In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 2 april 2013 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het zich ophouden op de openbare weg in Amsterdam met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. De tenlastelegging betrof een incident op 17 februari 2012 in de Nieuwezijds Armsteeg. Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 februari 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op de weg heeft opgehouden met de intentie om verboden middelen aan te bieden, en heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter vernietigd. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.
De bewezenverklaring is gebaseerd op de bevindingen van twee verbalisanten, waarvan de processen-verbaal als betrouwbaar zijn beoordeeld. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte had eerder al veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van het hof om een taakstraf op te leggen. De op te leggen straf is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Algemene Plaatselijke Verordening van Amsterdam. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren en 10 dagen hechtenis, indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.