehoord de advocaat-generaal zal het hof, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang en gelet op hetgeen is bepaald in artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering, de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.
De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 4 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 april 2015 en overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A met parketnummer 13-684726-13:1:
hij op of omstreeks 14 december 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op/aan de openbare weg (te weten Moreelsestraat en/of Museumplein) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (onder meer inhoudende een geldbedrag van ongeveer EURO 150,- en/of een ID-kaart t.n.v. [slachtoffer]) en/of een rijbewijs t.n.v. [slachtoffer] en/of een OV-chipkaart en/of een ING bankpas t.n.v. [slachtoffer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- zijn/hun fiets(en) dwars over het fietspad (waarop voornoemde [slachtoffer] met zijn bromfiets reed) heeft/hebben geplaatst en/of de weg voor voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben versperd en/of
- de sleutel uit de bromfiets van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gehaald en/of
- voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik wil je doekoe hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- op voornoemde [slachtoffer] is/zijn afgelopen en/of voornoemde [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- ( toen voornoemde [slachtoffer] zijn portemonnee pakte) de portemonnee (met kracht en/of plotseling en/of onverhoeds) uit de hand(en) van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gerukt en/of getrokken en/of gegrist;
en/of
hij op of omstreeks 14 december 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op/aan de openbare weg (te weten Moreelsestraat en/of Museumplein) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (onder meer inhoudende een geldbedrag van ongeveer EURO 150,- en/of een ID-kaart t.n.v. [slachtoffer]) en/of een rijbewijs t.n.v. [slachtoffer] en/of een OV-chipkaart en/of een ING bankpas t.n.v. [slachtoffer]), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- zijn/hun fiets(en) dwars over het fietspad (waarop voornoemde [slachtoffer] met zijn bromfiets reed) heeft/hebben geplaatst en/of de weg voor voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben versperd en/of
- de sleutel uit de bromfiets van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gehaald en/of
- voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik wil je doekoe hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- op voornoemde [slachtoffer] is/zijn afgelopen en/of voornoemde [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- ( toen voornoemde [slachtoffer] zijn portemonnee pakte) (met kracht en/of plotseling en/of onverhoeds) de portemonnee uit de hand(en) van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gerukt en/of getrokken en/of gegrist;
2:
hij op of omstreeks 14 december 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten: - een luchtdrukwapen (gelijkend op een semi-automatisch vuurwapen) (merk WC401, kaliber 177BB cal (4,5 mm) 2005) en/of - een speelgoed-wapen (gelijkend op een semi-automatisch vuurwapen) (merk Hammerli FX, kaliber 6 mm BB energy, 0.5), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3:
(gevoegde zaak 13/741.202-14) hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Uithoorn op/aan de Zijdelweg, op of omstreeks 09.36 uur de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten Gemeente Uithoorn) letsel en/of schade was toegebracht;
4:
(gevoegde zaak 13/741.202-14) hij op of omstreeks 20 juli 2014 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto (merk Volkswagen Polo met kenteken [kentekennummer]), voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, terwijl sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 (te weten: 24 mei 2012) had plaatsgevonden, dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid en aanhef onder a, van de Wegenverkeerswet 1994, 150 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Zaak met parketnummer 13-684804-14 (gevoegd in eerste aanleg):1:
hij op of omstreeks 04 september 2014 te Amstelveen, in ieder geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, terwijl sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 (te weten: 5 juni 2013) had plaatsgevonden, dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid en aanhef onder a, van de Wegenverkeerswet 1994, 525 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Overwegingen betreffende het bewijs

Uit de stukken in het dossier en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is besproken leidt het hof het volgende af.
Zowel de aangever als de verdachte spreken over drie daders, waarvan de hoofddader een lange blanke jongen was met normaal tot dun postuur, gekleed in een korte zwarte jas en spijkerbroek. De andere twee daders waren kleiner en getint. De getuige [getuige 1] ziet na de overval ter hoogte van Albert Heijn op het Museumplein drie jongens die aan deze omschrijving voldoen. Hij achtervolgt ze op de scooter en weet de twee getinte jongens staande te houden, maar de lange blanke jongen splitst zich af en fietst weg. Een van de twee staande gehouden jongens is [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] verklaart dat hij bij de overval was en dat [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) de feitelijke uitvoerder was. Hij noemt ook [medeverdachte 2] als de derde dader. [medeverdachte 1] heeft zijn eigen betrokkenheid niet ontkend.
