ECLI:NL:GHAMS:2015:1718

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
7 mei 2015
Zaaknummer
200.137.535/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake onderzoek naar beleid en gang van zaken van Leaderland TTM B.V. en aanverwante vennootschappen

In deze beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 28 april 2015, wordt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de besloten vennootschappen Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V. bevolen. Dit onderzoek is ingesteld op verzoek van een belanghebbende, die zich zorgen maakt over de gang van zaken binnen deze vennootschappen. De Ondernemingskamer heeft eerder op 18 maart 2014 al een onderzoek bevolen en heeft sindsdien verschillende beschikkingen gedaan met betrekking tot de gang van zaken en de bestuurders van de vennootschappen. In deze beschikking wordt het verslag van het onderzoek ter griffie neergelegd en ter inzage gelegd voor belanghebbenden. De Ondernemingskamer heeft ook de mogelijkheid voor belanghebbenden om zich uit te laten over het verslag en de bevindingen van de onderzoekers. De beschikking benadrukt dat het verslag niet verder verspreid kan worden zonder toestemming van de Ondernemingskamer. De Ondernemingskamer heeft de betrokken partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten te delen en heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.137.535/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 28 april 2015
inzake:
[verzoeker],
wonende te Amsterdam,
VERZOEKER,
advocaten:
mrs. F.M. Peters en M.D. Hazenberg, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM I B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM II B.V.,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM III B.V.,
allen gevestigd te Hilversum,
VERWEERSTERS,
advocaten: voorheen
mrs. E.M. Soerjatinen
M.C. Leijten, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

1.[belanghebbende sub 1],

wonend te Poesjkin, Russisiche Federatie,
2.
[belanghebbende sub 2],
wonende te Sint Petersburg, Russische Federatie,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mrs. I.S. Oosterhoff en R.J.T. Kamstra,kantoorhoudende te Amsterdam,

