ECLI:NL:GHAMS:2014:96
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige daad en toestemming bij bankoverschrijvingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen vonnissen van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [appellant] onrechtmatig had gehandeld door zonder toestemming bedragen van de bankrekening van [X] naar zijn eigen rekening over te maken. [X], de vader van [geïntimeerde], was overleden en [geïntimeerde] was de enige erfgenaam. De rechtbank had vastgesteld dat [appellant] geen toestemming had van [X] voor deze overboekingen, wat door [geïntimeerde] was betwist. De rechtbank had in eerdere vonnissen de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat de handtekening onder een brief van [appellant] niet authentiek was, wat leidde tot de conclusie dat er geen toestemming was gegeven voor de overboekingen. In hoger beroep heeft [appellant] de beslissing van de rechtbank bestreden, maar het hof heeft de eerdere oordelen van de rechtbank bevestigd. Het hof oordeelde dat [appellant] niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij wel toestemming had voor de overboekingen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de echtheid van de handtekening onder de brief van [appellant] niet was bewezen, en dat de bewijsvoering van [geïntimeerde] voldoende was om aan te tonen dat er geen toestemming was gegeven. Het hof bekrachtigde de vonnissen van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de proceskosten van [geïntimeerde] in hoger beroep.