ECLI:NL:GHAMS:2014:971

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
200.137.535/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van Leaderland TTM B.V. en gelieerde vennootschappen

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 18 maart 2014, wordt een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van de besloten vennootschappen Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V. over de periode van 1 oktober 2012 tot en met de datum van de beschikking. De verzoeker, een aandeelhouder van de vennootschappen, heeft verzocht om een onderzoek in verband met vermeende onregelmatigheden en belangenverstrengeling binnen de vennootschappen. De Ondernemingskamer heeft geconstateerd dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid van de vennootschappen te twijfelen, onder andere door de overdracht van belangrijke activa aan gelieerde partijen zonder adequate waardering en zonder goedkeuring van de aandeelhoudersvergadering. De Ondernemingskamer heeft ook onmiddellijke voorzieningen getroffen, waaronder de schorsing van de huidige bestuurder en de benoeming van een tijdelijke bestuurder. Tevens zijn de aandelen van de verzoeker en andere aandeelhouders ten titel van beheer overgedragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder. De kosten van het onderzoek zijn voor rekening van de vennootschappen, die ook zekerheid moeten stellen voor de betaling van deze kosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.137.535/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 18 maart 2014
inzake
[verzoeker],
wonende te Amsterdam,
VERZOEKER,
advocaat:
mr. F.M. [B], kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM I B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM II B.V.,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM III B.V.,
allen gevestigd te Hilversum,
VERWEERSTERS,
advocaten:
mrs. I.S. Oosterhoff en R.J.T. Kamstra, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

1.[belanghebbende 1],

wonend te Poesjkin, Russische Federatie
2.
[belanghebbende 2],
wonend te Sint Petersburg, Russische Federatie,
3.
[belanghebbende 3],
wonende te Sint Petersburg, Russische Federatie,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mrs. I.S. Oosterhoff en R.J.T. Kamstra,kantoorhoudende te Amsterdam.
Het verloop van het geding
1.1
Hierna zullen partijen en andere personen als volgt worden aangeduid:
  • verzoeker als [verzoeker];
  • verweersters 1 tot en met 4 ieder afzonderlijk als respectievelijk Leaderland TTM, Leaderland I, Leaderland II en Leaderland III en gezamenlijk als Leaderland c.s.;
  • belanghebbenden zullen ieder afzonderlijk worden aangeduid als [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2],
  • [belanghebbende 3] als [belanghebbende 3],
  • [B] Incorporated als [B] Inc.
1.2
[verzoeker] heeft bij op 22 november 2013 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift, met producties, de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Leaderland c.s. over de periode van 1 november 2012 tot en met de datum van deze beschikking. Daarbij heeft hij tevens verzocht - zakelijk weergegeven - bij wijze van onmiddellijke voorziening en voor de duur van het geding nader in het verzoekschrift beschreven besluiten te schorsen, [belanghebbende 3] te schorsen als bestuurder van Leaderland c.s., een derde persoon te benoemen tot bestuurder van Leaderland c.s. en aan die bestuurder een aantal in het verzoekschrift nader omschreven opdrachten te geven, de door [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] gehouden aandelen in Leaderland c.s. ten titel van beheer over te dragen aan de te benoemen bestuurder, althans de aan die aandelen verbonden stemrechten te schorsen, dan wel een andere maatregel te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht, alsmede om Leaderland c.s. te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3
Leaderland c.s. hebben bij op 9 januari 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift, tevens houdende een voorwaardelijk zelfstandig verzoek, met producties, de Ondernemingskamer verzocht – zakelijk weergegeven – [verzoeker] niet- ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans die verzoeken af te wijzen en, voorwaardelijk, voor het geval de Ondernemingskamer een onderzoek mocht bevelen, – op andere gronden – een onderzoek te gelasten naar het beleid en de gang van zaken van Leaderland c.s. over de periode 1 januari 2011 tot en met 19 april 2013, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van het geding.