3.[belanghebbende sub 3],

wonende te Sint Pietersburg, Russische Federatie,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mrs. J.A. Meijer en K. ter Hart, kantoorhoudende te Den Haag.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen en andere personen zullen hierna als volgt worden aangeduid:
  • verzoeker als [verzoeker];
  • verweersters 1 tot en met 4 ieder afzonderlijk als respectievelijk Leaderland TTM, Leaderland I, Leaderland II en Leaderland III en gezamenlijk als Leaderland c.s.;
  • belanghebbende 1 als [belanghebbende sub 1] ;
  • belanghebbende 2 als [belanghebbende sub 2];
  • belanghebbende 3 als [belanghebbende sub 3].
1.2
Voor het eerdere verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 18 maart 2014, 11 juli 2014, 24 juli 2014, 5 december 2014, 15 december 2014, 3 februari 2015.
1.3
Bij haar beschikking van 18 maart 2014 heeft de Ondernemingskamer onder andere:
- een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Leaderland c.s. over de periode vanaf 1 oktober 2012;
- Mr. F.D. Stibbe te Amsterdam en drs. N. van der Noll te Oosthuizen benoemd tot onderzoekers;
- het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 80.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
- bepaald dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Leaderland c.s., en dat zij voor de betaling daarvan ten genoege van de onderzoekers voor de aanvang van hun werkzaamheden zekerheid dienen te stellen;
- bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding [belanghebbende sub 2] geschorst als bestuurder van Leaderland c.s.;
- bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding drs. B. Van Haaren (hierna aan te duiden als Van Haaren), benoemd tot bestuurder van Leaderland c.s. en bepaald dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is Leaderland c.s. te vertegenwoordigen;
- bepaald dat het salaris en de kosten van deze bestuurder ten laste komen van Leaderland c.s. en dat Leaderland c.s. voor de betaling daarvan ten genoege van de bestuurder zekerheid dienen te stellen vóór de aanvang van diens werkzaamheden;
- bepaald vooralsnog voor de duur van het geding dat de aandelen die [belanghebbende sub 1], [belanghebbende sub 3] en [verzoeker] houden in Leaderland c.s. met ingang van 18 maart 2014 ten titel van beheer zijn overgedragen aan mr. E. Hammerstein (hierna aan te duiden als Hammerstein);
- bepaald dat het salaris en de kosten van deze beheerder van aandelen ten laste komen van Leaderland c.s. en dat Leaderland c.s. voor de betaling daarvan ten genoege van de beheerder zekerheid dienen te stellen vóór de aanvang van diens werkzaamheden.
1.4
Bij haar beschikking van 11 juli 2014 heeft de Ondernemingskamer op verzoek van Leaderland c.s. onder meer [belanghebbende sub 1] bevolen om binnen een week na betekening van de beschikking de volledige administratie (als bedoeld in art. 2:10 BW) van Leaderland c.s. vanaf 1 januari 2012 te doen toekomen aan Van Haaren op een door Van Haaren te bepalen wijze en plaats op straffe van een dwangsom van € 10.000 per dag met een maximum van € 10.000.000. Voorts heeft zij bij die beschikking verzoeken van [verzoeker], [belanghebbende sub 3] en [belanghebbende sub 1] afgewezen en de beslissing op verzoeken van Van Haaren en Hammerstein tot ontheffing uit de functies van bestuurder respectievelijk beheerder aangehouden.
1.5
Bij haar beschikking van 24 juli 2014 heeft de Ondernemingskamer een hier verder niet ter zake doende kennelijke fout in de zin van artikel 31 Rv in haar beschikking van 11 juli 2014 verbeterd.
1.6
Bij haar beschikking van 5 december 2014 heeft de Ondernemingskamer – voor zover hier van belang:
- zich ten aanzien van het verzoek van Leaderland c.s. om de hoogte van de door [belanghebbende sub 1] aan Leaderland verbeurde dwangsommen definitief vast te stellen op € 890.000, subsidiair op andere in het verzoekschrift aangeduide bedragen, onbevoegd verklaard;
- het verzoek van [belanghebbende sub 1] om Van Haaren te ontslaan, subsidiair te schorsen en meer subsidiair Van Haaren de in het verzoekschrift aangeduide opdrachten te geven, afgewezen; en
- het zelfstandig tegenverzoek van [belanghebbende sub 1] tot opheffing dan wel vermindering van dwangsommen afgewezen en zich onbevoegd verklaard voor zover hij verzocht vast te stellen dat hij aan de hoofdvordering heeft voldaan dan wel dat geen dwangsommen zijn verbeurd.
1.7
Bij haar beschikking van 15 december 2014 heeft de Ondernemingskamer Van Haaren ontheven uit de functie van bestuurder van Leaderland c.s. en Hammerstein, die bereid was voor beperkte tijd als bestuurder op te treden, aangewezen als bestuurder van Leaderland c.s. Voorts heeft de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld om voorstellen te doen voor een volgende bestuurder.
1.8
Bij beschikking van 3 februari 2015 heeft de Ondernemingskamer Hammerstein ontheven uit zijn functie van bestuurder en mr. W.G. van Hassel (hierna aan te duiden als Van Hassel) aangewezen als bestuurder van Leaderland c.s. In deze beschikking heeft de Ondernemingskamer voorts bepaald dat de aanwijzing van de bestuurder van kracht wordt vanaf het tijdstip dat naar het oordeel van Van Hassel voldoende financiële zekerheid voor zijn salaris en kosten is gesteld, het een en ander zoals overwogen in rechtsoverweging 2.2 van de beschikking. Bij emailbericht van 11 februari 2015 heeft Van Hassel bericht dat een bedrag van € 36.300 op zijn bankrekening is bijgeschreven en dat zijn benoeming tot bestuurder op 11 februari 2015 is ingegaan.
1.9
[belanghebbende sub 3] heeft bij op 24 maart 2015 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties aan de Ondernemingskamer verzocht om - zakelijk weergegeven - bij beschikking, de onderzoekers Stibbe en Van der Noll wegens belangenverstrengeling met onmiddellijke ingang uit hun functie te ontheffen en nieuwe onderzoekers te benoemen die het onderzoek geheel opnieuw doen. De Ondernemingskamer heeft de behandeling van dit verzoek bepaald op 2 juli 2015.
1.1
Bij brief van 20 april 2015, ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer op 21 april 2015, hebben de onderzoekers het verslag van het in 1.3 bedoelde onderzoek aan de Ondernemingskamer doen toekomen. De griffier heeft het verslag met bijlagen heden ter griffie van de Ondernemingskamer neergelegd.
1.11
Mr. C. Jager, die eerder in deze zaak namens [belanghebbende sub 1] is opgetreden, heeft – de Ondernemingskamer begrijpt: wederom namens [belanghebbende sub 1] – bij email van 22 april 2015 aan de Ondernemingskamer verzocht “het rapport niet eerder vrij te geven dan nadat een beslissing op voornoemd verzoek is genomen.” Mr. Peters heeft hierop bij emailbericht van 23 april 2015 gereageerd.

