Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
STICHTING TEXELS MUSEUM,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grieven 1 en 2op. [appellant] heeft in hoger beroep (alsnog) een door [X] en [Y] ondertekende
“Overeenkomst van lastgeving ex art 7:414 BW”d.d. 26 augustus 2014 overgelegd, waarin [X] en [Y] [appellant] opdracht geven zich jegens hen als lastgevers te verbinden in eigen naam en voor rekening van de lastgevers, betaling te vorderen van STM van al hetgeen zij uit hoofde van de koopovereenkomsten aan lastgevers verschuldigd is. Dat [appellant] op grond daarvan bevoegd is de onderhavige vorderingen in te stellen is door [X] en [Y] in hoger beroep niet betwist. Het hof gaat er gezien het vorenstaande van uit dat [appellant] bevoegd is de onderhavige vorderingen in te stellen. De grieven 1 en 2 slagen. Gelet op deze uitkomst behoeft
grief 3tegen het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van cessie, geen bespreking. Het hof komt derhalve toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil.
“jij [[appellant], hof] betrokken bent geweest bij de onderhandelingen, als zaakwaarnemer/deskundige van de familie Bakker versus de Gemeente [gemeente], inzake de aan-/verkoop van het pand [adres] te [plaats] op [gemeente]”, maar daaruit blijkt bedoelde wetenschap van STM niet. Daar komt nog bij dat deze verklaring alleen ziet op de woning van [X], en niet (tevens) op de woning van [Y] [appellant] heeft voorts ter onderbouwing van zijn standpunt, voor zover van belang, de volgende verklaring van [F], voormalig ambtenaar van de Gemeente Texel (hierna: [F]), overgelegd:
“De gemeente heeft voor de stichting Texels Museum een contract gemaakt. Hierbij was overeengekomen dat de heer [appellant] voor zijn bewezen diensten een vergoeding zou krijgen. Hierover is met de stichting Texels Museum een geschil ontstaan. Zij willen niet betalen, hetgeen mij overigens vreemd voorkomt.”Nu STM de juistheid van deze verklaring ter comparitie in eerste aanleg heeft betwist en heeft verklaard dat een andere bij de (ver)koop betrokken ambtenaar van de gemeente Texel, [G], de verklaring van [F] niet onderschrijft, kan ook op grond van de verklaring van [F] niet worden aangenomen dat de kosten van [appellant] voor rekening van STM dienen te komen. Omdat [appellant] in hoger beroep geen bewijs van zijn stellingen heeft aangeboden, zullen de door hem voor [X] en [Y] ingestelde vorderingen worden afgewezen.
grief 4faalt derhalve.