1.4
De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 23 januari 2014. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen en onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties. Partijen hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord. [verzoeker] heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van het voorwaardelijk zelfstandig verzoek.

2.De feiten

De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1
Leaderland TTM, opgericht op 6 februari 1997 door [verzoeker], [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2], houdt zich bezig met inkoop en verkoop van ruwe grondstoffen (vetten en oliën) en de (
intercompany-)doorlevering daarvan aan Russische vennootschappen. [verzoeker] is op 15 juli 1998 in dienst getreden als algemeen directeur van Leaderland TTM. Per 24 maart 2006 is hij benoemd tot bestuurder van Leaderland TTM.
2.2
Op 17 augustus 2012 heeft Leaderland TTM een gedeelte van haar vermogen afgesplitst aan Leaderland I, Leaderland II en Leaderland III, welke vennootschappen op die datum - bij de splitsing - zijn opgericht. [verzoeker] en [belanghebbende 2] houden sindsdien ieder 25% van de aandelen in Leaderland TTM, Leaderland I, Leaderland II respectievelijk Leaderland III. [belanghebbende 1] houdt 50% van de aandelen in elk van deze vennootschappen. [verzoeker] is toen tevens bestuurder geworden van Leaderland I, Leaderland II en Leaderland III.
2.3
De aandeelhoudersverhoudingen binnen Leaderland c.s. en de aan deze vennootschappen verbonden vennootschappen waren na de afsplitsing voor het overige als volgt: Leaderland TTM hield een belang van 90% in de vennootschap naar Russisch recht OOO Soyuz Corporation (hierna: Soyuz Corporation) waarin onder andere de merkrechten zijn ondergebracht. [belanghebbende 1] hield het resterende belang van 10% in deze vennootschap. Volgens de beschrijving van het deel van het vermogen dat overgaat naar de verkrijgende vennootschappen, behorend bij het voorstel van splitsing van 23 mei 2012 (prod. 20 bij verzoekschrift), kregen Leaderland I, Leaderland II en Leaderland III een belang van respectievelijk 50%, 25 % en 25% in de vennootschap naar Russisch recht OOO Soyuz TTM (hierna: Soyuz TTM) waarin de fabriek waarin vetten en oliën worden verwerkt is ondergebracht. Deze vennootschap hield een belang van 90% in de vennootschap naar Russisch recht OOO Soyuz M. De resterende 10% werden gehouden door SC Financial Investment Group Inc, waarvan [belanghebbende 1] alle aandelen houdt. Schematisch weergegeven ziet een en ander – met in achtneming van hetgeen hierna in 3.4 wordt overwogen - er als volgt uit:
2.4
In oktober 2012 is de verstandhouding tussen [verzoeker] enerzijds en [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] anderzijds verslechterd. Op 8 oktober 2012 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld.
2.5
Bij beschikking van 27 maart 2013 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] gemachtigd tot het bijeenroepen van een algemene vergadering van aandeelhouders van Leaderland TTM, Leaderland I, Leaderland II en Leaderland III. Aan deze beslissing heeft de rechtbank ten grondslag gelegd, zakelijk weergegeven, dat [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] voldoen aan de vereisten van art. 2:220 BW en dat zij voorafgaand aan hun verzoek het bestuur van de betrokken vennootschappen bij brieven van 15 februari 2013 onder opgave van de te behandelen onderwerpen, waaronder het ontslag van [verzoeker] als bestuurder van Leaderland c.s. en de benoeming van [belanghebbende 3] als bestuurder van deze vennootschappen, hebben verzocht een algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen en dat het bestuur daaropvolgend geen maatregelen heeft genomen om die vergaderingen te houden.
