ECLI:NL:GHAMS:2015:1596

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
200.140.127/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betaling van declaraties door Probaat Accountants & Adviseurs B.V.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de besloten vennootschap Probaat Accountants & Adviseurs B.V. De zaak betreft een vordering tot betaling van twee declaraties die Probaat heeft ingediend bij Deep Skincare. De appellant betwist de vordering en heeft in eerdere correspondentie aangegeven dat hij de verschuldigdheid van de facturen betwist, maar in een brief van 9 februari 2013 erkent hij de verschuldigdheid van een deel van de vordering. Het hof heeft in een tussenarrest van 20 januari 2015 reeds een deel van de vordering afgewezen en heeft de appellant in de gelegenheid gesteld om te reageren op door Probaat overgelegde stukken. In het arrest van 28 april 2015 heeft het hof geoordeeld dat de appellant een bedrag van € 2.183,65 aan Probaat moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 september 2012. Tevens is de appellant veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. Het hof heeft de vordering van Probaat tot betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten deels afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat deze kosten redelijk waren. Het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd voor zover deze tussen Probaat en de appellant was gewezen en heeft in zoverre opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.140.127/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 1418472 CV EXPL 13-6704
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 april 2015
inzake
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. R. Gijsen te Maastricht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROBAAT ACCOUNTANTS & ADVISEURS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.A. van Dokkum te ‘s-Gravenhage.

1.Het verdere geding in hoger beroep

Partijen worden hierna weer [appellant] en Probaat genoemd.
Op 20 januari 2015 is in deze zaak een tussenarrest gewezen, waarnaar het hof verwijst.
[appellant] heeft daarna een akte genomen en een productie overgelegd.
Vervolgens is arrest bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
[appellant] heeft in de
grieven 5 en 6het bestaan van een overeenkomst van
opdracht en de door Probaat gestelde werkzaamheden bestreden, en de ontvangst van de door of namens Probaat verstuurde facturen, sommaties en incassobrieven betwist. Omdat Probaat niet eerder dan bij haar memorie van antwoord de aan haar vorderingen ten grondslag liggende overeenkomst van opdracht d.d. 12 september 2011 heeft overgelegd alsmede een - volgens Probaat - door [appellant] ondertekende volmacht d.d. 19 september 2011 (beide productie 1) en een brief d.d. 9 februari 2013 (productie 2), heeft het hof [appellant] bij tussenarrest in de gelegenheid gesteld op deze stukken te reageren. [appellant] heeft een akte als hiervoor bedoeld genomen. Het hof overweegt als volgt.
2.2.
De vordering van Probaat ziet op betaling van twee declaraties die zijn gericht
aan Deep Skincare van 30 november 2010 en 17 maart 2011 met declaratie-/factuurnummers 201030803 en 201130078 ten bedrage van € 1.711,22 respectievelijk € 472,43, in totaal € 2.183,65. Op 27 augustus 2012 heeft Probaat aan Deep Skincare een aanmaning gestuurd.
2.3.
Bij brief van 13 september 2012 heeft de incassogemachtigde van Probaat Deep
Skincare, [X] en [appellant] onder vermelding van dossiernummer D09123771 gemaand tot betaling van voornoemde declaraties. De hoofdsom is in die brief gespecificeerd. Factuurnummer 201030803 is als volgt omschreven:
“Jaarwerkzaamheden 2009 Orde scheppen in de chaos alvorens te kunnen starten met inboeken, bijwerken van de administratie, opstart samenstellen jaarrapport”en factuurnummer 201130078 als volgt:
“Jaarwerkzaamheden 2009 Afrondende werkzaamheden samenstellen jaarrapport, verzorgen aangifte inkomstenbelasting
Jaarwerkzaamheden 2010 Voorbereidende werkzaamheden administratie, t verzorgen aangifte omzetbelasting tot en met november”.
2.4.