Het hof ziet geen aanleiding deze verklaring van [medeverdachte 1] die in grote lijnen overeen komt met de aangifte, in twijfel te trekken. Het enkele feit dat de verdachte een jas van het merk G-star droeg en [getuige 1] meent dat het een jas van het merk The North Face was, is daartoe onvoldoende. [getuige 1] heeft de verdachte kort gezien tijdens een nachtelijke achtervolging van drie personen waarvan ook tenminste [medeverdachte 1] naar eigen zeggen een zwarte jas droeg. Dat de verdachte geen hoge stem heeft – althans dat is het hof ter terechtzitting niet opgevallen – maakt de verklaring van [medeverdachte 1] evenmin onbetrouwbaar. Het is niet onmogelijk dat de stem van de verdachte hoger heeft geklonken door de spanning van het moment die zijn stem deed overslaan of wellicht heeft de verdachte zijn stem verdraaid om herkenning te voorkomen. De verdachte en zijn medeverdachten werkten immers bij [bedrijf] evenals het slachtoffer. Evenmin doet aan de verklaring van [medeverdachte 1] af dat hij de verdachte eerder heeft genoemd als betrokken bij een geringe hoeveelheid softdrugs terwijl de verdachte dit ontkende. Ook het feit dat de zuster van [medeverdachte 1] in whatsapp-berichten aan de verdachte heeft gezegd dat [medeverdachte 1] twee andere namen ([naam 1] en [naam 2]) heeft genoemd, doet niet af aan de betrouwbaarheid de verklaring [medeverdachte 1] bij de politie.
De verklaring van [medeverdachte 1] vindt voorts steun in hetgeen de verdachte zelf in eerste aanleg heeft verklaard. De verdachte heeft bij zijn verhoor van 16 december 2013 op de vordering inbewaringstelling bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, verklaard: “Ik wil alleen maar zeggen dat ik geen mes had en dat het idee niet van mij kwam. Verder beroep ik mij op mijn zwijgrecht.”
De verdachte heeft bij zijn verhoor op het ingestelde hoger beroep tegen de afgewezen vordering inbewaringstelling in raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2014 verklaard: “Het was niet mijn idee en er was geen mes.”
Het hof kan hieruit niet anders begrijpen dan dat de verdachte hier verklaart over de toedracht van de overval waarvan hij werd beschuldigd en zijn aandeel daarin. Het is onaannemelijk dat de verklaringen van de verdachte, afgelegd bij twee verschillende gelegenheden, tweemaal verkeerd zouden zijn geïnterpreteerd en/of in de daarvan opgemaakte processen-verbaal tweemaal verkeerd zouden zijn opgenomen. Ook hetgeen de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg over de hiervoor weergegeven verklaringen heeft gezegd, te weten “[medeverdachte 1] heeft verklaard dat ik zou hebben gezegd: ‘kom we gaan iemand overvallen’. Daarop heb ik gereageerd tijdens mijn verhoor bij de rechter-commissaris”, is alleen begrijpelijk in die context bezien.
Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld betreffen de beide verklaringen van de verdachte naar het oordeel van het hof geen achteraf verkregen daderkennis.
Op grond van het voorgaande concludeert et hof dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde overval. De verweren worden verworpen.
Dat betekent dat het hof de verklaring ter terechtzitting in hoger beroep van de vriendin van de verdachte, [getuige 2], die door de verdachte als getuige is meegebracht, terzijde stelt. [getuige 2] heeft verklaard dat zij met de verdachte in de nacht van 13 op 14 december 2013 met een groepje vrienden, onder wie [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], op het Museumplein te Amsterdam is geweest, dat zij de verdachte tussentijds niet weg heeft zien gaan en zij dat wel gemerkt zou hebben. Voorts heeft zij verklaard dat zij rond middernacht samen met de verdachte, als een van de eersten van het groepje, is weggegaan en met de verdachte naar zijn ouderlijk huis is gegaan. Weliswaar kan uit deze verklaring een soort alibi voor de verdachte worden afgeleid, overigens een alibi dat pas in hoger beroep door de verdediging naar voren is gebracht, maar het hof acht deze verklaring, gelet op het tijdsverloop tussen de bewuste nacht en de terechtzitting in hoger beroep waarop deze is afgelegd, daartoe niet voldoende.
Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat uit het enkele feit dat de medeverdachte [medeverdachte 2] op de dag na het incident bij zijn aanhouding in het huis van de verdachte een slotentrekker in zijn tas had, niet de conclusie kan worden getrokken dat deze gebruikt is bij het incident. Nu overig steunbewijs ontbreekt voor het gebruik van een mes/puntig voorwerp, zal het hof dit deel van de tenlastelegging niet bewezen verklaren.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 2 ten laste gelegde – kort samengevat – aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De conclusie uit het wapenrapport, dat beide voorwerpen een sprekende gelijkenis vertonen met een bestaand semiautomatisch vuurwapen, kan niet worden gestaafd, omdat er in het dossier geen afbeeldingen zijn bijgevoegd van de wapens waarop zij dan zouden gelijken.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De stelling van de raadsvrouw dat voor een bewezenverklaring van dit feit noodzakelijk is dat zich in het dossier afbeeldingen van de betrokken wapens bevinden, vindt geen steun in het recht. De processen-verbaal/wapenrapporten, op ambtseed opgemaakt door een taakaccenthouder Wet wapens en munitie, een opsporingsambtenaar gespecialiseerd op het gebied van wapens, vormen daartoe voldoende wettig en overtuigend bewijs.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-684804-14 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 13-684726-13:1:
hij op of omstreeks 14 december 2013 te Amsterdam, op de openbare weg, te weten Moreelsestraat, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, onder meer inhoudende een geldbedrag van ongeveer EURO 150,- en een ID-kaart t.n.v. [slachtoffer] en een rijbewijs t.n.v. [slachtoffer] en een OV-chipkaart en een ING bankpas t.n.v. [slachtoffer], toebehorende aan [slachtoffer] of [bedrijf], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders
- hun fietsen dwars over het fietspad waarop voornoemde [slachtoffer] met zijn bromfiets reed hebben geplaatst en de weg voor voornoemde [slachtoffer] hebben versperd en
- de sleutel uit de bromfiets van voornoemde [slachtoffer] hebben gehaald en
- voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden hebben toegevoegd: "Ik wil je doekoe hebben", en
- op voornoemde [slachtoffer] zijn afgelopen en
- toen voornoemde [slachtoffer] zijn portemonnee pakte de portemonnee plotseling uit de hand van voornoemde [slachtoffer] hebben getrokken;
2:
hij op 14 december 2013 te Amsterdam, wapens van categorie I onder 7°, te weten:
- een luchtdrukwapen, gelijkend op een semiautomatisch vuurwapen, merk WC401, kaliber 177BB cal 4,5 mm 2005, en
- een speelgoedwapen, gelijkend op een semiautomatisch vuurwapen, merk Hammerli FX, kaliber 6 mm BB energy, 0.5,
zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonden met vuurwapens, voorhanden heeft gehad;
Zaak met parketnummer 13-684804-14:1:
hij op 4 september 2014 te Amstelveen, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, terwijl sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002, te weten: 5 juni 2013, had plaatsgevonden, dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid en aanhef onder a, van de Wegenverkeerswet 1994, 525 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-684804-14 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 13-684804-14 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in de zaak met parketnummer 13-684804-14 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-684804-14 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-684804-14 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren met bijzondere voorwaarden, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-684804-14 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als hem in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan beroving op de openbare weg van een pizzakoerier. Dergelijke laffe straatroven dienen krachtig te worden bestreden, nu zij een zeer negatieve uitwerking hebben op het slachtoffer en in de maatschappij in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg brengen. De verdachte heeft uitsluitend gehandeld uit financieel gewin en geen enkele aandacht gehad voor de schrik die hij bij het slachtoffer teweeg heeft gebracht en het nadeel voor het pizzabedrijf. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 maart 2015 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in het nadeel van de verdachte. Sinds december 2013 zijn geen andere strafbare feiten gepleegd behoudens een overtreding op 24 april 2014 gevolgd door een strafbeschikking en het hierboven bewezen verklaarde feit van 4 september 2014. Het hof zal daarom bij de strafoplegging rekening houden met de huidige situatie van de verdachte: zijn scholing en werk. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de verdachte zijn opleiding, die loopt tot medio 2016 heeft voortgezet en zijn stageplaats heeft behouden. Hernieuwde detentie is onder die omstandigheden niet langer op zijn plaats. Evenmin ziet het hof thans de noodzaak tot het opleggen van bijzondere voorwaarden.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 142,80. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep enkele stukken overgelegd die zouden moeten aantonen dat een deel van het loon van de verdachte door de gezamenlijke werkgever is ingehouden in verband met het hem ten laste gelegde feit. Het is het hof echter niet duidelijk of dit geld is aangewend ter vergoeding van de schade die de benadeelde partij heeft geleden of anderszins (schade die [bedrijf] heeft geleden). Het is aan de verdachte om hierover in de executiefase duidelijkheid te verschaffen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 3 en 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-684804-14 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-684804-14 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-684804-14 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 142,80 (honderdtweeënveertig euro en tachtig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-684726-13 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 142,80 (honderdtweeënveertig euro en tachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. H.W.J. de Groot en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 april 2015.
mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[......]