In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, zijn incidentele vorderingen tot overlegging van stukken aan de orde. De appellante, Qide International Trade Co. Ltd, gevestigd in Hong Kong, heeft in het kader van een civiele procedure verzocht om toegang tot bepaalde documenten van haar voormalige zakenpartners, aangeduid als [X] c.s. Dit verzoek is gedaan op basis van de artikelen 22, 162 en 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Qide stelt dat zij deze documenten nodig heeft om haar vordering in de hoofdzaak te onderbouwen, aangezien zij vermoedt dat er sprake is van verzwegen betalingsonmacht door [X] c.s.
Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 16 september 2014 al een eerste oordeel gegeven over de procedure. In het incident heeft Qide specifiek verzocht om afschriften van bankafschriften, correspondentie met de Rabobank, e-mails, en andere relevante documenten die betrekking hebben op de financiële situatie van de Groothandel en de Holding van [X] c.s. De appellante heeft betoogd dat [X] c.s. als bestuurders van de Groothandel op de hoogte waren van de alarmerende financiële situatie en dat zij selectieve betalingen hebben gedaan, waardoor Qide niet is betaald.
Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn dat [X] c.s. over meer of andere bescheiden beschikken dan die welke reeds zijn overgelegd. Daarom zijn de incidentele vorderingen van Qide afgewezen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door Qide, met aanhouding van verdere beslissingen.