2.6
Op 19 april 2013 is [verzoeker] door de desbetreffende algemene vergaderingen van aandeelhouders met telkens 75% van de stemmen ontslagen als bestuurder van Leaderland TTM, Leaderland I, Leaderland II en Leaderland III en is [belanghebbende 3] steeds als bestuurder benoemd. Aan de besluiten tot ontslag van [verzoeker] zijn blijkens het verslag van die vergaderingen de volgende redenen ten grondslag gelegd
: “een gebrek aan vertrouwen”, “het overtreden van financiële discipline”, “het verstrekken van onjuiste gegevens over contracten”, “het liegen over marktprijzen voor grondstoffen”, “het misbruik maken van zijn positie”en
“het gebruik van financiële middelen van het bedrijf en het niet teruggeven daarvan”.
2.7
Bij brief van 23 april 2013 heeft [B] Inc., financier van Leaderland TTM, door haar aan Leaderland TTM verstrekte leningen tot een totaalbedrag van $ 10.160.061 opgezegd.
2.8
In de loop van 2013 zijn de activiteiten van Leaderland TTM op het gebied van de in- en doorverkoop van ruwe grondstoffen in de loop van 2013 afgenomen, terwijl in diezelfde periode sprake is van een corresponderende toename van diezelfde activiteiten bij SC Raw Materials, een vennootschap die gelieerd is aan (en bestuurd wordt door) [A], een zoon van [belanghebbende 1].
2.9
Op of omstreeks 31 mei 2013 heeft Leaderland TTM haar belang in Soyuz Corporation voor ongeveer een bedrag van € 268.000 overgedragen aan SC Investment Group BVBA. De aandelen in deze vennootschap worden voor 75% gehouden door [belanghebbende 1] en voor 25% door [belanghebbende 2].
2.1
Bij overeenkomst van 31 juli 2013 heeft Leaderland TTM de aandelen in Soyuz TTM overgedragen aan Soyuz Corporation voor een bedrag van ongeveer 6,1 miljoen Euro. De aandeelhoudersverhoudingen zien er sindsdien als volgt uit, waarbij wordt opgemerkt, dat blijkens mededelingen ter terechtzitting SC Investment Group Inc (Belgium) de hierboven genoemde vennootschap SC Investment Group BVBA betreft:
2.11
Voorafgaand aan de hierboven genoemde overdrachten heeft geen vergadering van aandeelhouders plaatsgevonden.
2.12
Op 10 september 2013 heeft [verzoeker] verlof gekregen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, tot het (herhaaldelijk) leggen van (derden)beslagen ten laste van onder andere Leaderland c.s., [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] tot een bedrag van ruim 6 miljoen Euro. [verzoeker] heeft de eerste beslagen doen leggen op 24 september 2013.
2.13
Op 27 september 2013 heeft Leaderland TTM verlof gekregen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam tot het leggen van diverse (derden)beslagen ten laste van [verzoeker] tot een bedrag van ruim 2 miljoen Euro. Leaderland heeft beslag doen leggen op 3 oktober 2013. Op 14 november en 6 december 2o13 is haar verlof verleend om aanvullende beslagen te leggen.
2.14
Bij vonnis van 1 november 2013 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, de door [verzoeker] ingestelde vorderingen in conventie die tot doel hadden, kort gezegd, de aandelen in Soyuz Corporation en Soyuz TTM terug te leveren aan Leaderland TTM dan wel aan Leaderland I, II en III op grond van onrechtmatig handelen en handelen in strijd met artikel 2:8 BW, afgewezen. Aan dit oordeel heeft de rechter in de kern ten grondslag gelegd dat de kort gedingprocedure zich niet leent voor de vaststelling van een aantal door [verzoeker] gestelde feiten. [verzoeker] had onder meer gesteld dat de overdracht van Soyuz Corporation en van Soyuz TTM niet noodzakelijk was, dat deze tegen een te lage verkoopprijs hebben plaatsgevonden en hebben geleid tot een materiële liquidatie van de onderneming. De door Leaderland TTM ingestelde vorderingen in reconventie, die tot doel hadden [verzoeker] te veroordelen tot het betalen van een voorschot op schadevergoeding op grond van bestuurdersaansprakelijkheid, zijn eveneens afgewezen. Aan dit oordeel heeft de voorzieningenrechter in de kern ten grondslag gelegd dat Leaderland TTM er niet in is geslaagd om in voldoende mate te onderbouwen dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld bij de uitoefening van zijn bestuurstaak en dat hierdoor schade is ontstaan. Tevens zijn de vorderingen tot het opheffen van de onder 2.12 genoemde beslagen afgewezen.
