Het hof overweegt ten aanzien van de behoefte van de kinderen als volgt.
Het hof gaat voorbij aan de -door de man betwiste- stelling van de vrouw dat de werkelijke kosten van de kinderen € 2.065,- totaal bedragen. Het hof is van oordeel dat de vrouw de hoogte van deze kosten onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het hof zal de gebruikelijke behoeftetabellen als uitgangspunt nemen voor de kosten van de kinderen.
Het hof acht het daarbij, evenals de vrouw, redelijk om uit te gaan van de behoeftetabel 2014. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat vast staat dat het netto gezinsinkomen ten tijde van de samenleving van partijen aanzienlijk hoger was dan het maximum bedrag van € 5.000,- per maand in de tabel 2013 en dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het netto gezinsinkomen geheel voor het gezin werd uitgegeven, waardoor dit hoge inkomen mede aan de kinderen ten goede is gekomen. Voorts is daarbij van belang dat, hoewel partijen in januari 2013 feitelijk uiteen zijn gegaan, de behoefte van de kinderen en de door de man te betalen kinderalimentatie in 2014 voor het eerst zijn vastgesteld.
De vrouw heeft een aantal omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zij van mening is dat, zo het hof uitgaat van de behoeftetabellen, de behoefte van de kinderen volgens de tabel dient te worden verhoogd. Het hof overweegt in dit verband dat slechts uitzonderlijke kosten kunnen leiden tot een bijstelling naar boven van die behoefte. De stelling van de vrouw dat het luxe leven dat partijen leidden tijdens hun relatie behoefteverhogend werkt wordt verworpen. In het licht van de gemotiveerde betwisting door de man, heeft de vrouw haar stelling onvoldoende (met schriftelijke stukken) onderbouwd, hetgeen wel op haar weg had gelegen. Het hof is verder van oordeel dat de wens van partijen om te sparen voor de kinderen geen grond vormt voor bijstelling van de behoefte van de kinderen.
De vrouw heeft voorts gesteld dat de behoefte van [A] en [J] dient te worden verhoogd in verband met de hoge kosten van de brillen die zij nodig hebben in verband met een oogafwijking. Partijen hebben ter zitting in eerste aanleg afgesproken dat zij telkens in overleg zullen treden over de aanschaf van de brillen en dat zij de kosten daarvan bij helften zullen voldoen. Ter zitting in hoger beroep is evenwel gebleken dat partijen niet in staat zijn deze afspraken na te komen. De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de dochters als gevolg van een oogafwijking brillen nodig hebben, waar zodanig hoge kosten aan zijn verbonden dat deze kosten niet in de tabelbedragen zijn verwerkt. De behoefte van de twee dochters volgens de tabel dient derhalve te worden verhoogd. De door de vrouw in dit verband gestelde kosten, waardoor de behoefte van de dochters met € 100,- per kind per maand verhoogd zou moeten worden, acht het hof, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de man, onvoldoende onderbouwd. De man heeft ter zitting onweersproken gesteld dat partijen ten tijde van hun samenleving in totaal ruim € 700,- per jaar uitgaven aan de brillen van de dochters. Het hof zal in het licht van het voorgaande de behoefte van de dochters met dit bedrag verhogen.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, stelt het hof de behoefte van [A] en [J] met ingang van 1 januari 2014 vast op € 643,- per kind per maand en de behoefte van [B] op € 613,- per maand.
De vrouw is voorts van mening dat de rechtbank bij de behoefte van de kinderen ten onrechte rekening heeft gehouden met een door haar te ontvangen bedrag van € 144,- per maand aan kindgebonden budget. Het hof overweegt in dit verband dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij, gelet op de hoogte van het inkomen van haar nieuwe partner met wie zij samenwoont, niet in aanmerking komt voor een kindgebonden budget. Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat uitgegaan dient te worden van de feitelijke situatie en volgt de rechtbank dan ook niet in de overweging dat de gevolgen van de persoonlijke keuze van de vrouw om te gaan samenwonen met een verdienende partner voor haar rekening en risico dienen te komen. Het hof houdt derhalve bij de vaststelling van de behoefte van de kinderen geen rekening met het kindgebonden budget.