In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om de bepaling van de hoofdverblijfplaats van het kind [X] en de omgangsregeling tussen [X] en zijn ouders, de man en de vrouw. De ouders hebben een complexe relatie, die gekenmerkt wordt door hevige conflicten en een ernstig loyaliteitsconflict voor het kind. Het hof verwijst naar een eerdere beschikking van 28 augustus 2014 waarin de Raad voor de Kinderbescherming is verzocht om onderzoek te verrichten naar de situatie van [X]. De Raad heeft op 3 november 2014 een rapport ingediend waarin wordt geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van [X] bij de vrouw te bepalen en geen omgangsregeling vast te stellen tussen [X] en de man.
Tijdens de zitting op 4 december 2014 hebben beide ouders hun standpunten toegelicht. De man heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, terwijl de vrouw de conclusies van het raadsrapport heeft onderschreven. Het hof heeft vastgesteld dat er geen contact meer is tussen de ouders en dat [X] in een ernstig loyaliteitsconflict verkeert. De vrouw vermijdt situaties waarin zij de man kan tegenkomen en spreekt negatief over hem in het bijzijn van [X]. De man heeft moeite om zich in de behoeften van [X] te verplaatsen en zijn gedrag heeft geleid tot onvoorspelbaarheid in het contact met anderen.
Het hof concludeert dat de huidige woonsituatie bij de vrouw het meest in het belang van [X] is, omdat deze rust en stabiliteit biedt. Het hof wijst het verzoek van de vrouw om de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen toe. Wat betreft de omgangsregeling oordeelt het hof dat er op dit moment geen ruimte is voor contact tussen [X] en de man, gezien de omstandigheden en het loyaliteitsconflict. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en wijst het verzoek om een omgangsregeling af.