2.15
Bij vonnis van 21 november 2013 heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, de arbeidsovereenkomst tussen Leaderland TTM en [verzoeker] ontbonden met ingang van 15 december 2013. Voor de bepaling van de toepasselijke correctiefactor heeft de rechter meegewogen dat [verzoeker] heeft kunnen en moeten weten dat het sluiten van langlopende contracten grote risico’s voor de onderneming meebracht en dat hij zijn verweer dat hij aan de vennootschap onttrokken gelden ten behoeve van de vennootschap heeft besteed dan wel heeft terugbetaald, onvoldoende heeft onderbouwd. Een en ander betekent dat de omstandigheden dat de verhoudingen zijn verstoord ook aan [verzoeker] te wijten is, aldus de rechtbank. De correctiefactor is op 0,5 vastgesteld.
2.16
Bij dagvaarding van 12 december 2013 heeft [verzoeker] gevorderd dat de rechtbank Midden–Nederland voor recht verklaart, zakelijk weergegeven, dat Leaderland c.s. en SC Raw Materials onrechtmatig jegens [verzoeker] hebben gehandeld en dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door hem geleden schade, nader op te maken bij staat. [verzoeker] heeft aan zijn vorderingen in de kern ten grondslag gelegd dat hij zonder voldoende reden als bestuurder van Leaderland c.s. is ontslagen en dat de hierboven onder 2.9 en 2.10 weergeven overdrachten van Soyuz Corporation en Soyuz TTM en de overdracht van handelsactiviteiten door Leaderland TTM aan SC Raw Materials jegens hem als aandeelhouder onrechtmatig zijn. Daarbij heeft hij tevens verzocht de procedure aan te houden tot na deponering van het onderzoeksverslag door een door de Ondernemingskamer te benoemen onderzoeker.
2.17
Bij dagvaarding van 24 december 2013 heeft Leaderland TTM gevorderd dat de rechtbank Amsterdam, zakelijk weergegeven, voor recht verklaart dat [verzoeker] in de hoedanigheid van bestuurder van Leaderland TTM onrechtmatig heeft gehandeld, en dat de rechtbank [verzoeker] veroordeelt tot betaling van schadevergoeding aan Leaderland TTM. Leaderland TTM heeft aan haar vorderingen in de kern ten grondslag gelegd dat (i) zij schade heeft geleden als gevolg van het feit dat [verzoeker] risicovolle lange termijncontracten is aangegaan, waardoor Leaderland TTM uitzonderlijk hoge prijzen aan leveranciers moet betalen voor de afname van grondstoffen en (ii) dat [verzoeker] ten laste van Leaderland TTM privé betalingen heeft verricht, welke niet zijn terugbetaald.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[verzoeker] heeft aan zijn stelling dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid van Leaderland c.s. en dat onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen ten grondslag gelegd, zakelijk weergegeven, dat de hierboven onder 2.9 en 2.10 genoemde overdrachten van Soyuz Corporation en Soyuz TTM zonder zijn medewerking of medeweten tegen onzakelijke voorwaarden hebben plaatsgevonden aan partijen die aan zijn medeaandeelhouders [belanghebbende 2] en [belanghebbende 1] zijn verbonden, waardoor hij, [verzoeker], benadeeld is. Meer in het bijzonder heeft hij gesteld dat (i) Leaderland c.s. en de medeaandeelhouders [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] aan [verzoeker] geen informatie hebben verstrekt over een op handen zijnde materiële liquidatie van de ondernemingen die Leaderland c.s. in stand houden, (ii) de algemene vergadering van aandeelhouders geen goedkeuring heeft gegeven voor deze liquidatie en dat de besturen van Leaderland c.s. weigeren een algemene vergadering bij een te roepen, (iii) er geen (onafhankelijke) waardering heeft plaatsgevonden van genoemde activa en dat de koopprijs daarvan te laag is en niet de reële marktwaarde behelst, en (iv) er sprake is van een belangenverstrengeling en dat de overdrachten onzakelijk zijn. Daarnaast heeft hij gesteld dat een deel van de bedrijfsactiviteiten van Leaderland TTM is overgenomen door SC Raw Materials B.V., een vennootschap die door [belanghebbende 1] via zijn zoon wordt gecontroleerd.
