ECLI:NL:GHAMS:2015:1358

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
23-002346-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met betrekking tot vordering benadeelde partij in strafzaak

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2014. De zaak betreft een verdachte geboren in Roemenië in 1992. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 16 maart 2015 gehouden en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging door mr. B.A.F. van Drimmelen. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De benadeelde partij, een rechtspersoon, had een vordering tot schadevergoeding van € 1.549,00, waarvan bij het vonnis waarvan beroep € 883,93 was toegewezen. In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich opnieuw gevoegd, maar er was onduidelijkheid over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de persoon die de vordering indiende. Het hof heeft geoordeeld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering, maar dat zij deze alsnog bij de burgerlijke rechter kan indienen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij vernietigd en het vonnis voor het overige bevestigd. Het arrest is uitgesproken op 30 maart 2015, waarbij mr. T. Blom niet in staat was om mede te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002346-14
Datum uitspraak: 30 maart 2015
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-701302-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1992 ,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 maart 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw mr. B.A.F. van Drimmelen, advocaat te Hilversum, naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en de gronden waarop het berust en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof eveneens acht heeft geslagen op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, hetgeen niet resulteert in een andere straf.

Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [bedrijf] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.549,00. Deze vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 883,93. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De vordering is ingediend door [naam]. Uit het door deze [naam] ondertekend voegingsformulier blijkt dat hij zichzelf heeft gemachtigd om de benadeelde partij -zijnde een rechtspersoon- te vertegenwoordigen. Daarbij is echter geen document overgelegd waaruit kan blijken dat hij hiertoe bevoegd was, noch is op andere wijze van deze bevoegdheid gebleken. Namens de benadeelde partij is, hoewel daarover mededeling is gedaan, niemand ter terechtzitting in hoger beroep verschenen, zodat ter zitting hierover geen duidelijkheid kon worden verkregen. De strafzaak is in staat van wijzen en nader onderzoek naar de vertegenwoordigingsbevoegdheid zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen. Derhalve zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart de benadeelde partij [bedrijf] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. P.C. Römer en mr. T. Blom, in tegenwoordigheid van mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 maart 2015.
Mr. T. Blom is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.