2.Feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis van 7 november 2012 onder 2.1 tot en met 2.10 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
a. Vanaf 1 maart 1999 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] een bedrijfsruimte in Heiloo verhuurd, die door [appellant] werd gebruikt voor de uitoefening van zijn garagebedrijf.
b. Bij vonnis van 28 mei 2008 heeft de kantonrechter te Alkmaar de huurprijs van het gehuurde met ingang van 31 mei 2005 vastgesteld op € 43.549,45 exclusief btw per jaar. Voorheen bedroeg de huurprijs € 34.376,04 exclusief btw per jaar. Bij arrest van 21 april 2009 heeft dit hof het vonnis van 28 mei 2008 bekrachtigd.
c. [geïntimeerde] heeft [appellant] gedagvaard voor de ontstane huurachterstand. De kantonrechter te Haarlem heeft bij vonnis van 17 juni 2009 de huurovereenkomst ontbonden en [appellant] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen 30 dagen, tot betaling van een bedrag van € 29.025,78, zijnde het verschil tussen de oude en de nieuwe huurprijs over de periode juni 2005 tot en met juni 2008, tot betaling van de huur over het restant van de huur over juli 2008 ten bedrage van € 959,30 en tot betaling van de huur over augustus 2008 van € 4.538,36, telkens vermeerderd met de wettelijke rente.
d. In juli 2009 hebben partijen gesprekken gevoerd over hoe partijen verder zouden
moeten gaan. [appellant] heeft het pand niet ontruimd.
e. Op 23 juli 2010 heeft [appellant] aan [geïntimeerde], de bestuurder van [geïntimeerde], een e-mail gestuurd met, voor zover van belang, de volgende inhoud:
Je zult begrijpen, dat in de ontstane situatie een goede bedrijfsvoering onmogelijk is. Voor een goede bedrijfsvoering is het noodzakelijk te investeren in de inrichting van het pand en de verdere ontwikkeling van de business. Hetgeen zonder de zekerheid over de toekomst niet mogelijk is. (...)
Optie 1: Mijn voorkeur
Het afsluiten van een nieuw huurcontract (...)
Optie 2: gang naar de rechter
a. Verlenging van de termijn waarbinnen ontruiming moet plaatsvinden. Feitelijk een
formaliseren van de huidige gang van zaken.
Optie 3: Ontruiming van het pand
Uitvoering van het rechterlijk vonnis.
f. [appellant] heeft na het vonnis van de kantonrechter van 17 juni 2009 een gebruiksvergoeding ter hoogte van de oorspronkelijke huurprijs betaald. Vanaf april 2010 is door [appellant] geen enkele vergoeding meer aan [geïntimeerde] betaald.
g. In juli 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [geïntimeerde], [appellant] en [V] van het Ondernemersklankbord. De bank van [appellant], de Rabobank, had aan [appellant] voorgesteld om het Ondernemersklankbord erbij te betrekken om te bezien of partijen tot een oplossing zouden kunnen komen.
h. Door [geïntimeerde] is in 2010 en 2011 steeds de huur inclusief de huurverhoging
i. Op 23 oktober 2010 heeft [appellant] aan [geïntimeerde] een e-mail gezonden met, voor zover van belang, de volgende inhoud:
Ik heb een brief gehad van Rabobank waarin werd gesteld dat er een oplossing moet komen om het bedrijf weer rendabel te maken.
Gezien de problemen met het pand en wat er misschien gaat gebeuren duurt het in de ogen van de Rabobank te lang. Ik heb daarom na telefonisch contact met mijn accountmanager het voorlopige businessplan gemaild. Ik heb daarbij aangeven dat dit mijn zienswijze was en dat jij hier nog op moet reageren met jouw oplossingen of wijzigingen. Duidelijk is dat er zonder een goed plan en eventuele overeenkomsten omtrent het gehuurde pand, en de toezegging dat er credit nota’s zouden worden gemaakt, er geen geld loskomt bij de bank. Er zijn immers voor de bank teveel onzekerheden c.q. risico’s (De huur vindt de Rabobank ten opzichte van de omzet veel te hoog.)
j. Op 3 juni 2011 heeft [appellant] aan [geïntimeerde] een e-mail gezonden met, voor zover van belang, de volgende inhoud:
Ik heb begrip voor jouw situatie en vind het jammer dat het allemaal zo gelopen is. Ik had echt de intentie om er samen met jou uit te komen. Zie mijn vorige e-mails. Ik had van jou de indruk dat jij ook een oplossing zocht om er samen zakelijk uit te komen. Dhr. [V] van het ondernemersklankbord had deze indruk ook na het gesprek van vorig jaar waarin diverse toezeggingen gedaan zijn van jouw zijde, o.a.
- Creditnota’s van de huurverhoging vanaf 2004 tot heden
-
Nieuwe huurovereenkomst opstellen die voor beide partijen acceptabel moet zijn
- Het opstellen van een ondernemersplan voor nieuwe financiering.
- De ervaring die jij in het verleden opgebouwd had gebruiken voor continuering van de onderneming en de nieuwe financiering
- Gesprek voeren met de accountmanager van de Rabobank om het bedrijf te kunnen voortzetten en de plannen te onderbouwen.
k. Op 6 januari 2012 heeft [geïntimeerde] het vonnis van de kantonrechter van 17 juni 2009 laten betekenen met bevel tot betaling van € 43.975,94. [appellant] is hiertegen een kort geding gestart om te bewerkstelligen dat de executie werd geschorst. Partijen hebben op 27 januari 2012 ter beëindiging van het kort geding onder meer afgesproken dat [appellant] het gehuurde zou ontruimen en dat [geïntimeerde] het vonnis van 17 juni 2009 niet zou executeren voordat de rechtbank uitspraak had gedaan in de onderhavige (bodem)procedure.