ECLI:NL:GHAMS:2015:1394

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2015
Publicatiedatum
16 april 2015
Zaaknummer
200.136.731-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon voor het niet tijdig aanvragen van verzekeringsdekking

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van ABN Amro als assurantietussenpersoon jegens Added-TTC B.V. De rechtbank had eerder geoordeeld dat ABN Amro tekortgeschoten was in haar zorgplicht door niet tijdig (voorlopige) dekking aan te vragen voor Added, waardoor een schadeclaim van een Noorse klant niet verzekerd was. Added had in hoger beroep de vernietiging van het vonnis van de rechtbank gevraagd en verzocht om ABN Amro te veroordelen tot betaling van € 80.434,49, met rente en proceskosten. Het hof heeft vastgesteld dat de feiten zoals door de rechtbank vastgesteld, niet in geschil zijn. Het hof oordeelt dat ABN Amro niet de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon mag worden verwacht. Het hof concludeert dat ABN Amro zich onvoldoende heeft ingespannen om tijdig verzekeringsdekking tot stand te brengen, wat heeft geleid tot de schade die Added heeft geleden. De zaak is aangehouden voor schade-expertise om de omvang van de schade vast te stellen en om te bepalen of Added contractueel aansprakelijk is voor de schade die door de Noorse klant is geclaimd. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.136.731/01
zaak- / rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/534515 / HA ZA 13-101
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 april 2015
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidADDED-TTC B.V.,
gevestigd te Oosterhout,
appellante,
advocaat: mr. M.M. Hoving te Leiden,
tegen:
de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.H. Kramer te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Added en ABN Amro genoemd.
Added is bij dagvaarding van 25 oktober 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 september 2013, onder het hierboven genoemde zaak-/rolnummer gewezen tussen haar als eiseres en ABN Amro als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens houdende een wijziging van eis, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 29 september 2014 doen bepleiten, door hun hiervoor genoemde advocaten, beiden aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Added heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest ABN Amro zal veroordelen tot betaling van € 80.434,49, met rente en ABN Amro zal veroordelen in de proceskosten, met nakosten en rente.
ABN Amro heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van Added in de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.7 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat het hof daarvan als vaststaand zal uitgaan.
2.2
Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.3
Added exploiteert een garagebedrijf en bouwt voornamelijk hydraulische installaties voor vrachtwagens. [A] is bestuurder van Added. Hij is dat ook van Eurolook B.V. (hierna Eurolook), een bedrijf dat al langer bestaat dan Added.
2.4
Tussen [A] en een vertegenwoordiger van ABN Amro heeft op 8 juli 2011 een bespreking plaatsgevonden. ABN Amro trad daarbij op in haar hoedanigheid van assurantietussenpersoon. De bespreking had betrekking op de verzekeringen voor Added en Eurolook.
2.5
Het van de bespreking van 8 juli 2011 gemaakte gespreksverslag van 12 juli 2011 luidt voor zover van belang als volgt:
“Added-TTC gaat van start op 1-09-2011. Opbouw montage, technische systemen in de transportsector, kranen vrachtwagens. Dus t.z.t. advies montage en garageverzekering.
(…)
Samenvatting van alle nieuwe en openstaande actiepunten
(…)
Added-TTC B.V. Verzoek om offerte/aanvraagformulier garageverzekering en montageverzekering te sturen voor apart te verzekeren B.V. per 01-09-2011. De nog aan te schaffen heftruck/ stapelaar kan dan gelijk meeverzekerd worden incl. schade aan eigen zaken.”
2.6
Op 25 november 2011 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen een vertegenwoordiger van ABN Amro en […] (hierna: [B]), de externe controller die door Added is ingeschakeld. Tijdens dit gesprek is een aanvraagformulier ingevuld voor een bij Delta Lloyd af te sluiten garageverzekering. In het van deze bespreking opgemaakte gespreksverslag van 5 december 2011 staat onder andere het volgende vermeld:

Samenvatting van alle nieuwe en openstaande actiepunten
(…)
Added-TTC
- offerte/aanvraagformulier garageverzekering verwerken en voorlopige dekking vragen.”