Bij brieven van 24 september 2012, 18 oktober 2012, 22 oktober 2012 en
21 november 2012 heeft de incassogemachtigde van Probaat Deep Skincare, althans [X] en [appellant] gesommeerd tot betaling van voornoemde declaraties onder dossiernummer D09123771. Daarbij zijn Deep Skincare, [X] en [appellant] tevens in gebreke gesteld en is (onder meer) vermeld dat Probaat aanspraak maakt op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.
2.5.
Bij brief van 9 februari 2013 (productie 2 memorie van antwoord) heeft
[appellant] het volgende aan de incassogemachtigde van Probaat geschreven:
“Naar aanleiding van uw herhaaldelijk schrijven over de door mij in hoge mate betwiste schulden, doe ik u hierbij een betalingsvoorstel voor dossier D09123771. Voor wat betreft dossier D09123776 ben ik van mening dat hiervan geen sprake van kan zijn gezien de onduidelijkheid omtrent het ontstaan van deze schuld.
Ik geef u hierbij inzage in mijn schuldenlast en mijn huidig inkomen. In de tabel en het salarisoverzicht is de financiële ruimte voor het oplossen van mijn totale schuldenlast duidelijk aangegeven. Tevens heb ik hier een per schuldeiser aangegeven wat mijn voorstel voor een betalingsregeling is.
Ik bied u een aflossing aan van € 10,00 voor dossier D09123771. De betaling hiervan zal dan eind maart 2013 van kracht worden. Mocht er tussentijds een wijziging komen in mijn financiële aflos mogelijkheid (bv. door verlaging van de woonlasten), dan zal ik het aflosbedrag per schuldeiser naar rato aanpassen. Dat geldt ook voor het feit dat ik bij een van de schuldeisende partijen gekomen ben tot een totale aflossing.
Ik ben me ervan bewust dat het op deze wijze een langdurige zaak zal worden, maar ik heb deze weg gekozen naar aanleiding van een advies van de afdeling schuldhulpverlening te Zevenaar. Zodra de totale schuld door de rechter is bepaald bij de boedelscheiding, en daardoor dus exact duidelijk is voor welke schulden ik nog aansprakelijk ben, zal ik weer in contact treden met de afdeling schuldhulpverlening te Zevenaar teneinde te komen tot een minnelijke schikking met alle schuldeisers.
Uiteraard staat het u vrij mijn aanbod af te wijzen, maar zoals u dan wellicht tot de ontdekking kunt komen, kan het zo zijn dat er door een van de andere schuldeisende partijen beslag is gelegd op mijn inkomen, waardoor er voor u geen enkele aflosruimte meer beschikbaar zal zijn. Ook is uit de tabel af te leiden dat er nog met de belastingdienst geen regeling is getroffen. Hiermee ben ik nog in onderhandeling om ook hier te komen tot een minnelijke schikking.
Ik verzoek u daarom een aanbod zeer serieus te bestuderen en te overleggen met uw opdrachtgever of u hiermee akkoord kunt gaan.
Verder wil ik u er op wijzen dat mijn ex-partner ook hoofdelijk aansprakelijk dient te worden gesteld voor deze schulden en tot op heden niet lijkt te zijn aangesproken op haar verantwoordelijkheid in deze.
Ik heb vastgesteld dat mijn ex-partner woont aan (..). Ik stel voor dat u zich daar ook vervoegd om haar op haar aansprakelijkheid te wijzen en dus ook te komen tot een aflosregeling!”
