Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klager, die een affectieve relatie had met zijn ex-partner, een klacht ingediend tegen de notaris. Klager was van mening dat de notaris niet de juiste akten had opgemaakt en hem niet had geïnformeerd over de mogelijkheid voor zijn ex-partner om een testament te herroepen. Klager en zijn ex-partner hadden afgesproken dat zij een deel van het pensioen van klager in de vorm van partnerpensioen zouden toekennen aan de ex-partner, en dat klager bij het overlijden van de ex-partner een derde deel van de woning zou verkrijgen. De notaris had volgens klager de gemaakte afspraken moeten vastleggen in een overeenkomst.
De kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden verklaarde de klacht van klager ongegrond, waarna klager in hoger beroep ging. Het hof heeft de feiten vastgesteld en de argumenten van beide partijen gehoord. Klager stelde dat hij door de notaris niet goed was voorgelicht over de gevolgen van de akten en dat hij hierdoor schade had geleden, die hij op de notaris wilde verhalen. De notaris betwistte deze stellingen en gaf aan dat hij klager en zijn ex-partner voldoende had voorgelicht over hun wensen en de gevolgen van de opgemaakte akten.
Het hof oordeelde dat de notaris niet verwijtbaar was en dat klager voldoende was geïnformeerd. Klager was bij alle relevante gesprekken aanwezig geweest en had geen bezwaar gemaakt tegen de vaststellingen van de feiten door de kamer. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer en verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek om de notaris aansprakelijk te stellen voor de geleden schade. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 7 april 2015.