2.7
Bij e-mail van 6 december 2011 heeft ABN Amro het ingevulde aanvraagformulier voor de garageverzekering toegezonden aan Delta Lloyd en verzocht of voorlopige dekking kon worden verleend. Bij e-mail van 19 december 2011 heeft ABN Amro bij Delta Lloyd gerappelleerd omdat zij geen reactie had ontvangen.
2.8
Tijdens een telefoongesprek op 3 januari 2012 is namens ABN Amro aan [B] meegedeeld dat Delta Lloyd nog geen offerte had toegezonden. Per e-mail is dit dezelfde dag aan Added bevestigd. Tevens is Delta Lloyd diezelfde dag nogmaals door ABN Amro per e-mail gerappelleerd een offerte te verstrekken. Delta Lloyd heeft niet gereageerd.
2.9
Op 19 januari 2012 heeft ABN Amro bij ASR Schadeverzekeringen N.V. (hierna: ASR) een offerte voor een garageverzekering opgevraagd. Die offerte is op 26 januari 2012 door ABN Amro ontvangen en ter ondertekening aan [B] doorgestuurd. ABN Amro heeft op 20 maart 2012 van Added de ingevulde en voor akkoord ondertekende offerte retour ontvangen. Op 3 april 2012 is namens ASR een risico-inventarisatie bij Added uitgevoerd. Nog diezelfde dag is het risico door ASR in dekking genomen.
2.1
Bij brief van 15 maart 2012 heeft een Noorse klant Added aansprakelijk gesteld voor de schade die is ontstaan als gevolg van een door Added in december 2011 uitgevoerde opdracht. Op 19 maart 2012 heeft Added deze aanspraak gemeld bij ABN Amro.

3.Beoordeling

3.1
De vordering van Added in deze procedure is gebaseerd op de stelling dat ABN Amro als assurantietussenpersoon jegens haar is tekortgeschoten door niet tijdig (voorlopige) dekking aan te vragen waardoor de aanspraak van haar Noorse klant niet is verzekerd. Added stelt dat ABN Amro voor de daardoor ontstane schade aansprakelijk is.
3.2
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat ABN Amro heeft verzuimd tijdig te rappelleren toen een reactie van Delta Lloyd uitbleef op het verzoek om een offerte en de aanvraag voor voorlopige dekking. In zoverre is ABN Amro volgens de rechtbank jegens Added tekortgeschoten in de nakoming van haar zorgplicht. De rechtbank is evenwel tot de slotsom gekomen dat geen causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en de door Added geleden schade. Op die grond zijn de vorderingen van Added door de rechtbank afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Added met haar grieven op.
3.3
Ten aanzien van de feitelijke gang van zaken tussen 8 juli 2011 en 25 november 2011 geldt het volgende. Partijen zijn het erover eens dat tijdens de in r.o. 2.5 genoemde bespreking van 8 juli 2011 is afgesproken dat ABN Amro aan Added aanvraagformulieren voor een garageverzekering zou toezenden. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of ABN Amro deze afspraak is nagekomen. Added stelt dat zij geen formulieren van ABN Amro heeft ontvangen. Op haar beurt stelt ABN Amro dat zij die wel degelijk heeft toegestuurd. ABN Amro beroept zich in dit verband op overgelegde correspondentie. ABN Amro verwijst naar een e-mail van 21 september 2011 waarmee een medewerker van ABN Amro Added heeft gerappelleerd de ingevulde formulieren voor de aanvraag van een montage- en garageverzekering te retourneren. [A] heeft vervolgens bij e-mail van 28 september 2011 geschreven dat de formulieren waarschijnlijk tussen wal en schip zijn geraakt en hij heeft ABN Amro verzocht de stukken nogmaals toe te zenden. Dat heeft ABN Amro vervolgens gedaan. Op grond van deze e-mails stelt ABN Amro dat zij wel degelijk tijdig aanvraagformulieren aan Added heeft verstrekt, maar dat deze bij Added in het ongerede zijn geraakt.
Added stelt hier tegenover dat [A] bij het sturen van zijn e-mail van 28 september 2011 abusievelijk ervan is uitgegaan dat de formulieren in het ongerede waren geraakt en dat (achteraf) niet is gebleken dat ABN Amro de stukken per brief of e-mail daadwerkelijk had toegezonden.
