ECLI:NL:GHAMS:2014:962

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
200.125.652/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris wegens laakbaar handelen bij afwikkeling nalatenschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een tuchtrechtelijke klacht van klaagster tegen notaris [geïntimeerde]. Klaagster, die 2/7e gerechtigd is in de nalatenschap van haar overleden moeder, heeft de notaris beschuldigd van laakbaar handelen bij de afwikkeling van de nalatenschap. De klacht omvat tien klachtonderdelen, waarvan het hof er acht gegrond heeft verklaard. De notaris werd verweten dat hij de schijn van partijdigheid heeft gewekt door werkzaamheden voor andere erven te verrichten zonder contact met klaagster te onderhouden. Daarnaast werden er klachten ingediend over buitensporige declaraties, het niet terugbetalen van onterecht in rekening gebrachte kosten, en het niet specificeren van ontvangen gelden op de boedelrekening. Het hof oordeelde dat de notaris niet zorgvuldig heeft gehandeld en dat zijn gedrag de goede naam van het notariaat in diskrediet heeft gebracht. Als gevolg hiervan legde het hof de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken op aan de notaris. De eerdere beslissing van de kamer werd vernietigd, en klaagster werd niet-ontvankelijk verklaard in enkele klachtonderdelen, terwijl andere klachtonderdelen gegrond werden verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.125.652/01 NOT
nummer eerste aanleg : KL 6/2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 25 maart 2014.
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
gemachtigde: mr. F.M.J.P. Heckmans te Kerkrade,
tegen:
[geïntimeerde],
notaris te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. N.E.N. de Louwere, advocaat te Waalre.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder klaagster, is bij een op 18 april 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Roermond, verder de kamer, van 21 maart 2013, waarbij de kamer de klacht van klaagster tegen geïntimeerde, verder de notaris, op onderdeel 1 niet-ontvankelijk heeft verklaard, op de onderdelen 2, 5, 8 en 10 ongegrond heeft verklaard en op de onderdelen 3, 4, 6 en 7 gegrond heeft verklaard en de notaris de tuchtmaatregel van berisping heeft opgelegd.
1.2.
Van de zijde van de notaris is op 10 juni 2013 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 januari 2014. Klaagster, haar gemachtigde en haar zoon ([zoon] alsmede de notaris en zijn gemachtigde zijn verschenen. De gemachtigde van klaagster, haar zoon alsmede de notaris en zijn gemachtigde hebben het woord gevoerd, de gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnota’s.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van klager

4.1.
Klaagster stelt dat de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van haar moeder, [erflater], hierna erflaatster, overleden op 12 september 1979. Klaagster is voor 2/7e gerechtigd in de nalatenschap van erflaatster.
4.2.
De klacht bestaat uit de volgende tien klachtonderdelen.
i.
De notaris heeft de indruk van partijdigheid gewekt.
De notaris heeft, terwijl er een conflict was tussen de erfgenamen, voor de andere erven werkzaamheden verricht en contact met hen onderhouden in een periode dat hij voor klaagster geen werkzaamheden heeft verricht en ook geen contact met haar heeft onderhouden.
Door voor de overige erven wel werkzaamheden te verrichten en met dezen contact te blijven houden heeft de notaris de indruk van partijdigheid gewekt.
In hoger beroep heeft klaagster het eerste klachtonderdeel aldus nader toegelicht dat dit ziet op de onvolledigheid van de door de notaris verstrekte specificatie van de door hem gedeclareerde werkzaamheden. Door de werkzaamheden die de notaris voor de andere erven heeft verricht niet te omschrijven in zijn urenspecificatie heeft de notaris de schijn van partijdigheid gewekt. Dit klachtonderdeel is, anders dan de kamer in de bestreden beslissing heeft overwogen, niet in een eerdere klachtprocedure aan de orde geweest aangezien het in de eerder beoordeelde klacht – die door klaagster in 2009 is ingediend en geleid heeft tot een beslissing van de kamer van 17 maart 2011 en na door beide partijen ingesteld hoger beroep tot een beslissing van het hof van 21 februari 2012 - ging om het schenden van de verplichting tot onpartijdige belangenbehartiging in de periode van 1 juni 2006 tot 24 oktober 2007 terwijl het nu gaat om het wekken van de schijn van partijdigheid door in de urenspecificatie van 10 september 2009 niet te omschrijven welke werkzaamheden de notaris voor de overige erven heeft verricht.
ii.
