3.1Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1Op 26 september 1985 is tussen [X] B.V. (hierna: [X]) en [Z] Onroerend Goed B.V. (hierna: [Z]) een huurovereenkomst tot stand gekomen, waarbij [X] aan [Z] heeft verhuurd een perceel grond - een verhard terrein groot circa 1.100 m2 - gelegen aan de Zuiderkade te Beverwijk voor een periode van 50 jaar met een optie voor verlenging van twee maal 25 jaar (hierna: de huurovereenkomst [X]-[Z]). Bij aanvullende huurovereenkomst van 3 november 1986 tussen [X] en [Z] is het gehuurde nader vastgesteld op 1.185 m2 (hierna: het Terrein).
3.1.2Ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst [X]-[Z] was [X] eigenaar van het bedrijfsterrein (met daarop opstallen), kadastraal bekend gemeente Beverwijk sectie A nummer 10102, plaatselijk bekend als Zuiderkade 12 Beverwijk (hierna: perceel A 10102). Het (door [Z] gehuurde) Terrein maakt deel uit van perceel A10102.
3.1.3Ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst [X]-[Z] of kort daarna was/werd [Z] eigenaar van het naastgelegen onroerend goed Zuiderkade 12a, kadastraal bekend gemeente Beverwijk sectie A nummer 10101( hierna: perceel A 10101).
3.1.4De huurovereenkomst [X]-[Z] bepaalt, voor zover van belang, het volgende:
“Artikel 2
Deze overeenkomst geldt voor een periode van vijftig jaren, ingaande op de dag volgend op de dag van ingebruikname van het door huurder, op het naastgelegen perceel te stichten M.A.N.-garagepand.(…)”
(…)
Artikel 4
De huurder kan het gehuurde gebruiken ten behoeve van de exploitatie van het te bouwen MA.N.-garagebedrijf. Het is huurder toegestaan het gehuurde onder te verhuren of in exploitatie af te staan aan een door haar aan te wijzen dealer voor het te bouwen M.A.N.-garagebedrijf.
(…)
Artikel 9
Bij verkoop of overdracht anderszins van het bij het gehuurde liggende perceel grond met daarop het te stichten M.A.N.-garagebedrijf, is huurder bevoegd de rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst aan de
nieuwe eigenaar/zakelijk gerechtigde/exploitant van bedoeld perceel grond en M.A.N.-garagebedrijf over te dragen.”
3.1.5Bij brief van 8 december 1994 heeft [Z] het volgende aan [X] geschreven:
“Zoals reeds tussen u en de heer [R] van M.A.N-VW Truck & Bus B.V. besproken, bevestigen wij hiermede dat [Z] Onroerend Goed B.V. het onroerend goed aan de Zuiderkade 12a te Beverwijk zal overdragen aan de huidige huurder, i. c. Translast Bedrijfswagens B.V. Zoals in artikel 9 van onze huurovereenkomst d. d. 26 september 1985 is omschreven, gaan alle rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst daarmee over op de nieuwe eigenaar. Eén en ander geldt eveneens voor de aanvullende huurovereenkomst d.d. 3 november 1986. Als blijk van uw instemming met het bovenstaande verzoeken wij u bijgaande kopie van deze brief voor akkoord ondertekend aan ons te retourneren.”
[X] heeft de brief voor akkoord getekend.
3.1.6Bij akte van 7 februari 1995 heeft [Z] het onroerend goed met ondergrond en erf - perceel A10101 - aan [geïntimeerde], directeur groot aandeelhouder van Translast, verkocht en de economische eigendom overgedragen. De akte bepaalt in artikel 15 dat [Z] alle rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst [X]-[Z] en de aanvullende overeenkomst aan [geïntimeerde] overdraagt en verklaart, met verwijzing naar de brief van 8 december 1994, dat de verhuurder met deze overdracht instemt.
3.1.7Bij brief van 25 november 1997 heeft [geïntimeerde] onder meer het volgende aan [X] geschreven:
“Zoals bekend is het huurcontract met betrekking tot het terrein om ons bedrijfspand met ingang van medio december 1994 overgedragen door [Z] Onroerend Goed bv. aan Translast Bedrijfswagens bv. en zijn zo ook alle rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst overgegaan.
In de overeenkomst is onder artikel 4 genoemd dat het huurder is toegestaan het gehuurde onder te verhuren. Gezien veranderen bedrijfsuitvoering zou ik graag van u vernemen of ik, Translast Bedrijfswagens bv., aan derden mag verhuren waarbij opgemerkt dat de bestemming niet zal veranderen.”
3.1.8Bij brief van 5 maart 1998 heeft [X] onder meer het volgende aan [geïntimeerde] geschreven: “
Zoals wij u gisteren reeds bevestigden, hebben wij geen bezwaren als u aan derden verhuurt waarbij de bestemming hetzelfde blijft.
E.e.a. conform artikel 4 van het huurcontract met dien verstande dat i.p.v. MAN garagebedrijven ook andere goed bekendstaande garagebedrijven hiervoor in aanmerking kunnen komen.”
3.1.9Truckland Noord-Holland B.V. (hierna: Truckland) huurt vanaf 1 juli 1999 een (deel van het) kantoorpand van [X].
3.1.10Op 30 juni 2006 heeft [geïntimeerde] de juridische eigendom van perceel A10101 van [Z] verkregen.
3.1.11Op 15 februari 2007 verwerft Truckland alle aandelen in Translast.
3.1.12Bij brief van 8 juli 2009 heeft Truckland onder meer het volgende aan [X] geschreven:
“Aansluitend op de aangename kennismaking hedenmorgen op het bovengenoemde adres, bevestigen wij hierbij schriftelijk de gemaakte afspraken:
- sinds 1 juli 1999 heeft Truckland met veel genoegen gebruik gemaakt van het kantoorgedeelte op de eerste verdieping (...);
De (ver) huurder van het garagedeel, [geïntimeerde], (...) zal later bepalen (en u laten weten) of de koppeling van kantoren en garagedeel blijvend is en/of de pandalarm in takt blijft;
-de huurovereenkomst tussen Truckland en [X] per 1 juli 2009 officieel beëindigd is!”
3.1.13Van 1 augustus 2009 tot begin 2011 hebben geen activiteiten op het Terrein plaatsgevonden.
3.1.14Bij huurovereenkomst van 11 februari 2011 heeft [geïntimeerde] het perceel A 10101 verhuurd en het Terrein onderverhuurd aan Aannemingsbedrijf [W] en Zoon B.V. (hierna: [W]) en na het faillissement van [W] aan de onderneming die het bedrijf heeft voortgezet.
3.1.15[X] heeft op 17 april 2012 onder meer perceel A 10102 aan [appellante] verkocht en op 19 oktober 2012 aan [appellante] geleverd.