3.4
Of ABN Amro al of niet vóór september 2011 de formulieren voor de aanvraag van een montage- en garageverzekering aan Added heeft toegezonden, kan naar het oordeel van het hof in het midden blijven, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen.
3.5
Partijen hebben blijkens het verslag van de bespreking van 8 juli 2011 geen concreet moment afgesproken voor de aanvraag van de verzekering. Het verslag vermeldt slechts “Dus t.z.t. advies montage en garageverzekering”. Toentertijd werd uitgegaan van 1 september 2011 als startdatum van de onderneming van Added, maar uit de eigen stellingen van Added blijkt dat die startdatum is opgeschoven. Uit de hiervoor genoemde e-mailwisseling volgt dat partijen eind september 2011 hebben geconstateerd dat geen aanvraagformulier voor de gewenste verzekering was ingevuld en dus ook geen aanvraag bij een verzekeraar was ingediend. Onbestreden is dat Added naar aanleiding van de hiervoor genoemde correspondentie aanvraagformulieren van ABN Amro heeft ontvangen met het verzoek deze in te vullen en terug te sturen, zodat ABN Amro een aanvraag zou kunnen indienen bij een verzekeraar. Added heeft de formulieren vervolgens niet ingevuld. ABN Amro heeft onweersproken gesteld dat [A] ABN Amro op enig moment heeft verzocht een bespreking te houden om dan samen de aanvraagformulieren in te vullen. Deze bespreking heeft op 25 november 2011 plaatsgevonden, waarbij [B] als vertegenwoordiger van Added is opgetreden. Tussen partijen staat vast dat tijdens de bespreking van 25 november 2011 een aanvraagformulier is ingevuld voor een bij Delta Lloyd af te sluiten garageverzekering. Afgesproken is dat ABN Amro het aanvraagformulier zou verwerken en voorlopige dekking zou vragen. Dit laatste is met zoveel woorden opgetekend in het verslag dat van deze bespreking is opgemaakt (zie r.o. 2.6 hiervoor).
3.6
ABN Amro stelt in het kader van haar verweer onder andere dat zij tijdens de bespreking van 25 november 2011 niet heeft toegezegd dat voorlopige dekking zou worden geregeld, maar slechts dat dit (bij Delta Lloyd) zou worden aangevraagd. Zij heeft het ingevulde aanvraagformulier voor een verzekering en het verzoek tot het verlenen van voorlopige dekking op 6 december 2011 bij Delta Lloyd ingediend.[C] van ABN Amro heeft vervolgens op 3 januari 2012 telefonisch aan [B] meegedeeld dat Delta Lloyd ‘het risico nog niet in dekking had genomen’. Zij heeft diezelfde dag per e-mail aan [B] geschreven:
“Met betrekking tot de aansprakelijkheidsverzekering heb ik gerappelleerd bij de verzekeraar, waar wij de offerte hebben aangevraagd. Men heeft toegezegd ons zo spoedig mogelijk te berichten.”
Uit de vastgestelde feiten volgt dat ABN Amro vervolgens op 19 januari 2012 bij ASR een offerte voor een garageverzekering heeft opgevraagd. Die is op 26 januari 2012 door ABN Amro ontvangen en ter ondertekening aan [B] doorgestuurd. Op 20 maart 2012 is de ingevulde en voor akkoord ondertekende offerte van ASR door ABN Amro retour ontvangen. Op 3 april 2012 is bij Added een risico-inventarisatie uitgevoerd en is het risico door ASR geaccepteerd.
3.7
Uit hetgeen ABN Amro aanvoert, blijkt niet dat zij sinds de bespreking van 8 juli 2011 bij Added heeft geïnformeerd of zij haar bedrijfsactiviteiten al was aangevangen, althans wanneer zij van plan was dat te doen. In de rappel e-mail van ABN Amro van 21 september 2011 wordt alleen gevraagd of de verhuizing naar het pand in Oosterhout al heeft plaatsgevonden. Hetgeen ABN Amro in het kader van haar verweer aanvoert, impliceert dat zij van mening is dat het aan Added was om ABN Amro over de start van de bedrijfsactiviteiten in te lichten, maar dat Added dat heeft nagelaten. Meer specifiek wordt door ABN Amro in dit verband in hoger beroep aangevoerd dat Added al vanaf 11 en 13 oktober 2011 activiteiten ontplooide, maar haar daarover niet heeft geïnformeerd.