2.De gronden van de beslissing

2.1
De Ondernemingskamer heeft kennis genomen van het verslag van het onderzoek en de bijlagen. Lettend op de inhoud daarvan en op de overigens in deze zaak betrokken belangen, acht de Ondernemingskamer termen aanwezig om op de voet van artikel 2:353 lid 2 BW te bepalen dat het verslag met de bijlagen ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
2.2
De Ondernemingskamer merkt nog op dat voormeld verzoek van [belanghebbende sub 3] van 24 maart 2015 niet aan de thans te nemen beslissing kan afdoen. De onderzoekers hebben hun verslag uitgebracht en de griffier heeft dat verslag overeenkomstig het bepaalde in artikel 2:353 lid 1 BW ter griffie van de Ondernemingskamer neergelegd. De Ondernemingskamer leest in het verzoekschrift van [belanghebbende sub 3] niet het verzoek om het verslag niet ter griffie neer te leggen. Voor zover dat verzoek daarin wel zou moeten worden gelezen en/of dat verzoek in voormelde email van mr Jager is bevestigd of herhaald, is dat verzoek niet voor toewijzing vatbaar, aangezien het ter griffie neerleggen een wettelijke verplichting vormt die niet ter discretionaire bevoegdheid van de griffier staat. Bovendien heeft [belanghebbende sub 3] bij dat verzoek geen belang nu het verslag thans slechts aan diegenen wordt verstrekt aan wie de wet dat voorschrijft – en aan wie ook het conceptverslag is toegezonden, terwijl het verslag voor het overige slechts ter inzage ligt voor belanghebbenden. Dit betekent, dat het verslag niet verder wordt verspreid zonder nadere beslissing van de Ondernemingskamer dan wel de voorzitter van de Ondernemingskamer ten aanzien van een verzoek tot inzage van het verslag op de voet van artikel 2:353 lid 2 BW respectievelijk een verzoek tot machtiging op de voet van artikel 2:353 lid 3 BW, ten aanzien waarvan (onder anderen) [belanghebbende sub 3] zich bij de beoordeling van een dergelijk verzoek nog zal kunnen uitlaten.
2.3
Het verzoekschrift van [belanghebbende sub 3] zal, zoals hiervoor opgemerkt, worden behandeld op 2 juli 2015. Voor het geval [belanghebbende sub 3] zijn daarin vervatte verzoeken wenst te handhaven, zal hij in de gelegenheid zijn zich erover uit te laten welk belang hij daarbij, gelet op deze beschikking, nog heeft.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
bepaalt dat het verslag met de bijlagen van het bij beschikking van 18 maart 2014 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V., alle gevestigd te Hilversum, ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden;
stelt [belanghebbende sub 3] in de gelegenheid zich uit te laten als hiervoor onder 2.3 overwogen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Ingelse, voorzitter, mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar en mr. M.M.M. Tillema, raadsheren, en, drs. P.R. Baart en H. de Munnik, raden, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Meerdink-Schenau, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 28 april 2015.