Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] en
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grieven 1, 2 en 3strekken ten betoge dat de kantonrechter in het eindvonnis onder 2.6 ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellanten] hebben nagelaten met stukken te onderbouwen dat zij de winst van de maatschap niet hebben onttrokken uit de onderneming, dat uit de privéopnames van [appellanten] zou blijken dat de winst wel is onttrokken uit de onderneming en dat de winst bij het inkomen dient te worden meegenomen in de berekening. Dienaangaande geldt het volgende.
grieven 4, 5 en 6betogen [appellanten] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de overeenkomsten geen onaanvaardbaar zware financiële last op [appellanten] hebben gelegd en dat Dexia de overeenkomsten niet had behoren te ontraden. Stellende dat de kantonrechter in het eindvonnis is uitgegaan van te hoge netto maandinkomsten door ten onrechte de winst uit de onderneming tot het inkomen te rekenen bouwen de grieven voort op de vorige grieven en delen bijgevolg hun lot.