ECLI:NL:GHAMS:2015:1312

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2015
Publicatiedatum
10 april 2015
Zaaknummer
23-000912-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal in vereniging met gebruik van valse sleutels

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van medeplichtigheid aan een diefstal in vereniging, gepleegd op 11 november 2013 te Beverwijk. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een geldbedrag van € 19.324,70 uit kluizen, waarbij gebruik is gemaakt van valse sleutels. Tijdens de zitting op 20 maart 2015 heeft het hof de wijziging van de tenlastelegging toegelaten en is de verdachte geconfronteerd met de beschuldigingen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen is dat hij het primair ten laste gelegde heeft begaan, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, het hof achtte het subsidiair ten laste gelegde, medeplichtigheid aan diefstal, wel bewezen. De verdachte heeft een rol gespeeld in de samenwerking met medeverdachten en heeft hen op de hoogte gebracht van de aanwezigheid van sensoren, wat zijn medeplichtigheid bevestigt. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met een voorwaardelijk deel van 40 uren en een proeftijd van twee jaren. De beslissing is genomen met inachtneming van de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn status als first offender. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals het vertrouwen dat onder collega-winkeliers verwacht mag worden.

Uitspraak

parketnummer: 23-000912-14
datum uitspraak: 3 april 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 20 februari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-207754-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 maart 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de ter terechtzitting van 20 maart 2015 in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 11 november 2013 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit twee, althans één of meerdere, kluis/kluizen, heeft weggenomen een geldbedrag van (in totaal) € 19.324,70 in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [naam bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) voornoemd geldbedrag uit voornoemd(e) kluis/kluizen weggenomen door onbevoegd gebruik te maken van een code of codes van de kluis/kluizen;
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 11 november 2013 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit twee, althans één of meerdere, kluis/kluizen, hebben/heeft weggenomen een geldbedrag van (in totaal) € 19.324,70, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [naam bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben/heeft verschaft door middel van een valse sleutel, immers hebben/heeft medeverdachte(n) voornoemd geldbedrag uit voornoemde kluis/kluizen weggenomen door onbevoegd gebruik te maken van een code of codes van de kluis/kluizen
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door medeverdachte(n) op de hoogte te brengen van de aanwezigheid van sensoren op de [naam bedrijf 2] en/of het rolluik van zijn winkel open te laten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof de verdachte zal vrijspreken van het hem primair ten laste gelegde.

Vrijspraak

Het hof is - met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte en gelet op het arrest van de Hoge Raad van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014: 3474 - van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Nu het hof de verdachte zal vrijspreken van het hem primair ten laste gelegde, behoeven de overige door de raadsvrouw bij pleitnota gevoerde verweren geen nadere bespreking.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op 11 november 2013 te Beverwijk tezamen en in vereniging met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit twee kluizen hebben weggenomen een geldbedrag van in totaal € 19.324,70, toebehorende aan
[slachtoffer] en [naam bedrijf 1], waarbij zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van een valse sleutel, immers hebben medeverdachten voornoemd geldbedrag uit voornoemde kluizen weggenomen door onbevoegd gebruik te maken van codes van de kluizen
tot het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk gelegenheid of inlichtingen heeft verschaft door medeverdachten op de hoogte te brengen van de aanwezigheid van sensoren op de [naam bedrijf 2] en het rolluik van zijn winkel open te laten.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere bewijsoverweging:
Gelet op het aandeel in de samenwerking van de verdachte met de medeverdachten, waarbij de verdachte pas later bij de voorbereidende besprekingen is betrokken, de onderlinge taakverdeling, de geringere rol van de verdachte in de voorbereiding, het ten aanzien van verdachte vooraf afgesproken beduidend lagere percentage van de opbrengst in verhouding tot dat van de medeverdachten alsmede het aanzienlijk kleinere aandeel van de verdachte in de uitvoering van het delict is in het onderhavige geval sprake van medeplichtigheid aan diefstal in vereniging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg (primair; medeplegen) bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, bij niet naar behoren verricht te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, waarvan 60 uren voorwaardelijk, bij niet naar behoren verricht te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en dat de verdachte na bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde (medeplichtigheid) zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, bij niet naar behoren verricht te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, waarvan 60 uren voorwaardelijk, bij niet naar behoren verricht te vervangen door hechtenis voor de duur 30 dagen, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een diefstal in vereniging op de [naam bedrijf 2] te Beverwijk. Diefstal is een ergerlijk feit, dat schade veroorzaakt en in het algemeen bij de benadeelde gevoelens van onrust en onveiligheid doet ontstaan. In dit geval rekent het hof de verdachte aan dat hij het vertrouwen dat onder collega winkeliers in de [naam bedrijf 2] mag worden verwacht door de verdachte is beschaamd.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 5 maart 2015 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, rekening houdend met de jeugdige leeftijd van de verdachte, die first offender is, de (betrekkelijk geringe) rol van de verdachte aan het strafbare feit en het ter terechtzitting gebleken inzicht van de verdachte in de laakbaarheid van zijn handelen een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Daarnaast zal een deel van de taakstraf in voorwaardelijke vorm worden opgelegd met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, teneinde de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom op dergelijke wijze te handelen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. H.W.J. de Groot en mr. D. Radder, in tegenwoordigheid van mr. D. Zeiss, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 april 2015.