ECLI:NL:GHAMS:2015:1236
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling op basis van onvoldoende aannemelijkheid van goede trouw en nakoming van verplichtingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [appellant] tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 januari 2015 bekrachtigd, waarin het verzoek van [appellant] was afgewezen. Het hof oordeelde dat [appellant] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden, met name de schuld aan het UWV. Deze schuld was ontstaan door ten onrechte ontvangen Wajong-uitkeringen, en het hof concludeerde dat [appellant] niet kon aantonen dat hij de benodigde informatie correct had verstrekt aan het UWV.
Daarnaast oordeelde het hof dat [appellant] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal kunnen nakomen. De financiën van [appellant] en zijn partner waren onvoldoende inzichtelijk, en er bestond een reëel risico dat er tijdens de schuldsaneringsregeling nieuwe schulden zouden ontstaan. Het hof merkte op dat, hoewel [appellant] en zijn partner stappen hebben ondernomen om hun financiën te verbeteren, deze veranderingen nog te recent en onvoldoende bestendig waren om te concluderen dat de situatie was gestabiliseerd.
Het hof gaf [appellant] de mogelijkheid om in de toekomst opnieuw een verzoek in te dienen, mits hij kan aantonen dat zijn financiële situatie voldoende is verbeterd. De uitspraak benadrukt het belang van goede trouw en de mogelijkheid om verplichtingen na te komen bij aanvragen voor schuldsanering.