3.2
Daartegenover hebben Leaderland c.s. in de kern aangevoerd dat (i) Soyuz Corporation en Soyuz TTM weliswaar als gevolg van de transacties in handen zijn gekomen van aan [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] gelieerde entiteiten, maar dat dat toelaatbaar is omdat de verkoop - tegen een redelijke prijs - noodzakelijk was ter voorkoming van een faillissement, (ii) van een materiële liquidatie geen sprake is, (iii) voor de verkoop van een deelneming geen goedkeuring van de vergadering van aandeelhouders is vereist, en (iv) [verzoeker] aan zichzelf heeft te wijten dat hij niet van te voren is geïnformeerd over de bewuste verkoop en dat hij inmiddels volledig is geïnformeerd. Er zijn derhalve geen gegronde redenen om aan juist beleid of een juiste gang van zaken van Leaderland c.s. te twijfelen. Met betrekking tot het tegenverzoek hebben zij in de kern gesteld dat (i) [verzoeker] de onderneming aan de rand van een faillissement heeft gebracht doordat hij in strijd met een aandeelhoudersbesluit van 9 december 2008 risicovolle lange termijncontracten is aangegaan, waardoor Leaderland c.s. schade hebben geleden (ii) [verzoeker] werkzaam is voor een concurrerende onderneming (EFCO) en (iii) [verzoeker] een gebrekkige administratie heeft achtergelaten.
3.3
Voor zover Leaderland c.s. in hun verweer hebben gesteld dat [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn verzoeken omdat het geschil dat partijen verdeeld houdt van zuiver vermogensrechtelijke aard is en partijen over en weer dagvaardingen hebben uitgebracht bij de gewone civiele rechter waardoor er voor een oordeel van de Ondernemingskamer geen plaats is, oordeelt de Ondernemingskamer als volgt. In de hierboven onder 2.12 tot en met 2.17 weergegeven civielrechtelijke procedures betichten partijen elkaar - kort gezegd - over en weer van onrechtmatig of verwijtbaar handelen. Dat deze procedures zijn gevoerd dan wel thans aanhangig zijn en dat daarin thema’s aan de orde zijn die in de onderhavige enquête procedure terugkeren, maakt niet dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoeken. Die verzoeken raken immers naast vermogensrechtelijke kwesties, evenzeer de vennootschappelijke verhoudingen, welke in een enquêteprocedure onderwerp van het debat zijn. Voorts kan niet gezegd worden dat [verzoeker] geen belang heeft bij een te entameren onderzoek (en om die reden niet- ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoeken), nu één van de doeleinden van het enquêterecht is om openheid van zaken te verkrijgen, welke openheid mede van belang kan zijn in het kader van procedures bij de gewone rechter. Het verweer - zo al gevoerd - dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoeken, wordt derhalve verworpen.