De declaraties van de notaris zijn buitensporig hoog.
De notaris had slechts een beperkte taak bij de verdeling van de nalatenschap maar heeft daarvoor een bedrag van € 31.704,18 gedeclareerd. De notariële tuchtrechter kan de declaraties van een notaris marginaal toetsen.
In hoger beroep heeft klaagster nog aangevoerd dat de ringvoorzitter op 12 september 2012 beslist heeft dat de notaris € 6.318,69 inclusief BTW teveel in rekening heeft gebracht. Klaagster is van de beslissing van de ringvoorzitter in beroep gekomen maar het is niet mogelijk dat het bedrag, dat door de notaris ten onrechte in rekening is gebracht, in hoger beroep lager uitvalt nu de appellant van zijn appel niet slechter kan worden (reformatio in peius). Het bedrag als door de Ringvoorzitter vastgesteld is dus het minimale bedrag dat door de notaris teveel in rekening is gebracht.
iii.
De notaris weigert de door hem ten onrechte ten laste van de nalatenschap gebrachte kosten van de tuchtprocedure terug te betalen en
iv.
de notaris weigert de door hem ten onrechte in rekening gebrachte kosten voor de door hem ingeschakelde adviseurs terug te betalen.
De notariskamer heeft in de eerdere klachtprocedure beslist dat de notaris de in het kader van de tuchtprocedure gemaakte kosten niet ten laste van de nalatenschap mag brengen en dat de kosten van door de notaris ingeschakelde adviseurs alleen dan aan de erven in rekening mogen worden gebracht indien zij tot het inwinnen van dat advies toestemming hebben gegeven. Nu de notaris in het onderhavige geval geen toestemming aan de erven heeft gevraagd heeft hij de kosten voor het inschakelen van adviseurs ten onrechte aan de erven in rekening gebracht. De notaris weigert echter de ter zake in rekening gebrachte bedragen aan klaagster terug te betalen.
In hoger beroep heeft klaagster nog aangevoerd dat de notaris weliswaar op 27 september 2012 tot betaling van het door haar bedoelde bedrag aan haar is overgegaan maar dat de beslissing van de kamer van 21 februari 2012 toen al 7 maanden oud was en de onderhavige klacht reeds op 26 mei 2012 was ingediend. Het is volgens klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de notaris ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe, pas op 27 september 2012 tot betaling is overgegaan.
v
. De notaris weigert een dubbel gedeclareerd bedrag terug te betalen en
vi
. de notaris heeft het door notaris [notaris] ten laste van de boedelrekening gebrachte bedrag van fl.3.445,- onjuist op een door de notaris opgesteld overzicht omschreven.
Voor de werkzaamheden die de voorganger van de notaris ([notaris]) in de periode tot 4 maart 1983 heeft verricht is deze reeds betaald. Uit de brief van [notaris] van 4 maart 1983 blijkt immers dat de kosten voor zijn werkzaamheden ten laste van het tegoed op de boedelrekening zijn gebracht. De notaris heeft derhalve ten onrechte voor de werkzaamheden van [notaris] (nogmaals) een bedrag van € 7.368,08 ten laste van de nalatenschap gebracht. Aldus hebben de erven tweemaal betaald voor de werkzaamheden van oud-notaris [notaris]. Het ten laste van de boedelrekening gebrachte bedrag van fl.3.445,- is in een overzicht van de notaris omschreven als “Honorarium iz verkoop [plaats]” terwijl dit de kosten voor de werkzaamheden van [notaris] betrof. Van een notaris mag verwacht worden dat de door hem gevoerde administratie correct is.
In hoger beroep heeft klaagster nog aangevoerd dat de notariële tuchtrechter zelfstandig kan oordelen over een klacht aangaande een dubbele betaling en dat hij daarbij niet afhankelijk is van het oordeel van de Ringvoorzitter en de bestuursrechter.
vii.
