Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
mr. J.P. van den Brinkte Amsterdam,
mr. S.J. Cammelbeeckte Rotterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep in een kort geding tussen de besloten vennootschap TMG Landelijke Media B.V. (hierna: De Telegraaf) en de Stichting Nederlandse Publieke Omroep (hierna: NPO). De Telegraaf is in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de voorzieningenrechter. Het hof heeft eerder op 20 mei 2014 een tussenarrest gewezen, waarin werd geoordeeld dat de door NPO gevorderde voorzieningen op auteursrechtelijke grondslag niet voor toewijzing in aanmerking komen. Partijen hebben vervolgens akten na tussenarrest ingediend, waarin zij hun standpunten verder toelichten.
In het vervolg van de procedure heeft de rechtbank Amsterdam op 4 juni 2014 een eindvonnis gewezen in de bodemprocedure die door NPO tegen De Telegraaf was aangespannen. Dit vonnis heeft invloed op de beoordeling van de vorderingen in het kort geding. Het hof oordeelt dat de voorzieningenrechter zijn beslissing in beginsel moet afstemmen op het oordeel van de bodemrechter. NPO heeft in een latere akte een nieuwe grondslag voor haar vorderingen aangevoerd, maar het hof acht dit beroep tardief.
Uiteindelijk komt het hof tot de conclusie dat de vorderingen van NPO in het kort geding geheel moeten worden afgewezen. NPO wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. De kosten worden begroot op basis van de werkelijke kosten zoals door De Telegraaf opgegeven. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.