3.4
De Ondernemingskamer is van oordeel dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Leaderland c.s. te twijfelen. Bij die beoordeling zijn de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
a. Er is sprake van een verstrengeling van belangen. Vaststaat dat [belanghebbende 1] houder is van 50% van de aandelen in Leaderland TTM en dat [belanghebbende 2] houder is van 25% van de aandelen in Leaderland TTM, welke vennootschap op haar beurt 90% van de aandelen hield in Soyuz Corporation. De overige 10% werden door [belanghebbende 1] gehouden. Ten gevolge van de overdracht van Soyuz Corporation aan SC Investment Group (90%) en SC Financial Investment Group (10%) is Soyuz Corporation aan het vermogen van Leaderland c.s. onttrokken. SC Investments Group is voor 25% in handen van [belanghebbende 2] en voor 75% in handen van [belanghebbende 1]; SC Financial Investment Group is voor 100% in handen van [belanghebbende 1]. Voorts houdt Soyuz Corporation sinds 31 juli 2013 alle aandelen in Soyuz TTM. De overdrachten hebben derhalve plaatsgevonden tussen uitsluitend gelieerde partijen. Niet geheel duidelijk is of de aandelen in Soyuz TTM inderdaad als gevolg van de afsplitsing door Leaderland I-III zijn verkregen, zoals in 2.3 hiervoor wordt vooronderstelt en schematisch is weergegeven, of dat Soyuz TTM bij Leaderland TTM is gebleven, welke vennootschap de overeenkomst met betrekking tot de overdracht van Soyuz TTM heeft gesloten (zie onder 2.9). Wat de precieze gang van zaken is geweest, kan echter in het midden blijven. Als gevolg van de overdrachten hebben Leaderland c.s. hun belangen – en daarmee [verzoeker] zijn indirecte belang – in Soyuz Corporation en Soyuz TTM, de vennootschappen waarin de belangrijkste activa waren ondergebracht, geheel verloren. [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] hebben hun belang in die vennootschappen als gevolg van die overdrachten uitgebreid tot 100% en zij traden daarbij op zowel als verkoper als koper. Dat betekent dat zij bij die transacties indirect persoonlijke belangen hadden die tegenstrijdig waren met dat van Leaderland c.s. Dat roept vraagtekens op over het zakelijk karakter van de overdrachten.
b. De overdrachten van Soyuz TTM en Soyuz Corporation betroffen in feite verreweg het grootste deel van de onderneming van Leaderland c.s. De stelling van [verzoeker] dat Soyuz TTM in 2011 voor € 19.343.168 op de balans stond en dat de totale activa van Leaderland c.s. in 2011 € 19.465.835 bedroegen is door Leaderland c.s. onvoldoende betwist: zij bevestigen dat de verkoop van de deelneming in Soyuz TTM het activum betrof dat de grootste waarde vertegenwoordigde op de balans. Daarnaast heeft [verzoeker] gemotiveerd gesteld dat Soyuz Corporation, gelet op de waarde van het merk Soyuz, een wezenlijk onderdeel vormt van Leaderland c.s. Die stelling is onvoldoende weersproken.
c. Aan de overdrachten ligt geen (voldoende) betrouwbare waardering ten grondslag. Van enige waardering met het oog op de overdracht van de aandelen in Soyuz Corporation of de overdracht van activiteiten door Leaderland TTM aan SC Raw Materials B.V. is in het geheel niet gebleken. Ten aanzien van de overdracht van de aandelen in Soyuz TTM beroepen Leaderland c.s. zich op een waarderingsrapport van 1 juli 2013. Tegenover de gemotiveerde betwisting (pleitnota 26 en volgende) hebben Leaderland c.s. onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit rapport daadwerkelijk aan de transactie ten grondslag heeft gelegen. Bovendien kan dit rapport, dat in opdracht van Leaderland TTM ([belanghebbende 3]) en op basis van door haar aangeleverde gegevens tot stand is gekomen, niet – met het oog op de hiervoor vastgestelde tegenstrijdige belangen – als voldoende onafhankelijk worden aangemerkt. Het rapport geeft daarnaast aan dat de waardebepaling globaal is, waarbij is vermeld dat deze is gebaseerd op minimale financiële en boekhoudkundige gegevens zonder te beschikken over volledige informatie over de onderverdeling van de balans; blijkens het rapport heeft geen inspectie of bezichtiging van de materiële vaste activa plaatsgevonden. Deze beperkingen in het rapport zijn van aanzienlijke betekenis, nu de waardebepaling daarin uitgaat van de boekwaarden in de balans (intrinsieke waarde), met neerwaartse correcties daarop vanwege de aangenomen slechte vooruitzichten en verwachte liquidatie van Soyuz TTM. Al met al is over de waarde van beide deelnemingen ten tijde van de overdracht te weinig bekend om een oordeel te kunnen hebben over de vraag of die overdracht op basis van een redelijke, marktconforme koopprijs is geschied. De hierboven gestelde vraagtekens bij het zakelijk karakter van de overdrachten zijn daarmee bevestigd.
