Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[APPELLANTE SUB 1],
[APPELLANTE SUB 2],
[APPELLANT SUB 3],
[APPELLANT SUB 4],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een vordering tot herroeping van een eerder arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gewezen op 30 augustus 2011, waarin Noord-Invest B.V. als appellante optrad tegen een aantal huurders, hier aangeduid als [appellanten]. De [appellanten] hebben Noord-Invest gedagvaard met het verzoek om herroeping van het arrest, omdat zij van mening zijn dat Noord-Invest hen onjuist heeft voorgelicht over hun recht op stadsvernieuwingsurgentie. De vordering tot herroeping is door het hof beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering tot herroeping niet tijdig is ingediend, aangezien de [appellanten] niet binnen de gestelde termijn van drie maanden na bekendwording van de gronden voor herroeping hebben gehandeld. Het hof heeft ook geoordeeld dat de stelling van de [appellanten] dat Noord-Invest hen in strijd met de waarheid heeft voorgelicht, niet voldoende is onderbouwd. De vordering tot herroeping is dan ook afgewezen, en de [appellanten] zijn veroordeeld in de proceskosten van het principale geding. Daarnaast heeft Noord-Invest een incidentele vordering ingesteld om haar te ontheffen van de verplichting om een bijdrage in de verhuis- en inrichtingskosten te betalen, maar ook deze vordering is afgewezen. Het hof heeft de kosten van het incidentele geding op nihil begroot, aangezien de [appellanten] niet afzonderlijk hebben geantwoord op deze vordering.