ECLI:NL:GHAMS:2015:1283

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2015
Publicatiedatum
9 april 2015
Zaaknummer
200.151.943-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over onjuiste akten en informatieplicht

In deze zaak heeft klager, die een affectieve relatie had met zijn ex-partner, een klacht ingediend tegen de notaris. Klager was van mening dat de notaris niet de juiste akten had opgemaakt en hem niet had geïnformeerd over de mogelijkheid voor zijn ex-partner om een testament te herroepen. Klager en zijn ex-partner hadden afgesproken dat zij een deel van het pensioen van klager in de vorm van partnerpensioen zouden toekennen aan de ex-partner, en dat klager bij het overlijden van de ex-partner een derde deel van de woning zou verkrijgen. De notaris had volgens klager de gemaakte afspraken moeten vastleggen in een overeenkomst.

De kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden verklaarde de klacht van klager ongegrond, waarna klager in hoger beroep ging. Het hof heeft de feiten vastgesteld en de argumenten van beide partijen gehoord. Klager stelde dat hij door de notaris niet goed was voorgelicht over de gevolgen van de akten en dat hij hierdoor schade had geleden, die hij op de notaris wilde verhalen. De notaris betwistte deze stellingen en gaf aan dat hij klager en zijn ex-partner voldoende had voorgelicht over hun wensen en de gevolgen van de opgemaakte akten.

Het hof oordeelde dat de notaris niet verwijtbaar was en dat klager voldoende was geïnformeerd. Klager was bij alle relevante gesprekken aanwezig geweest en had geen bezwaar gemaakt tegen de vaststellingen van de feiten door de kamer. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer en verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek om de notaris aansprakelijk te stellen voor de geleden schade. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 7 april 2015.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.151.943/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2013/179
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 22 januari 2015 en uitgesproken op 7 april 2015
inzake
[naam],
wonend te [plaats], gemeente [gemeente],
appellant,
tegen
[naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 8 juli 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 18 juni 2014. De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard
.
1.2.
De notaris heeft een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Klager heeft een nader stuk bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 januari 2015. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
Klager heeft tot in 2012 een affectieve relatie gehad met [naam] (verder: de ex-partner). Klager en de ex-partner hebben tijdens hun relatie samengewoond in [land] in de aan de ex-partner in eigendom toebehorende woning. Op 18 februari 2011 heeft de notaris zowel een testament van de ex-partner gepasseerd als een tussen klager en de ex-partner gesloten samenlevingscontract notarieel vastgelegd. Op 1 maart 2011 is het pensioen van klager ingegaan. Hij heeft vervolgens bij zijn pensioenfonds tevergeefs geprobeerd om de toekenning van het recht op partnerpensioen aan zijn ex-partner terug te draaien.

4.Het standpunt van klager

Klager is van mening dat de notaris niet de juiste akten voor klager en de ex-partner heeft opgemaakt.
Klager en de ex-partner hadden afgesproken dat aan de ex-partner een deel van het pensioen van klager - in de vorm van partnerpensioen - zou worden toegekend en klager in ruil daarvoor bij overlijden van de ex-partner een derde deel van de aan haar in eigendom toebehorende woning in [land] zou verkrijgen. Om dit laatste mogelijk te maken diende volgens de notaris voor de ex-partner een testament te worden opgesteld. De notaris heeft echter verzuimd om klager te informeren over de mogelijkheid voor de ex-partner om dat testament te herroepen. De notaris had de tussen partijen gemaakte afspraken moeten vastleggen in een overeenkomst. Nu het terugdraaien van de toekenning van het recht op partnerpensioen aan zijn ex-partner niet meer mogelijk is, loopt klager voor de rest van zijn leven, aldus klager, een bedrag van € 350,00 per maand aan ouderdomspensioen mis. Die schade, die hij begroot op € 15.000,00, wenst hij te verhalen op de notaris.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft de stellingen van klager betwist en zich als volgt verweerd.
Voorafgaand aan de ondertekening van de akten heeft de notaris in verschillende gesprekken uitgebreid met partijen over hun wensen en bedoelingen gesproken. Het eerste gesprek tussen de notaris en partijen heeft op 25 november 2010 plaatsgevonden. Klager liet toen weten dat hij zijn pensioenzaken regelde via zijn pensioenadviseur. De notaris heeft diezelfde dag telefonisch contact gezocht met de pensioenadviseur van klager om met hem te overleggen over de door partijen gemaakte afspraken en zich ervan te vergewissen dat klager bewust was van de gevolgen van zijn eventuele keuze. De pensioenadviseur van klager was volledig van de situatie op de hoogte en deelde mee dat hij op 7 december 2010 een afspraak had met klager om alles door te nemen. In het eerste gesprek kwam naar voren dat de ex-partner haar op dat moment geldende testament (nog) niet ten gunste van klager wenste te wijzigen. In het daarna door klager gemaakte vervolggesprek, op 1 februari 2011, werd afgesproken dat alleen een samenlevingscontract zou worden opgemaakt. In het derde gesprek, op 16 februari 2011, werd duidelijk dat de ex-partner haar testament toch wenste aan te passen. De ex-partner wilde echter geen overeenkomst aangaan met klager. Daarvoor vond zij de relatie met klager nog te pril. Over het al dan niet opmaken van een (gewijzigd) testament voor de ex-partner hebben partijen in de gesprekken met de notaris discussies gehad. De notaris heeft partijen wel degelijk voorgehouden dat een testament tijdens leven door de testateur kan worden herroepen. Klager was aanwezig bij het passeren van het testament van de ex-partner.