De notaris weigert de op de boedelrekening ontvangen gelden over de jaren 1991 tot en met 2007 te specificeren.
De kamer heeft in de eerdere klachtprocedure op 21 februari 2012 beslist dat de notaris het overzicht van de boedelrekening voor de jaren 1991 tot en met 2007 moet specificeren. De notaris weigert tot op heden gevolg te geven aan deze beslissing.
viii.
De notaris heeft te weinig rente vergoed/doen genereren over een bedrag dat hij van klaagster in depot heeft gehad.
Van 11 september 2009 tot 12 januari 2012 heeft de notaris het aan klaagster toebedeelde bedrag van € 76.363,30 in depot gehad. De notaris heeft over genoemde periode slechts een rente vergoed van € 2.227,26, hetgeen neerkomt op een lager percentage dan dat banken in voormelde periode gaven. De notaris heeft de belangen van klaagster onvoldoende behartigd door te weinig rente te vergoeden, althans door het depot aan te houden op een rekening die te weinig rente genereerde.
In hoger beroep heeft klaagster gesteld dat haar uit informatie van de bank waar het geld destijds in depot heeft gestaan, is gebleken dat de notaris over het geld van klaagster dat hij in de periode van 11 september 2009 tot 12 januari 2012 in depot had een bedrag van € 4.194,09 aan rente heeft ontvangen. De notaris heeft echter slechts € 2.227,26 aan klaagster doorbetaald terwijl hij op grond van artikel 25 van de Wet op het notarisambt gehouden is de op zijn kwaliteitsrekening gekweekte rente volledig door te betalen. De klacht ziet dus niet langer op het te weinig rente doen genereren maar slechts op het te weinig rente doen vergoeden.
ix.
De notaris heeft het voorstel van de Rabobank tot vergoeding van de door de erven geleden renteschade ten onrechte niet geaccepteerd.
Tijdens de eerdere tuchtprocedure is gebleken dat een bedrag van de nalatenschap van € 41.603,08 jarenlang op een niet-rentedragende rekening bij de Rabobank heeft gestaan. De Rabobank heeft de notaris bij brief van 26 oktober 2006 een voorstel gedaan voor vergoeding van de door de erven aldus geleden renteschade. De notaris heeft dit voorstel naast zich neergelegd en klaagster niet op de hoogte gebracht van dit voorstel. Door niet op het voorstel in te gaan is door de erven schade geleden.
x.
De notaris weigert aan klaagster een kopie te verstrekken van zijn correspondentie met derden.
Klaagster heeft recht op en belang bij een kopie van de correspondentie die de notaris met derden over de nalatenschap heeft gevoerd. De notaris weigert echter kosteloos een kopie van de correspondentie te verstrekken.

5.Standpunt notaris

De notaris heeft de klacht gemotiveerd betwist en hiertoe het volgende aangevoerd.
5.1.
De klachtonderdelen i, ii, v, vi, vii, viii en ix zijn reeds aan de orde geweest in de eerdere klachtprocedure. Klaagster dient ten aanzien van die klachtonderdelen dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard. Het behandelen van die klachtonderdelen zou strijd met het rechtsbeginsel “ne bis in idem” opleveren.
5.2.
Voor de klachtonderdelen i, v, vi, vii en ix geldt dat ten tijde van het indienen van de onderhavige klacht de klachttermijn van drie jaar reeds verstreken was.
Ad ii.
5.3.
Deze door de notaris voor zijn werkzaamheden gestuurde declaratie is onderwerp van een door klaagster aanhangig gemaakt declaratiegeschil en klachten over de hoogte van het in rekening gebrachte bedrag zijn derhalve niet ter beoordeling door de kamer.
In hoger beroep heeft de notaris daaraan toegevoegd dat het voorlopige oordeel van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Roermond is dat de notaris niet dubbel gedeclareerd heeft.
Ad iii en iv.
5.4.
