Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
een dialoog aangaat met de overige hoge gebouwen in het Oostelijkhavengebied (de meteorieten)”(hierna: “de dialoogeis”). Volgens [appellante] voldeden de ontwerpen van [Y] en [X] op het moment van indiening van de inschrijving niet aan deze eis, omdat uit hun ontwerpen (en de daarop getrokken verbindingslijnen) blijkt dat deze (mede) een dialoog aangaan met andere hoge gebouwen dan die, welke door de gemeente als “meteorieten” zijn betiteld. Ook uit hun presentaties blijkt dat zij zich op andere gebouwen dan de meteorieten hebben gericht. Met grief 2 voert [appellante] verder aan dat de voorzieningenrechter bij de uitleg van de dialoogeis een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd.
Met dialoog wordt bedoeld dat het gebouw moet passen in deze reeks van bijzondere gebouwen. Het nieuwe gebouw dient een onderdeel hiervan te vormen”. Concrete aanwijzingen (bijvoorbeeld met betrekking tot de afmetingen, het model of de vorm van het gebouw) worden niet gegeven. De gemeente geeft verder aan dat het kavel behoort bij de “sculpturale superblokken” (vraag 38). Het antwoord op de vraag (vraag 39) wat zij daaronder verstaat luidt “
Dit dient men zelf te interpreteren. De Whale en het Kohlhoffgebouw zijn hier geslaagde voorbeelden van”. Bij gebreke van verdere verduidelijking kan het hof tot geen ander oordeel komen dan dat de gemeente met de dialoogeis niet een concrete eis ter zake de vorm of het uiterlijk van het gebouw heeft willen stellen, maar een eis met een abstract en open karakter heeft willen formuleren ('passen bij'). Tegen die achtergrond hoeft, ook indien, zoals [appellante] betoogt, de meteorieten gebouwen zijn die meer lang/breed zijn dan hoog, toepassing van de dialoogeis op zichzelf niet mee te brengen dat het ontwerp eveneens meer lang/breed moet zijn (zoals [appellante] vervolgens bepleit). Het hof volgt [appellante] dan ook niet in haar opvatting dat een toren (zoals [Y] en [X] hebben ontworpen) alleen al daardoor nimmer “in dialoog met de meteorieten” kan zijn; temeer niet, omdat het door [appellante] ontworpen gebouw eveneens een toren heeft. Evenmin volgt het hof [appellante] waar zij aanvoert dat als een ontwerp beoogt ook met andere gebouwen dan de meteorieten “een dialoog aan te gaan”, zulks a priori uitsluit dat (ook) met de meteorieten een dialoog wordt aangegaan. Hoe abstracter de norm (zoals in deze zaak) is geformuleerd, des te meer ruimte er immers is voor het oordeel dat een gebouw bij verschillende (reeksen van) gebouwen past, of daarvan een onderdeel vormt - “meteoriet” of niet. Er bestond in het ontwerp van [Y] en [X] voor de gemeente dan ook geen aanleiding deze op grond van de dialoogeis buiten de selectie te laten.