3.8
De rechtbank heeft bij haar oordeel in aanmerking genomen dat indien Added, zoals zij stelt, direct dekking wenste en nodig had, het op haar weg had gelegen om daarover tijdig navraag bij ABN Amro te doen alvorens de werkzaamheden voor haar Noorse klant aan te vangen (r.o. 4.5 van het bestreden vonnis). Met grief II voert Added onder meer aan dat de rechtbank in zoverre van een onjuiste maatstaf is uitgegaan bij de beoordeling van de gestelde aansprakelijkheid van ABN Amro. Kort gezegd stelt Added dat de omstandigheid dat zij bedrijfsactiviteiten heeft ontplooid zonder dat zekerheid bestond dat verzekeringsdekking van kracht was, hooguit aan de orde kan komen in het kader van de eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW, maar niet kan afdoen aan de vestiging van de aansprakelijkheid van ABN Amro op grond van een schending van de op haar rustende zorgplicht. Deze grief is terecht voorgesteld. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.9
Als uitgangspunt geldt dat een assurantietussenpersoon tegenover zijn opdrachtgever de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Het is zijn taak te waken voor de belangen van zijn opdrachtgever. De assurantietussenpersoon dient zijn opdrachtgever tijdig opmerkzaam te maken op de gevolgen die hem bekend geworden feiten voor de opdrachtgever kunnen hebben. Daarbij gaat het om feiten en omstandigheden die aan de assurantietussenpersoon bekend zijn of die hem redelijkerwijs bekend behoorden te zijn. Een tussenpersoon dient zich actief de belangen van zijn opdrachtgever aan te trekken en deze te behartigen. Hoe actief de tussenpersoon dient op te treden en hoe indringend zijn waarschuwingen moeten zijn, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
3.1
Het hof is van oordeel dat ABN Amro zich, ter nakoming van de op haar rustende verplichtingen, door Added had moeten laten informeren over de aanvang van de bedrijfsactiviteiten van Added om met het oog daarop tijdig voor verzekeringsdekking te kunnen zorgdragen. Blijkens het verslag van de bespreking van 8 juli 2011 werd uitgegaan van 1 september 2011 als de startdatum van de onderneming. Deze datum was al verstreken toen het partijen eind september 2011 is gebleken dat geen aanvraagformulier voor een verzekering was ingevuld. Hoewel het ABN Amro op dat moment duidelijk was dat de haar bekende startdatum reeds was verstreken, blijkt niet dat zij Added heeft gevraagd of al bedrijfsactiviteiten plaatsvonden, althans wanneer de start daarvan was gepland. Bij gebreke van die gegevens was ABN Amro niet in staat om de (mogelijke) urgentie van de aanvraag voor een verzekering in te schatten, teneinde daarop haar gedrag en planning af te stemmen en Added voor de gevolgen daarvan te waarschuwen. Op vergelijkbare wijze is ABN Amro, namelijk zonder de beoogde startdatum van de onderneming bij Added na te vragen, ingegaan op het verzoek van Added om op 25 november 2011 een bespreking te plannen om de aanvraagformulieren in te vullen. Doordat ABN Amro ook op dat moment niet heeft geïnformeerd naar de startdatum, heeft zij niet kunnen vaststellen of het, gelet op de tijd die nodig is om een verzekeringsaanvraag af te ronden, wel mogelijk was het aanvragen van de verzekering uit te stellen tot ná 25 november 2011. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat uit de eigen stellingen van ABN Amro volgt dat zij zeer betwijfelde of het mogelijk was voorlopige dekking te verkrijgen, wat tot gevolg kon hebben dat Added pas dekking zou kunnen verkrijgen als het gehele acceptatieproces – waarvan een inspectie onderdeel zou uitmaken – door een verzekeraar zou zijn doorlopen. Het verweer van ABN Amro dat Added bij het verzoek om op 25 november 2011 een bespreking te plannen niet heeft verteld dat zij al activiteiten ontplooide (memorie van antwoord, onder 3.6) miskent dat op ABN Amro een eigen verplichting rustte om zich daaromtrent te informeren. ABN Amro had – wetende dat de oorspronkelijke startdatum al was gepland op 1 september 2011 – Added erop opmerkzaam dienen te maken dat met de aanvraag van een verzekering de nodige tijd zou kunnen zijn gemoeid. Daarvan uitgaande had ABN Amro tijdig met Added moeten bespreken wanneer zij dekking nodig zou hebben, zodat de aanvraagprocedure tijdig en desnoods met spoed in werking gesteld kon worden. Dit alles heeft ABN Amro nagelaten.
