ECLI:NL:GHAMS:2014:968

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
23-002424-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 2 april 2013 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het zich ophouden op de openbare weg in Amsterdam met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. De tenlastelegging betrof een incident op 17 februari 2012 in de Nieuwezijds Armsteeg. Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 februari 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op de weg heeft opgehouden met de intentie om verboden middelen aan te bieden, en heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter vernietigd. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De bewezenverklaring is gebaseerd op de bevindingen van twee verbalisanten, waarvan de processen-verbaal als betrouwbaar zijn beoordeeld. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte had eerder al veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van het hof om een taakstraf op te leggen. De op te leggen straf is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Algemene Plaatselijke Verordening van Amsterdam. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren en 10 dagen hechtenis, indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

parketnummer: 23-002424-13
datum uitspraak: 28 februari 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 2 april 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-123954-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 februari 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 februari 2012 te Amsterdam zich op en/of aan de weg, te weten de Nieuwezijds Armsteeg heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar, en/of slaapmiddelen en/of kalmeringsmiddelen en/of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar te kopen en/of te koop aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 februari 2012 te Amsterdam zich op de weg heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar te koop aan te bieden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Nadere bewijsoverweging

De verdachte heeft terechtzitting ontkend dat hij samen met [betrokkene] met toeristen zou hebben gesproken. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij niet iets aan [betrokkene] heeft gegeven om aan die toeristen te overhandigen, maar dat hij een sigaret aan [betrokkene] heeft gegeven. Als reden voor zijn wegrennen van de politie heeft de verdachte opgegeven dat hij nog boetes had openstaan.
Het hof is van oordeel dat het proces-verbaal van observatie van de verbalisant[verbalisant 1], nummer 2012044583-1, gedateerd 21 februari 2012, inhoudende zijn bevindingen op de weg, en het proces-verbaal van observatie van de verbalisant[verbalisant 2], nummer PL1302 2012044583-4, gedateerd 18 februari 2012, inhoudende zijn bevindingen met betrekking tot de camera-observatie, voor het bewijs kunnen worden gebezigd, nu het hof de daarin gerelateerde bevindingen betrouwbaar acht. Het hof overweegt in dit verband dat beide op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal elkaar op essentiële onderdelen ondersteunen en dusdanig concreet en specifiek zijn dat er geen gronden zijn de weergegeven waarnemingen in twijfel te trekken, terwijl ook overigens daarvoor geen redenen aanwezig zijn. De enkele ontkenning van de verdachte is daartoe onvoldoende. Beide processen-verbaal worden derhalve voor het bewijs gebezigd.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van het bij artikel 2.7 tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam bepaalde.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met zijn handelen overlast en hinder op de openbare weg veroorzaakt. Voorts is de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 februari 2014 eerder voor misdrijven, waaronder overtredingen van de Opiumwet, en overtredingen onherroepelijk veroordeeld. Gelet op dit laatste is het hof van oordeel dat thans niet kan worden volstaan met het opleggen van een geldboete, zoals door de advocaat-generaal gevorderd. Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2.7 tweede lid en 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.J.F. Thiessen, mr. E. Mijnsberge en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van
J.K. Krijnen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 februari 2014.
mr. R.A.F. Gerding is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen
=========================================================================
[...]