ECLI:NL:GHAMS:2015:1349

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
200.119.391/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het onderzoek in enquêteprocedure naar dividendbeleid van KLM

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 8 april 2015 een beschikking gegeven inzake de beëindiging van het onderzoek naar het dividendbeleid van Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM). De verzoekers, Emarcy B.V. en een andere partij, hebben gezamenlijk verzocht om het onderzoek te beëindigen. Dit verzoek werd ingediend na het sluiten van een vaststellingsovereenkomst tussen de partijen. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er geen belangen zijn die zich verzetten tegen de beëindiging van het onderzoek. De beschikking van 9 januari 2014, waarin het onderzoek was bevolen, wordt hiermee ingetrokken. De Ondernemingskamer heeft ook de onderzoeker in de gelegenheid gesteld om een specificatie van de gemaakte onderzoekskosten in te dienen, conform artikel 2:350 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en de partijen zijn geïnformeerd over de verdere stappen die zij moeten ondernemen met betrekking tot de beëindiging van de cassatieprocedure.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.119.391/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 8 april 2015
inzake

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

EMARCY B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2.
[verzoeker 2],
wonende te [....],
VERZOEKERS,
advocaat:
mr. P.J. van der Korst, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. A.R.J. Croiset van Uchelen, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding

1.1
Verzoekers worden hierna gezamenlijk aangeduid als Emarcy c.s. Verweerster wordt aangeduid als KLM.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 9 en 31 januari 2014 (met zaaknummer 200.119.391/01 OK), en naar die van 28 juli 2014 (met zaaknummer 200.119.391/02 OK).
1.3
Bij de beschikking van 9 januari 2014 heeft de Ondernemingskamer - voor zover thans van belang - op verzoek van Emarcy c.s. een onderzoek bevolen naar het dividendbeleid van KLM, en bij de beschikking van 31 januari 2014 heeft zij mr. S. Perrick aangewezen als onderzoeker.
1.4
KLM heeft cassatieberoep ingesteld tegen voormelde beschikking van 9 januari 2014.
1.5
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer op 30 maart 2015, heeft KLM meegedeeld dat partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten en heeft zij ter uitvoering van die overeenkomst aan de Ondernemingskamer verzocht om te gelasten dat het bij de beschikking van 9 januari 2014 bevolen onderzoek zal worden beëindigd, om te bepalen dat daarmee de enquêteprocedure is geëindigd en om te bepalen welke kosten van de onderzoeker moeten worden betaald door KLM.
1.6
Bij brief van 1 april 2015 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het verzoek van KLM en over de gevolgen van de gestelde vaststellingsovereenkomst voor het verdere verloop van het in 1.4 vermelde cassatieberoep.
1.7
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer op 1 april 2015, hebben Emarcy c.s. verzocht het verzoek van KLM toe te wijzen.
1.8
Bij brief van 1 april 2015 heeft mr. Croiset van Uchelen namens KLM laten weten dat in de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat, zodra de Ondernemingskamer heeft besloten het onderzoek en daarmee de enquêteprocedure te beëindigen, partijen zich onmiddellijk tot de Hoge Raad zullen wenden om ook beëindiging van de cassatieprocedure te verzoeken. Bij brief van 2 april 2015 heeft mr. Van der Korst namens Emarcy c.s. de weergave van mr. Croiset van Uchelen in diens brief van 1 april 2015 bevestigd.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Nu alle bij deze procedure betrokken partijen hebben verzocht om het onderzoek te beëindigen en de Ondernemingskamer overigens niet is gebleken van enig belang dat zich verzet tegen de verzochte beëindiging, zal de Ondernemingskamer dat verzoek inwilligen. De Ondernemingskamer zal derhalve het bij de beschikking van 9 januari 2014 bevolen onderzoek met ingang van heden beëindigen. De enquêteprocedure zelf zal eindigen door intrekking van of uitspraak op het cassatieberoep.
2.2
Met het oog op de vaststelling van de vergoeding van de onderzoeker op de voet van art. 2:350 lid 3 BW zal de Ondernemingskamer hem als hierna volgt in de gelegenheid stellen een specificatie van de gemaakte onderzoekskosten in te dienen. De specificatie dient inzicht te verschaffen in de aard en omvang van de verrichte werkzaamheden, de daaraan bestede tijd, het gehanteerde uurtarief en, indien van toepassing, de verdere kosten.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beëindigt met ingang van heden het bij de beschikking van 9 januari 2014 in deze zaak bevolen onderzoek;
stelt de onderzoeker met het oog op de vaststelling van zijn vergoeding op de voet van art. 2:350 lid 3 BW in de gelegenheid een specificatie van de gemaakte onderzoekskosten als voormeld in te dienen, niet later dan op 15 april 2015;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Ingelse, voorzitter, mr. G.C. Makkink en mr. M.M.M. Tillema, raadsheren, en prof. dr. R.A.H. van der Meer RA en H. de Munnik, raden, in tegenwoordigheid van mr. R. Verheggen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 8 april 2015.