Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
GEMEENTE VELSEN,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
- een dergelijke vergunning met toepassing van de vrijstelling maximaal 5 jaar kan worden verleend;
“Geen recht op vervangende
“NIET MEE EENS !”bij geschreven.
“bedrijfsopslag, opslag van materialen ten behoeve van openbare werken (gemeentewerf)”is bestemd, een en ander overeenkomstig artikel 7:274 lid 1 sub e BW. Voor zover nodig heeft de Gemeente de overeenkomst ook per die datum opgezegd.
3.Beoordeling
eerste griefbestrijdt [appellant] het oordeel van de voorzieningenrechter dat
tweede griefbestrijdt [appellant] het oordeel van de voorzieningenrechter dat
oor het gebruik van het verplaatsbare toilet, water en elektra” een vergoeding van € 300,00 per maand aan de Gemeente zal voldoen. In haar memorie van antwoord heeft de Gemeente gesteld dat het verplaatsbare toilet € 115,00 per maand kost. Uitgaande van dat bedrag, betaalt [appellant] € 185,00 per maand voor het gebruik van water en elektriciteit. Volgens de Gemeente zijn de kosten voor de aansluiting van water en elektriciteit (ad € 3.345,50) alsmede de kosten voor het plaatsen van een tijdelijke aggregaat (ad € 2.018,64) in dit bedrag verdisconteerd en heeft de Gemeente bovendien voor het plaatsen van de woonwagen ruim € 8.000,00 betaald.
“op haar kosten”een woonwagen op het perceel heeft geplaatst. Ten aanzien van de aansluitingskosten overweegt het hof dat in artikel 5 lid 3 van de overeenkomst is bepaald dat de Gemeente zorg draagt voor de aan- en afsluiting van water en elektriciteit. Gelet hierop, valt niet in te zien dat de aansluitingskosten deel uitmaken van de overeengekomen maandelijkse vergoeding. Het hof gaat er derhalve van uit dat het bedrag van de € 300,00 per maand alleen ziet op de kosten voor het gebruik van het verplaatsbare toilet (€ 115,00 per maand) en het gebruik van water en elektriciteit (€ 185,00 per maand). Bij gebreke van een (nadere) toelichting van de Gemeente ten aanzien van de hoogte van de daadwerkelijke gebruikskosten van [appellant], acht het hof de vergoeding voor het gebruik van water en elektriciteit zodanig hoog dat moet worden aangenomen dat daarin een huurcomponent begrepen is. Dit betekent dat bedoelde vergoeding ook als een tegenprestatie in de zin van artikel 7:201 BW moet worden aangemerkt en dat er in het kader van dit kortgeding vooralsnog vanuit moet worden gegaan dat sprake is van een huurovereenkomst. Grief 2 slaagt derhalve.