Het klopt dat de terugbetaling van de bedragen die de notaris naar het oordeel van de kamer ten onrechte in rekening heeft gebracht niet meteen heeft plaatsgevonden. Er is over de betaling schriftelijk overleg gezocht met klaagster maar daarop is geen reactie gekomen. Gelet op het feit dat eerder werd geweigerd om de in depot staande gelden in ontvangst te nemen, was de door de notaris gemaakte keuze om niet zonder meer te betalen gerechtvaardigd.
In hoger beroep heeft de notaris daaraan toegevoegd dat op 27 september 2012 de betaling alsnog heeft plaatsgevonden zodat de klacht ongegrond is.
Ad v.
5.5.
Dit klachtonderdeel is onderwerp van een door klaagster ingezet declaratiegeschil en is derhalve naar het oordeel van de notaris niet ter beoordeling aan de kamer.
Ad vii.
5.6.
Bij het verweer in een eerdere klachtprocedure is op 15 juni 2011 de gevraagde specificatie reeds verstrekt. De specificatie is niet compleet omdat het met de beschikbare administratieve bescheiden niet mogelijk is nog verder te specificeren dan nu is gedaan. Er is geen sprake van een klachtwaardige weigering omdat het simpelweg niet mogelijk is aan de beslissing gevolg te geven.
Ad viii.
5.7.
Klaagster wilde na de akte van verdeling van 11 september 2009 het haar toekomende deel niet in ontvangst nemen. Het geld van klaagster is daarom met medeweten van klaagster op een driemaands depot gezet. Pas in 2012 kon het geld aan klaagster worden overgemaakt omdat pas toen een naam en rekeningnummer door haar zijn opgegeven. Bij die betaling is ook de rente betaald die de notaris heeft ontvangen.
In hoger beroep heeft de notaris aan zijn verweer toegevoegd dat klaagster zich ten aanzien van de hoogte van de rente beroept op algemene correspondentie met de SNS Bank. Dergelijke algemene informatie kan geen bewijs opleveren voor de rente die in dit specifieke geval door de bank is vergoed. De volledige rente die over het geld van klaagster is ontvangen is aan klaagster vergoed.
Ad ix.
5.8.
Het niet accepteren van het voorstel van de Rabobank is een rechtstreeks gevolg van het ontbreken van een volmacht van klaagster. Uit het voorstel van de bank blijkt niet dat het voorstel een jaar later, toen er wel sprake was van een volmacht, nog geldig was.
Ad x.
5.9.
Klaagster had veel eerder met dit verzoek moeten komen en reeds daarom moet de klacht buiten behandeling blijven. Daarnaast mag een concreet verzoek verwacht worden van klaagster met betrekking tot specifieke stukken en kan niet verlangd worden dat de notaris van alle correspondentie en stukken kosteloos een kopie verstrekt.

6.De beoordeling

6.1
Tegen een aantal klachtonderdelen heeft de notaris het verweer gevoerd dat de klachttermijn van drie jaar ten tijde van het indienen van de klacht was verstreken en/of dat de desbetreffende klacht reeds in de eerdere klachtprocedure aan de orde is geweest. Voor zover die verweren zijn gevoerd, zal het hof ter zake die verweren per klachtonderdeel beslissen. In het algemeen merkt het hof thans reeds het volgende op. Op zichzelf is het juist dat een notaris niet (nogmaals) kan worden berecht voor hetzelfde feit waarover reeds bij onherroepelijke uitspraak is beslist. Of er sprake is van hetzelfde feit dient de tuchtrechter vast te stellen aan de hand van de omschrijving van de feiten in de eerdere procedure en de omschrijving van de (nieuwe) klacht.
6.2.
Ten aanzien van klachtonderdeel i overweegt het hof het volgende.
Klachtonderdeel i als ingediend in eerste aanleg houdt de klacht in dat de notaris de schijn van partijdigheid heeft gewekt door voor de andere erven werkzaamheden te verrichten terwijl hij voor klaagster geen werkzaamheden heeft verricht en met haar ook geen contact heeft onderhouden. In hoger beroep heeft klaagster het eerste klachtonderdeel aldus toegelicht dat dit klachtonderdeel ziet op de partijdigheid zoals die uit de klaagster op 10 september 2009 toegezonden urenspecificatie zou blijken en niet op de werkzaamheden zelf.
