ECLI:NL:GHAMS:2015:1188

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
2 april 2015
Zaaknummer
23-000716-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van telen van hennep na terugwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 april 2015 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad. De verdachte was eerder door de rechtbank Haarlem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor het telen van hennep en andere strafbare feiten. Na cassatie door de Hoge Raad, die het eerdere arrest van het hof vernietigde, werd de zaak terugverwezen voor herbeoordeling. Het hof heeft de zaak opnieuw onderzocht op de zitting van 18 maart 2015. De tenlastelegging omvatte onder andere het illegaal afnemen van elektriciteit en het vernielen van een bedrijfspand. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten 2 en 3, en sprak hem daarvan vrij. De verdachte werd wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen voor het bewezen verklaarde feit 1, met een voorwaardelijk deel van 100 dagen. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, evenals met de persoon van de verdachte. De redelijke termijn van de procedure was overschreden, maar het hof oordeelde dat dit niet leidde tot een andere beslissing over de straf.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000716-14
Datum uitspraak: 1 april 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen - na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 28 januari 2014 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 19 november 2010 in de strafzaak onder parketnummer 15-700517-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
adres: [adres 1].

Procesgang

De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 6 december 2011 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden (hierna: Hoge Raad) heeft bij arrest van 28 januari 2014 het bestreden arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd doch uitsluitend wat betreft de ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde gegeven beslissingen en de strafoplegging en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 5 november 2010 en, na terugwijzing, op de terechtzitting van dit hof van 18 maart 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Voor zover na terugwijzing door de Hoge Raad nog aan het oordeel van het hof onderworpen, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
2:
hij in of omstreeks 7 sept 2009 tot en met 23 maart 2010 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, immers is er een illegale aansluiting gemaakt op de toevoerleiding voor de hoofdaansluitkast.
3:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 23 maart 2010 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk het bedrijfspand aan [adres 2], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers
- zijn er zonder toestemming van de rechthebbende ruimtes verbouwd en/of
- is in het gehele pand de CV-installatie verwijderd en/of
- zijn er in het plafond naar de eerste verdieping meerdere gaten geboord en/of
- zijn de elektrakabels in het hele pand doorgeknipt en/of
- is het gehele systeemplafond op de begane grond verwijderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd, omdat het hof ter zake van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten tot een andere beantwoording van de bewijsvraag komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen de verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Oplegging van straf

De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De verdachte wordt bij dit arrest, na terugwijzing door de Hoge Raad, vrijgesproken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde. Het hof zal thans de strafoplegging moeten bepalen voor het bij arrest van 6 december 2011 onder 1 bewezenverklaarde.
De advocaat-generaal heeft in de procedure in hoger beroep na terugwijzing gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde eveneens zal worden veroordeeld een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is in de periode van 7 september 2009 tot en met 23 maart 2010 in Cruquius betrokken geweest bij het telen van hennep. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte de sleutelhouder was van de betreffende kwekerij waarin meermalen is geoogst. Gelet op de aanzienlijke hoeveelheid aangetroffen hennepplanten, te weten 918, kan het niet anders zijn dan dat de producten van deze hennepplanten bestemd waren voor de handel en verdere verspreiding hiervan. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC. Met het kweken van hennep, zeker op een schaal als waarvan hier sprake is, worden grote illegale winsten behaald. Daarmee heeft het kweken van hennep een sterk corrumperende werking.
Ter zake van het verloop van de procedure overweegt het hof dat de redelijke termijn is aangevangen op 27 juli 2010 met de inverzekeringstelling van de verdachte. De rechtbank heeft in eerste aanleg vonnis gewezen op 19 november 2010 en het hof, voor terugwijzing door de Hoge Raad, heeft arrest gewezen op 6 december 2011. Tegen deze beslissing is op 20 december 2011 cassatieberoep ingesteld. De stukken van het geding zijn op 1 mei 2012, en dus tijdig, door het hof naar de griffier van de Hoge Raad gezonden. De Hoge Raad heeft op 28 januari 2014 arrest gewezen. Bij de behandeling van het cassatieberoep is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM daarmee met ruim een maand overschreden. Het hof volstaat met de constatering daarvan, gelet op de mate van overschrijding en de omstandigheid dat het hof na terugwijzing door de Hoge Raad reeds op 1 april 2015 arrest wijst.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte voor het onder 1 bij arrest van dit hof van 6 december 2011 bewezen verklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
100 (honderd) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het - op 19 september 2010 geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. D.J.M.W. Paridaens en mr. E.N. van der Spoel, in tegenwoordigheid van
mr. S.P.H. Brinkman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 april 2015.
[........]
.