3.11
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ABN Amro niet de zorg in acht heeft genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon mag worden verwacht. Doordat ABN Amro zich niet voldoende heeft ingespannen om duidelijkheid te verkrijgen over de aanvang van de bedrijfsactiviteiten van Added is het risico in het leven geroepen dat niet tijdig daarvoor verzekeringsdekking tot stand zou komen. De tekortkomingen kunnen aan ABN Amro worden toegerekend.
3.12
ABN Amro betwist dat in de hypothetische situatie waarin ABN Amro haar verplichtingen jegens Added wel zou zijn nagekomen tijdig verzekeringsdekking tot stand zou zijn gebracht. ABN Amro voert niet aan dat het gelet op de duur van de acceptatieprocedure niet mogelijk was geweest in de bedoelde periode tijdig verzekeringsdekking te verkrijgen. Ze wijst wel op de omstandigheden dat Delta Lloyd geen voorlopige dekking zou hebben verleend, dat Added wetende dat geen verzekeringsdekking bestond toch haar bedrijfsactiviteiten is begonnen en verder dat Added er blijk van heeft gegeven weinig voortvarend op te treden bij het doorlopen van de acceptatieprocedure.
3.13
Aan de omstandigheid dat Delta Lloyd in de genoemde hypothetische situatie geen voorlopige dekking zou hebben verleend, kan naar het oordeel van het hof voorbij worden gegaan, omdat ABN Amro niet aanvoert dat het in de fictieve situatie niet mogelijk was geweest bij Delta Lloyd definitieve verzekeringsdekking tot stand te brengen vóórdat het schadevoorval heeft plaatsgevonden. Om dezelfde reden kan in het midden blijven of Added toen zij haar bedrijfsactiviteiten is begonnen al dan niet wist dat geen verzekeringsdekking bestond. Relevant is slechts of in de fictieve situatie waarin de tekortkomingen van ABN Amro worden weggedacht de verzekering tot stand zou zijn gekomen vóórdat de leveringen aan de Noorse klant hebben plaatsgevonden die tot schade hebben geleid.
3.14
Aan ABN Amro kan worden toegegeven dat Added zich bij de acceptatieprocedure weinig voortvarend heeft opgesteld. Dat leidt evenwel nog niet tot de conclusie dat zij zich in de fictieve situatie waarin de tekortkomingen van ABN Amro worden weggedacht op gelijke wijze zou hebben gedragen. Van ABN Amro mocht worden verwacht dat zij actief ervoor zorgdroeg tijdig verzekeringsdekking tot stand te brengen. Als gedurende het acceptatieproces de noodzakelijke medewerking van Added uitbleef, diende ABN Amro voldoende vaak en voldoende indringend bij Added het risico op het niet-tijdig tot stand kunnen komen van de verzekeringsdekking onder de aandacht te brengen. De door ABN Amro aangevoerde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende om te kunnen aannemen dat als haar tekortkomingen worden weggedacht, de verzekering niet vóór het schadevoorval tot stand zou zijn gekomen. Dat zou bijvoorbeeld anders kunnen zijn als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat Added de haar toegezonden rappels en gegeven waarschuwingen in de wind zou hebben geslagen. Dan zou het causaal verband tussen het niet naleven van de zorgplicht en de bij Added ontstane schade wellicht geheel of gedeeltelijk kunnen ontbreken. De door ABN Amro aangevoerde feiten en omstandigheden maken onvoldoende aannemelijk dat Added zich aldus zou hebben gedragen in de bedoelde fictieve situatie. Ook overigens zijn daarvoor geen aanwijzingen in de processtukken te vinden. De conclusie is dat het niet tot stand komen van verzekeringsdekking in causaal verband staat met de hiervoor aangenomen tekortkomingen van ABN Amro.
