Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het procesverloop
Voorafgaand aan het pleidooi heeft [appellant] bij akte nog stukken in het geding gebracht.
2.Beoordeling
- de intentieovereenkomst van december 1999 met onder andere [A], ABN AMRO, [B] en [X];
- de overeenkomst van 11 februari 2004 met Mainland en AVV;
Het hof heeft in het arrest van 24 april 2012 de heropening niet beperkt tot een gedeelte van het geding, hetgeen betekent dat het gehele geding heropend is. Voor zover de gemeente verdedigt dat in de onderhavige procedure uitsluitend het gedeelte van het arrest dat betrekking heeft op de locatie De Liede onderwerp kan zijn van herbeoordeling, is dit derhalve onjuist.
De gemeente heeft zich verzet tegen deze eiswijziging, nu het thans gevorderde in de oorspronkelijke procedure niet was gevorderd en de vordering bovendien geen raakvlak heeft met de kwestie De Liede.
Aangezien de heropening van het geding bovendien niet beperkt is tot de kwestie De Liede, staat ook dit op zich zelf niet in de weg aan de thans ingestelde vordering. Het hof acht de eiswijziging derhalve toelaatbaar.
1.informeel informeren provincie (dienst RO)
(...)
2. indien nodig de provinciale diensten Groen en EZ erbij betrekken
(...)
zijn er wel wat blokkades, maar die zijn op zich oplosbaar. Het is wel de vraag of een streekplanherziening gevoerd moet worden voor zo'n klein gebied. Het (concept) plan van aanpak zal bilateraal besproken worden met de provincie."
De uitbreiding van dit terrein voor laagwaardige bedrijven staat hoog op het prioriteitenlijstje van het college", aldus de notitie.
meer en meer de indruk te hebben gekregen dat de gemeente een uitgifteprijs van € 100,- per m2 prijspeil 2005 voor ogen heeft" en dat haar "
aanvankelijk optimisme over financiële haalbaarheid en tempo van ontwikkeling op verkeerde veronderstellingen is gebaseerd". Als gevolg van de opzegging is [appellant] in directe liquiditeitsproblemen gekomen.
afhankelijk van grondonderhandelingen'.
Mr. van Schie wijst op pagina 15 van de opstartnotitie (...) waar rechtsonder staat vermeld 'startnotitie in college 20 januari 2004' en onderaan' afhankelijk van grondonderhandelingen' en hij vraagt mij welke grondonderhandelingen hier worden bedoeld. Mijn antwoord is dat ik aanneem dat gedoeld wordt op onderhandelingen met [appellant] (...)"
Uitgangspunt is dat de uitgifteprijs per m2 bouwrijpe grond ca € 100,= bedraagt."
answer was that the municipality had made mistakes in the past (...) and that the maximum price per m² according the municipality should have a ceiling of € 100 per m². I[[E] - hof]
reminded him that the municipality could very well wish for this, but could not dictate market prices. He agreed with this. (...)"
Voorts heeft [appellant] de gemeente verweten onrechtmatig te hebben gehandeld door DVM, kort gezegd, ertoe te bewegen af te zien van verwerving van de gronden van [appellant], althans ten onrechte de voorwaarde te stellen dat de maximale prijs bij gronduitgifte € 100,-- per m² mocht zijn. In het heropeningsarrest is dit aangeduid als het derde verwijt.
Hierbij neemt het hof tot uitgangspunt dat het de gemeente op zich zelf vrij staat om zaken te doen met bedrijven of personen naar eigen keuze. Voorts geldt dat er geen algemene rechtsregel bestaat dat de gemeente al haar (potentiële) zakenpartners voortdurend op de hoogte moet houden van relevante ontwikkelingen, bijvoorbeeld op planologisch gebied. De gemeente dient echter wel de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen en ook overigens op een faire manier zaken te doen (beginsel van
fair play). Dit houdt onder meer in dat de gemeente het gelijkheidsbeginsel in acht dient te nemen en potentiële zakenpartners niet op ongelijke wijze mag behandelen, indien daarvoor geen objectieve rechtvaardigheidsgrond bestaat. Zo is het de gemeente niet toegestaan om de ene zakenpartner wel op de hoogte te houden van relevante ontwikkelingen, en de andere (potentiële) zakenpartner - in dit geval [appellant] - die informatie (bewust) te onthouden.
De vraag die in dit geding moet worden beantwoord komt er derhalve in de kern op neer of de gemeente [appellant] benadeeld heeft ten opzichte van andere potentiële zakenpartners dan wel hem op andere wijze onrechtmatig - want in strijd met het beginsel van
fair play- heeft behandeld.
Echter, in onvoldoende mate is komen vast te staan dat de gemeente de hand heeft gehad in de opzegging van de koopoptie door DVM . De omstandigheid dat DVM de gemeente van de opzegging op de hoogte heeft gesteld (r.o. 2.7.15), is wellicht bijzonder, nu de gemeente geen partij was bij die koopoptie, maar dat is, ook in combinatie met de thans bekend zijnde contractuele relatie tussen DVM en de gemeente, niet genoeg om te concluderen dat sprake is geweest van 'doorgestoken kaart', bevoordeling van DVM of het anderszins handelen in strijd met het beginsel van fair play door de gemeente.