d. Tegen de stelling van [verzoeker] dat de overdracht van Soyuz Corporation en Soyuz TTM een materiële liquidatie van de onderneming betekent, hebben Leaderland c.s. gemotiveerd naar voren gebracht dat de in- en verkoop van ruwe grondstoffen in de onderneming die Leaderland c.s. drijft nog steeds wordt voortgezet. Hoewel er strikt genomen gelet op de – voorshands aannemelijk te achten – activiteiten die thans nog plaatsvinden, geen sprake is van een materiële liquidatie van de onderneming en er op die grond geen verplichting bestond om de vergadering van aandeelhouders goedkeuring te vragen voor de verkoop van deelnemingen, brengen de omstandigheden van dit geval mee dat aan [verzoeker] als minderheidsaandeelhouder van te voren openheid van zaken had moeten worden gegeven over de op handen zijnde overdrachten. Dit klemt te meer nu de andere aandeelhouders van Leaderland c.s. wel in die overdrachten zijn gekend, en, sterker nog, daarbij betrokken waren als gelieerde partijen met een tegenstrijdig belang. Dat [verzoeker] alle aangetekende stukken van Leaderland weigerde aan te nemen, zoals Leaderland c.s. hebben gesteld doet niet ter zake, nu gesteld noch gebleken is dat die stukken tegemoet kwamen aan de informatieverplichting. De stelling dat [verzoeker] inmiddels over alle relevante informatie beschikt, wordt eveneens als niet ter zake dienend verworpen.
e. [verzoeker] heeft gemotiveerd gesteld – en tegen deze stelling is onvoldoende verweer gevoerd –, dat (een deel van de) activiteiten van Leaderland TTM (is) zijn overgenomen door SC Raw Materials B.V., welke vennootschap wordt bestuurd door Sergey Sergeyevitsj Vasilyv, een zoon van [belanghebbende 1].
3.5
Voormelde constateringen, de tegenstrijdige belangen, het niet voldoen aan een informatieverplichting jegens [verzoeker], het grote belang van de transacties en het ontbreken van voldoende en betrouwbare waarderingen, leveren – mede in onderlinge samenhang - gegronde redenen op om aan een juist beleid van Leaderland c.s. te twijfelen.
3.6
Leaderland c.s. hebben in het kader van hun verweer dat de verkoop van de deelnemingen noodzakelijk was gesteld dat [B] Inc. alle leningen aan Leaderland TTM had opgeëist wegens het feit dat [verzoeker] als bestuurder niet aan de aflossingsverplichtingen had voldaan, dat Leaderland TTM niet over liquide middelen beschikte om de vordering van [B] Inc. te voldoen en dat dientengevolge een faillissement dreigde. Verkoop van de deelnemingen was de enige uitweg, zo begrijpt de Ondernemingskamer de stellingen van Leaderland c.s. Deze stellingen doen, ook indien zij juist zijn, aan voormelde redenen om aan een juist beleid te twijfelen niet af.