2.6.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de inhoud van de brief van [appellant] van
9 februari 2013 dat [appellant] de verschuldigdheid van de in het geding zijnde facturen onder dossiernummer D09123771 erkent. [appellant] betwist daarin de vordering onder dit dossiernummer immers niet, waar hij dat wel doet ten aanzien van een andere vordering van Probaat (met dossiernummer D09123776), met vermelding van de reden daarvoor, namelijk dat onduidelijkheid bestaat omtrent het ontstaan van deze schuld. [appellant] doet in zijn brief (zelfs) een voorstel voor een betalingsregeling, dat hij heeft onderbouwd met stukken die inzage moeten geven in zijn schuldenlast en inkomen. Bovendien vermeldt [appellant] dat ook zijn ex-partner ([X]) verantwoordelijk en aansprakelijk is voor de betaling van de vordering van Probaat. Op grond van al het vorenstaande is de verschuldigdheid van de vordering terzake de hoofdsom van € 2.183,65 voldoende komen vast te staan. Gelet op deze uitkomst behoeft het verweer van [appellant] dat hij de als productie I bij de memorie van antwoord overgelegde opdrachtbevestiging en volmacht niet heeft ontvangen en evenmin heeft ondertekend, geen bespreking.
2.7.
Over de hoofdsom heeft Probaat de wettelijke rente gevorderd. Tegen de
gevorderde wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding heeft [appellant] niets anders aangevoerd dan dat deze dient te worden afgewezen omdat de hoofdsom moet worden afgewezen. Gezien de uitkomst ter zake van de hoofdsom, faalt dit betoog. Tegen de meegevorderde wettelijke rente die is berekend vanaf de vervaldata van de onderscheiden declaraties tot en met 13 februari 2013 (€ 387,52) heeft [appellant] in
grief 5gesteld dat hij de declaraties, de aanmaning en de incassobrieven als in 2.2 tot en met 2.4 genoemd, niet heeft ontvangen. In zijn akte (punt 4) erkent [appellant] evenwel dat hij de incassobrief van 24 september 2012 heeft ontvangen. Bij gebreke van stukken waaruit blijkt dat [appellant] voornoemde brieven behoudens die van 24 september 2012 daadwerkelijk heeft ontvangen, moet het hof ervan uitgaan dat [appellant] alleen laatstgenoemde brief heeft ontvangen. Dit betekent dat [appellant] wettelijke rente verschuldigd is vanaf 29 september 2012, de in de brief van 24 september 2012 genoemde dag dat moest zijn betaald. Het hof zal de meegevorderde rente ad € 387,52 zoals door de kantonrechter toegewezen derhalve afwijzen.
2.8.
Op dezelfde grond heeft [appellant] in
grief 5de toewijzing van de
buitengerechtelijke incassokosten ad € 327,55 bestreden. Nu slechts vast staat dat [appellant] één incassobrief heeft ontvangen, is onvoldoende gebleken dat de gevorderde kosten redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt. Dit betekent dat deze kosten alsnog zullen worden afgewezen. De grief slaagt derhalve ook in zoverre.
Grief 6tenslotte mist naast de overige grieven die reeds zijn besproken zelfstandige betekenis en treft geen doel.
2.9.
De slotsom is dat grief 5 deels slaagt en de overige grieven falen. Aan het
bewijsaanbod van Probaat wordt voorbij gegaan omdat geen bewijs is aangeboden van concrete feiten of omstandigheden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden. Een en ander leidt tot de navolgende beslissing. [appellant] zal als de grotendeels in de ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van de eerste aanleg en die van het hoger beroep, op de wijze zoals hierna in het dictum zal worden vermeld.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover tussen Probaat en [appellant] gewezen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] tot betaling aan Probaat van een bedrag van € 2.183,65, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 september 2012 tot de voldoening en met dien verstande dat de verplichting tot betaling van een en ander vervalt indien en voorzover de bedoelde bedragen reeds door de medegedaagde in eerste aanleg M.F.A [X] aan Probaat zijn voldaan;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de eerste aanleg, tot op deze uitspraak aan de zijde van Probaat begroot op € 646,94 aan verschotten en € 175,00 aan salaris voor de gemachtigde, met dien verstande dat de verplichting tot betaling van die kosten vervalt indien en voorzover die kosten reeds door de medegedaagde in eerste aanleg M.F.A. [X] aan Probaat zijn voldaan;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van Probaat begroot op € 683,00 aan verschotten en op € 948,00 aan salaris voor de advocaat;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, E.M. Polak en A. Bockwinkel en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 april 2015.