Het hof overweegt hierbij dat niet duidelijk is geworden dat DVM voordeel heeft gehad bij de opzegging van de koopoptie met [appellant]. Zo heeft het hof niet kunnen vaststellen dat DVM de ontwikkeling van de voormalige gronden van [appellant] op De Liede West ter hand heeft genomen of daarvan heeft geprofiteerd. De redenen die DVM heeft opgegeven voor de opzegging, zowel jegens [appellant] (r.o. 2.7.14) als jegens de gemeente ([M]) (r.o. 2.7.15), zijn (a) het prijspeil van € 100,-- per m² en (b) onduidelijkheid over de termijn waarop de bestemmingsplanwijziging wordt gerealiseerd. Uit reden (b) blijkt dat DVM op dit punt van dezelfde informatie uitging als aan [appellant] was verstrekt (vergelijk r.o. 2.17), zodat er onvoldoende grond is om aan te nemen dat DVM méér of anders wist dan [appellant]. Dat DVM hier bewust [appellant] én de gemeente onjuist heeft geïnformeerd over de redenen van de opzegging van de koopoptie (en dat zij op grond van informatie van de gemeente wél zou hebben geweten dat er wellicht toch mogelijkheden waren voor de ontwikkeling van De Liede West tot laagwaardig bedrijventerrein), komt onvoldoende naar voren uit het dossier.
[appellant] brengt terecht naar voren dat Mainland wel op de hoogte is gesteld van de gemeentelijke besluitvorming rond de beoogde ontwikkeling van De Liede. Mainland heeft immers meegewerkt aan de opstelling van een ontwikkelingskader voor De Liede en betaalde daaraan ook mee (2.7.20).
Voorts is het hof, met [appellant], van oordeel dat de positie van Mainland vraagtekens oproept. Kennelijk was zij niet alleen uitstekend op de hoogte van de plannen van de gemeente, maar was zij daarbij ook nauw betrokken en liet zij zich ook betalen voor haar bemoeienis. Zo heeft zij op 10 februari 2004 een overeenkomst met de gemeente gesloten, terwijl zij toen geen grondpositie had op enige locatie op De Liede. In dat verband moet ook genoemd worden dat Mainland mogelijk een voorkeurspositie genoot bij de gemeente, omdat zij vertegenwoordigd werd door een oud-ambtenaar van de gemeente, [I], en geadviseerd werd door een oud-wethouder, [N]. [N] benadrukt zelf welke bemoeienissen hij wel niet heeft gehad om de gemeente ertoe te bewegen de benodigde planologische stappen te zetten. Zo is [N] blijkens zijn eigen woorden in 2004 'de afgelopen jaren' bezig geweest met de ontwikkeling van De Liede, onder meer door te overleggen met de gemeente (zie bij r.o. 2.7.29). [N] zou bovendien 30% ontvangen voor de verkoop van de gronden op De Liede Zuid door [B] en [X] aan Mainland (zie zijn brief van 5 november 2004), waardoor hij een aanzienlijk eigen financieel belang had bij het verkrijgen van de gronden door Mainland alsmede bij de realisatie van de bestemming laagwaardig bedrijventerrein op locatie De Liede Zuid.
Zoals gezegd kan dit alles vraagtekens oproepen over de handelwijze van de gemeente tegenover oud-ambtenaren en oud-bestuurders en de bedrijven die zij vertegenwoordigen, maar dat is onvoldoende om tot onrechtmatig handelen van de gemeente te concluderen jegens
[appellant]. Het hof acht daartoe met name van belang dat uit de ontwikkelingsovereenkomst met Mainland blijkt dat zij daarin partij is met het oog op de ontwikkeling van De Liede Zuid, en ook (slechts) voor De Liede Zuid de kosten draagt voor het opstellen van het Ontwikkelingskader De Liede. Niet gebleken is dat Mainland interesse heeft of heeft gehad in gronden op De Liede West - waar [appellant] zat - of dat zij financieel belang heeft of heeft gehad bij grondposities op De Liede West. Met andere woorden, er is onvoldoende grond voor de conclusie dat Mainland
ten koste van[appellant] is bevoordeeld door de gemeente.
Dat de gemeente, zoals zij naar voren brengt, uiteindelijk geen bevoegdheid had om de maximale uitgifteprijs te bepalen voor gronden die niet bij haar in eigendom waren en dat zij nimmer een dergelijke voorwaarde heeft gesteld, werpt hierop geen fundamenteel ander licht.
Ondanks deze observaties is er echter onvoldoende grond om te concluderen dat de gemeente, met betrekking tot het grondbezit van [appellant] op locatie De Liede West, [appellant] heeft benadeeld door hem belangrijke informatie te onthouden of anderszins te handelen in strijd met het beginsel van
fair playof andere beginselen van behoorlijk bestuur, zulks ten gunste van andere partijen. Met andere woorden, onvoldoende is komen vast te staan dat de gemeente specifiek is uitgeweest op benadeling van [appellant] ten gunste van andere partijen, en in dat opzicht onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem.
Dit betekent dat het hof uiteindelijk niet tot een andere slotsom komt dan in het arrest van 10 februari 2009.