3.7
De gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen zoals hiervoor aangenomen vormen voor de Ondernemingskamer aanleiding om het verzoek van [verzoeker] om een onderzoek te bevelen toe te wijzen. Nu [verzoeker] ter terechtzitting nadrukkelijk te kennen heeft gegeven weliswaar de gronden van het tegenverzoek te betwisten, maar geen bezwaar te hebben tegen toewijzing daarvan, zal ook dit verzoek worden toegewezen. De onderzoekers mogen het tot hun taak rekenen de geschilpunten die aan het tegenverzoek ten grondslag zijn gelegd bij hun onderzoek te betrekken. De Ondernemingskamer zal een onderzoek bevelen vanaf 1 oktober 2012 het moment waarop de verstandhouding tussen partijen is verslechterd. Daarnaast overweegt de Ondernemingskamer nog het volgende. Niet duidelijk is of de leningen inmiddels volledig zijn afgelost en wat precies de rol van [belanghebbende 1] binnen [B] Inc. is. [verzoeker] heeft in dit verband gesteld dat [belanghebbende 1] direct betrokken is bij [B] Inc. en dat het opeisen van de lening door [B] Inc. (lees: [belanghebbende 1]) is gebruikt om te bewerkstelligen dat de deelnemingen ten gunste van [belanghebbende 2] en [belanghebbende 1] zijn overgedragen. De te benoemen onderzoekers mogen het tot hun taak rekenen om dit aspect bij hun onderzoek te betrekken.
3.8
De toestand van Leaderland c.s. vereist nader ingrijpen. Gelet op de positie waarin [verzoeker] zich als minderheidsaandeelhouder bevindt en de hierboven onder 3.4 genoemde belangenverstrengeling zal de Ondernemingskamer de volgende onmiddellijke voorzieningen treffen. [belanghebbende 3] zal worden geschorst als bestuurder van Leaderland c.s. De Ondernemingskamer zal een derde persoon tot bestuurder van Leaderland c.s. benoemen. De aandelen die [verzoeker], Borodovski en [belanghebbende 1] houden in Leaderland c.s. worden ten titel van beheer overgedragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder. Voor andere voorzieningen ziet de Ondernemingskamer geen grond.
3.9
De Ondernemingskamer zal Leaderland c.s. als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de kosten van het geding.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V., alle gevestigd te Hilversum, over de periode vanaf 1 oktober 2012;
benoemt mr. F.D. Stibbe te Amsterdam en drs. N. van der Noll te Oosthuizen teneinde het onderzoek te verrichten;
stelt het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vast op € 80.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V., en dat zij voor de betaling daarvan ten genoege van de onderzoekers voor de aanvang van hun werkzaamheden zekerheid dienen te stellen;
schorst bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding [belanghebbende 3] als bestuurder van Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V.;
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding drs. B. van Haaren-van Duijn te Amstelveen tot bestuurder van Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V. en bepaalt dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is deze vennootschappen te vertegenwoordigen;
bepaalt dat het salaris en de kosten van deze bestuurder ten laste komen van Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V. en bepaalt dat deze vennootschappen voor de betaling daarvan ten genoege van de bestuurder zekerheid dienen te stellen vóór de aanvang van diens werkzaamheden;
bepaalt vooralsnog voor de duur van het geding dat de aandelen die [belanghebbende 1], [belanghebbende 2] en [verzoeker] houden in Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V. met ingang van heden ten titel van beheer zijn overgedragen aan mr. E. Hammerstein te Amsterdam;
bepaalt dat het salaris en de kosten van de beheerder van aandelen ten laste komen van Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V. en bepaalt deze vennootschappen voor de betaling daarvan ten genoege van de beheerder zekerheid dienen te stellen vóór de aanvang van diens werkzaamheden;
benoemt mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar tot raadsheer commissaris;
veroordeelt Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V. in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 3.365;
wijst het meer of anders verzochte af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Ingelse, voorzitter, mr. E.A.G. van der Ouderaa en mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, raadsheren, en prof. dr. R.A.H. van der Meer RA, en prof. drs. E. Eeftink RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Meerdink-Schenau, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 18 maart 2014.