Klaagster wordt hierin niet gevolgd. Ook ter onderbouwing van haar eerdere klacht (die geleid heeft tot de beslissing van de kamer van 17 maart 2011) over de door haar gestelde partijdigheid van de notaris heeft klaagster verwezen naar genoemde urenspecificatie, waaruit zou blijken dat de notaris in een bepaalde periode wel contact heeft gehad met de andere erven maar niet met klaagster. In de eerdere klachtprocedure heeft de kamer de onderhavige klacht ongegrond geacht, welke beslissing door het hof is bevestigd. Klaagster kan, zoals de kamer in de beslissing waarvan beroep op goede gronden heeft overwogen in dit klachtonderdeel niet worden ontvangen.
6.3.
Met betrekking tot klachtonderdeel ii overweegt het hof het volgende. De klacht is binnen de klachttermijn ingediend. Klaagster heeft onweersproken gesteld dat zij de hoogte van de declaratie heeft afgeleid uit de haar in september 2009 toegezonden urenspecificatie. Ervan uitgaande dat conform de beslissing van de ringvoorzitter de notaris in ieder geval een bedrag van € 6.318,69 teveel in rekening heeft gebracht op een totale declaratie van ongeveer € 30.000,-, is het hof van oordeel dat sprake is van buitensporig hoog declareren door de notaris. Het hof acht de klacht dus gegrond.
6.4.
De kamer heeft in haar beslissing op goede gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, de klachtonderdelen iii en ix gegrond verklaard. Van de notaris had mogen worden verwacht dat hij op korte termijn na de uitspraak van de kamer van 21 maart 2013 zou overgaan tot het terugbetaling van de volgens die beslissing ten onrechte in rekening gebrachte bedragen. Het feit dat de notaris daar zeven maanden mee heeft gewacht is tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klacht is dus gegrond.
6.5.
De kamer heeft op goede gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, klachtonderdeel vi gegrond verklaard. De notaris heeft ook niet betwist dat de omschrijving “honorarium iz verkoop [plaats]op het door hem opgestelde overzicht bij een betaling van € 3.445,- ten laste van de boedelrekening onjuist is. Dat betekent dat ook klachtonderdeel v. gegrond is. Uit de door klaagster in dit verband genoemde brief van notaris [notaris] aan haar van 3 maart 1983 blijkt immers dat deze ter zake van zijn werkzaamheden van september 1979 tot die datum een bedrag van
€ 3.445,- in rekening heeft gebracht en ten laste van het onder hem rustende boedelsaldo heeft gebracht. De notaris heeft niet betwist dat hij ter zake van werkzaamheden door notaris [notaris] over diezelfde periode € 7.368,08 heeft gedeclareerd. Aldus is over de desbetreffende periode dubbel gedeclareerd, zoals klaagster de notaris terecht verwijt. Ook klachtonderdeel v is dus gegrond. Overigens geldt voor beide klachtonderdelen dat deze, anders dan de notaris heeft betoogd, niet aan de orde zijn geweest in de eerdere klachtprocedure en dat ook hier geldt dat klaagster eerst aan de hand van de haar in september 2009 toegezonden urenspecificatie kennis heeft kunnen nemen van het handelen van de notaris. De klachten zijn dus tijdig ingediend.
6.6.
Ten aanzien van klachtonderdeel vii overweegt het hof het volgende. In de eerdere klachtprocedure klaagde klaagster erover dat de notaris in gebreke bleef de ontvangen gelden te specificeren. Thans behelst de klacht dat de notaris geen uitvoering geeft aan een eerdere tuchtrechtelijke beslissing. De klacht behelst dus niet hetzelfde feit en is ook binnen de klachttermijn ingediend. Het hof neemt van de notaris aan dat hij niet in staat is aan de beslissing van de kamer van 21 februari 2012, inhoudende dat hij gehouden is tot het verschaffen van een (verdere) specificatie van op de boedelrekening ontvangen gelden, uitvoering te geven wegens het ontbreken van de benodigde gegevens. Het feit dat de notaris zijn administratie kennelijk onvoldoende op orde heeft en daarom niet in staat is aan de beslissing van de kamer uitvoering te geven is echter wel tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het klachtonderdeel is derhalve gegrond.