3.15
Ter bevrijding van haar aansprakelijkheid voor de door Added gevorderde schade heeft ABN Amro zich verder op het standpunt gesteld dat in de hypothetische situatie waarin wel verzekeringsdekking had bestaan, de verzekeraar niet of niet geheel tot uitkering was overgegaan. Dat leidt er volgens ABN Amro toe dat zij in zoverre niet tot schadevergoeding is gehouden.
3.16
Het hof heeft tijdens het pleidooi met partijen het verdere procesverloop besproken indien het hof tot het oordeel zou komen dat ABN Amro als assurantietussenpersoon jegens Added is tekortgeschoten door niet tijdig (voorlopige) dekking aan te vragen waardoor de aanspraak van haar Noorse klant niet is verzekerd. Naar aanleiding daarvan zijn partijen het erover eens geworden dat zij de omvang van de schade door een expert of experts zullen laten vaststellen, op de wijze zoals beschreven in de overgelegde polisvoorwaarden van Delta Lloyd. Dit betekent concreet dat de expert of experts zullen vaststellen wat de omvang is van de reparatiekosten en/of de zaakschade en/of de gevolgschade, waarbij rekening zal worden gehouden met de eventuele toepasselijkheid van de vervangingskostenclausule. De expert of experts zullen tevens rapporteren over de omstandigheden waaronder de schade is ontstaan, onder andere met het oog op het verweer van ABN Amro dat vooralsnog niet vaststaat dat Added jegens de Noorse klant contractueel aansprakelijk is voor de geclaimde schade. Partijen hebben het hof verzocht de zaak – als het zover komt – aan te houden met het oog op het opstellen van een rapportage door een expert of experts. Het hof zal daartoe overgaan. Partijen kunnen bij akte de rapportage in het geding brengen en zich daarover uitlaten.
3.17
Het voorgaande betekent dat de aansprakelijkheid van Added jegens haar Noorse klant, de aard en omvang van de schade en het beroep op de uitsluiting voor de nakoming van primaire prestaties thans onbesproken kunnen blijven in afwachting van de rapportage van de expert of experts.
3.18
Verder meent ABN Amro dat in de fictieve situatie waarin wel een verzekering had bestaan, de aanspraak van Added vanwege een te late melding niet zou zijn gedekt. Zij stelt daartoe dat Added pas op 19 maart 2012 een schademelding heeft gedaan, terwijl zij naar haar zeggen al in december 2011 aansprakelijk was gesteld.
3.19
Het uitgangspunt is dat bij ABN Amro de bewijslast ligt van feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat Added reeds in 2011 van de schade op de hoogte was en tot melding daarvan kon overgaan. Tijdens het pleidooi in hoger beroep is van de zijde van Added de gang van zaken rond de aansprakelijkstelling nader toegelicht. Added heeft in december 2011 leveringen gedaan bij haar Noorse klant. De schade is door de Noorse klant ontdekt korte tijd voordat Added bij brief van 15 maart 2012 aansprakelijk is gesteld. Op 19 maart 2012 is vervolgens door Added een schademelding gedaan. Added heeft aan de hand van de in de procedure overgelegde stukken toegelicht dat de Noorse klant de reparatiekosten boekhoudkundig heeft toegerekend aan het boekjaar 2011, terwijl die kosten daadwerkelijk niet eerder dan in 2012 zijn gemaakt. Op grond daarvan en hetgeen thans over weer in de procedure is gesteld, is het hof van oordeel dat Added de schade niet te laat heeft gemeld.
3.2
De uitkomst van de nog op te stellen rapportage kan mogelijk aanleiding geven tot een ander oordeel dan voorlopig hiervoor in r.o. 3.19 is gegeven. Als partijen op grond van de nog op te stellen rapportage redenen zien voor een andere afweging, kunnen zij zich bij de nog te nemen akte daarover uitlaten.
3.21
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor akte als hierna te melden.
3.22
Iedere verder beslissing zal worden aangehouden.

4.Beslissing

Het hof:
Verwijst de zaak naar de rol van 30 juni 2015 voor akte aan beide zijden met het doel zoals dat hiervoor in r.o. 3.16 en 3.20 is weergegeven;
bepaalt dat aan beide partijen vervolgens een uitstel wordt verleend voor de duur van 4 weken voor antwoordakte;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, A.S. Arnold en A.L.M. Keirse en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 april 2015.