6.De beoordeling

Formeel
6.1.
In hoger beroep verzoekt klager om de notaris aansprakelijk te houden voor de door klager geleden schade. Klager dient in dat verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de tuchtprocedure niet in die mogelijkheid voorziet.
Inhoudelijk
6.2.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de kamer dat de notaris gemotiveerd heeft aangetoond dat hij klager en de ex-partner voldoende heeft voorgelicht over de door hem op
18 februari 2011 gepasseerde akten en de gevolgen die hieruit voor partijen voortvloeiden. Het valt de notaris niet te verwijten dat klager nu wordt geconfronteerd met een verlaging van zijn ouderdomspensioen.
Hieraan voegt het hof nog het volgende toe. De notaris heeft onweersproken aangevoerd dat de ex-partner beschikte over een testament, welk testament ten gunste van klager diende te worden gewijzigd. Nu is komen vast te staan dat klager bij alle gesprekken en ook bij het passeren van het gewijzigde testament van de ex-partner aanwezig is geweest, kan het hof de algemene stelling van klager dat hij niet ermee bekend was dat een testament kan worden herroepen niet volgen. De notaris heeft voorts aangevoerd dat de pensioenadviseur van klager aan hem heeft medegedeeld van de situatie van klager en de ex-partner volledig op de hoogte te zijn en dat een afspraak met klager stond gepland om alles door te nemen. De notaris mocht daarop afgaan en ervan uitgaan dat klager door de pensioenadviseur zou worden geïnformeerd. Eerst ter zitting in hoger beroep heeft klager aangevoerd dat zijn pensioenadviseur ontkent met de notaris te hebben gesproken, maar dat hij dit niet op schrift wil zetten. Gezien de gemotiveerde stellingen van de notaris, acht het hof dit onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Daarnaast heeft klager ter zitting aangevoerd dat de notaris eigenlijk niets voor partijen kon doen en zijn dienst had moeten weigeren. Omdat een notaris een ministerieplicht heeft, tenzij gegronde redenen voor dienstweigering aanwezig zijn, diende de notaris mee te werken aan het (notarieel) vastleggen van de door klager en de ex-partner geuite wensen en bedoelingen. Niet is gebleken dat de notaris reden had om aan het verzoek van klager en de ex-partner geen gehoor te geven.
Dit betekent dat de kamer de klacht terecht ongegrond heeft verklaard.
6.3.
In hoger beroep heeft klager het hof verzocht om de notaris en de leden van de kamer als getuigen te horen. Nu het hof zich voldoende voorgelicht acht en klager onvoldoende concreet heeft uiteengezet op welke punten hij het horen van deze getuigen nodig acht, zal aan het verzoek van klager tot het horen van getuigen voorbij worden gegaan.
6.4.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek om te oordelen dat de notaris aansprakelijk is voor de door klager geleden schade;
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven op 22 januari 2015 door mrs. A.D.R.M. Boumans, J. Blokland en
M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2015 door de rolraadsheer.