6.7.
Ten aanzien van klachtonderdeel viii geldt het volgende. De notaris heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep een berekening overgelegd waaruit zou moeten blijken dat de rente die aan klaagster over het depot is vergoed gelijk is aan de rente die de notaris heeft ontvangen over het geld van klaagster. De desbetreffende berekening kan echter niet dienen als bewijs van de door de notaris ontvangen rente, niet alleen omdat de berekening niet vergezeld is van rekeningafschriften, waaruit de ontvangen rente blijkt of opgaven van de bank van betaalde rentepercentages, maar ook omdat daarin wordt uitgegaan van hetzelfde rentepercentage voor de gehele looptijd (hetgeen voor een periode van ruim 2 jaar volstrekt onaannemelijk is) en er geen rente over rente is berekend. Weliswaar is in deze procedure niet vast te stellen wat de notaris daadwerkelijk aan rente heeft ontvangen, maar aannemelijk is dat het bedrag aan ontvangen rente hoger geweest is dan de notaris stelt en dan het bedrag dat aan klaagster is vergoed. Het klachtonderdeel is derhalve gegrond.
6.8.
Ten aanzien van klachtonderdeel ix overweegt het hof het volgende. Anders dan op zijn weg gelegen had heeft de notaris in hoger beroep geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat klaagster voor eind 2009 bekend is geworden met het voorstel van de Rabobank. De klacht is dus binnen de termijn ingediend. Het voorstel van de Rabobank betrof het vergoeden van de renteschade over een achterliggende periode. Het had op de weg van de notaris gelegen om, op het moment dat hij over een volmacht beschikte, met de Rabobank in gesprek te gaan over het voorstel tot vergoeding van renteschade. Het klachtonderdeel is derhalve gegrond.
6.9.
Voor zover klaagster in hoger beroep het klachtonderdeel x heeft willen uitbreiden met een klacht betreffende de weigering van de notaris de door haar verlangde kopiestukken
tegen betalingte verstrekken, heeft te gelden dat dit klachtonderdeel buiten beschouwing wordt gelaten aangezien er geen mogelijkheid is de klacht in hoger beroep uit te breiden. In zoverre zal klaagster niet ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van klachtonderdeel x overweegt het hof voorts dat het verzoek van klaagster aan de notaris om stukken zo ruim geformuleerd is dat de notaris daar niet op hoeft in te gaan. Van de notaris kan niet verwacht worden dat deze zonder nadere concretisering alle correspondentie die hij met derden heeft gevoerd aan klaagster verstrekt. De klacht is derhalve ongegrond.
6.10.
Wat betreft de op te leggen maatregel overweegt het hof als volgt. De notaris heeft ter zake van de klachtonderdelen ii, iii, iv, v, vi, vii, viii, en ix niet gehandeld zoals een zorgvuldig notaris betaamt en daardoor de belangen van klaagster veronachtzaamd. Door zijn handelwijze heeft de notaris de goede naam van het notariaat ernstig in diskrediet gebracht. Dit valt hem tuchtrechtelijk zwaar aan te rekenen. Het hof is dan ook van oordeel dat de door de kamer opgelegde maatregel van berisping niet volstaat. Het hof acht thans de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden.
6.11.
Nu het hof deels tot een andere beslissing is gekomen dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven en zal die beslissing worden vernietigd.
6.12.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan onbesproken blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.13.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart klagers niet ontvankelijk in het klachtonderdeel i;
- verklaart klaagster niet ontvankelijk in de in hoger beroep nieuw geformuleerde
klachten;
- verklaart klachtonderdeel x ongegrond;
- verklaart de klachtonderdelen ii, iii, iv,v, vi, vii, viii, en ix gegrond,
- legt aan de notaris op de maatregel op van schorsing voor de duur van twee weken.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, A.M.A. Verscheure en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 25 maart 2014 door de rolraadsheer.