ECLI:NL:GHAMS:2014:839

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2014
Publicatiedatum
25 maart 2014
Zaaknummer
12_00461, 12_00462 en 12_00463
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van LED-lampen in de Gecombineerde Nomenclatuur en de gevolgen voor douanerechten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de indeling van LED-lampen in de Gecombineerde Nomenclatuur. De belanghebbende, [X] B.V., had bezwaar gemaakt tegen de indeling van hun producten door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. De inspecteur had de LED-lampen ingedeeld onder Taric-code 8543, terwijl de belanghebbende stelde dat de producten onder de codes 8541 of 8539 moesten worden ingedeeld. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld.

Het Hof heeft vastgesteld dat de LED-lampen bestaan uit een gedrukte schakeling met luminescentiedioden, die zijn omhuld door een glazen bol en een fitting. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de producten niet onder post 8541 konden worden ingedeeld, omdat ze uit meerdere componenten bestaan die essentieel zijn voor de werking. Het Hof heeft deze conclusie bevestigd en ook de indeling onder post 8539 verworpen, omdat de producten niet als gloeilampen kunnen worden gekwalificeerd.

Uiteindelijk heeft het Hof geoordeeld dat de producten terecht zijn ingedeeld onder post 8543, omdat ze elektrische apparaten zijn met een eigen functie, die niet onder andere posten van hoofdstuk 85 vallen. De UTB's zijn verminderd tot de juiste bedragen, en de inspecteur is veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, en de belanghebbende heeft recht op terugbetaling van het griffierecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerken 12/00461 tot en met 12/00463
27 februari 2014
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X] B.V.te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: mr. E.H. Mennes (KPMG Meijburg & Co)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerken AWB 11/4612, 11/4613 en 12/1098 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 9 maart 2011 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) met nummer 001427520. 11 00000093 uitgereikt ten bedrage van € 1.119,18 aan douanerechten.
1.1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 21 juli 2011, de onder 1.1.1 genoemde UTB gehandhaafd.
1.2.1.
De inspecteur heeft in de periode 15 februari 2011 tot en met 7 maart 2011 de
volgende UTB’s aan belanghebbende uitgereikt:
nummer dagtekening bedrag
006781159. 11 10102393 15-02-2011 € 568,62
006781159. 11 10102394 15-02-2011 € 5.960,29
006781159. 11 10102408 16-02-2011 € 1.763,12
006781159. 11 10102422 20-02-2011 € 213,42
006781159. 11 10102423 20-02-2011 € 334,55
006781159. 11 10102525 07-03-2011 € 205,13
€ 9.045,13
1.2.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 22 juli
2011, de onder 1.2.1 genoemde UTB’s gehandhaafd.
1.3.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 25 oktober 2011 aan belanghebbende een
UTB met nummer 8145.54.301/00.7.0001 uitgereikt ten bedrage van € 428.210,86 aan douanerechten.
1.3.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 20
februari 2012, de onder 1.3.1 genoemde UTB gehandhaafd.
1.4.
Bij uitspraak van 11 mei 2012 heeft de rechtbank de door belanghebbende ingestelde beroepen tegen de onder 1.1.2, 1.2.2 en 1.3.2 genoemde uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.
1.5.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 22 juni 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Op 10 januari 2014 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“2.1. Over de periode mei 2008 tot en met maart 2011 is door (zaak 12/1098) of namens eiseres met toepassing van directe vertegenwoordiging in de zin van artikel 5, tweede lid, eerste gedachtestreepje Verordening (EEG) nr. 2913/92 (zaken 11/4612 en 11/4613), een achttal aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van zogenoemde light emitting diode lampen (hierna: de LED-lampen of de producten) van het merk [merk] met oorsprong China.
2.2.
De ingevoerde LED-lampen bestaan uit een gedrukte schakeling ook wel een Printed Circuit Board (hierna: PCB) genoemd van 14 mm x 14 mm waarop 6 luminescentiedioden zijn aangebracht. Deze luminescentiedioden of lichtgevende dioden zijn elektronische componenten die elektrische energie omzetten in zichtbaar licht zodra er een elektrische stroom in doorlaatrichting doorheen wordt gestuurd. Twee van de zes dioden stralen rood licht uit, de overige vier blauw licht. Nadat de dioden zijn aangebracht op de PCB wordt elke diode afgedekt met een siliconenlaagje. Op de twee rood licht uitstralende dioden is een transparant siliconenlaagje aangebracht. De vier blauw licht uitstralend dioden zijn voorzien van een siliconenlaagje waarin fosforen zijn verwerkt. Door middel van deze fosforen kleurt het blauwe licht naar de kleuren blauw, geel en groen. Hiermee kan de zogenoemde lichtwarmte worden afgesteld naar de wens van de afnemer. De producten hebben een glazen bol als omhulsel en beschikken over een zogenoemde Edison (E27) fitting die de aansluiting op de stroomvoorziening mogelijk maakt. De luminescentiedioden vereisen een constante stroomtoevoer. Daarom is tussen de fitting en de PCB (met dioden) een elektronische component geplaatst die als functie heeft de stroomwisselingen op te vangen die zich in het elektriciteitsnetwerk voordoen.
2.3.
In zaak 11/4612 zijn de producten in de namens eiseres ingediende aangifte ingedeeld onder Taric-code 8543 70 90 99.
2.4.
In zaak 11/4613, die in totaal 6 utb’s betreft, zijn de producten in twee aangiften aangegeven onder Taric-code 8541 40 10 00 (door verweerder gecorrigeerd naar
8543 70 90 99) en in vier aangiften onder 8543 70 90 99.
2.5.
In zaak 12/1098 zijn de producten aangegeven onder Taric-code 8541 40 10 00 (door verweerder gecorrigeerd naar 8543 70 90 99).
2.6.
De onder 2.3, 2.4 en 2.5 genoemde aangiften hebben geleid tot de thans bestreden utb’s.”
2.2.
In aanvulling hierop stelt het Hof de volgende feiten vast:
Ter zitting van het Hof is door belanghebbende een technische tekening overgelegd. Belanghebbende en de inspecteur hebben een toelichting op deze tekening verstrekt. Kort gezegd blijkt hieruit dat de luminescentiediodes in het product aangesloten zijn op een elektronische schakeling, die tot doel heeft de 230V wisselspanning van het lichtnet gelijk te richten en naar een lagere spanning te transformeren. Deze gelijkspanning wordt tevens gestabiliseerd. De elektronische schakeling omvat onder meer dioden, transistors, weerstanden, condensatoren en spoelen, alsmede geïntegreerde schakelingen.

3.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij zij het volgende heeft overwogen:
“5.1. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de post zijn omschreven. De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie (WDO) uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (de GN- en GS-toelichtingen) zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.
5.2.
Partijen zijn eenparig van mening dat de onderhavige LED-lampen kunnen worden aangemerkt als elektrische artikelen, dat alle typen (200, 200 Flame, 300, 300 Flame en 400) op dezelfde wijze moeten worden ingedeeld en dat indeling in GN-post 8539 (de post voor gloei-/ en spaarlampen), gelet op de tekst van de post, niet mogelijk is. De rechtbank zal partijen hierin volgen. De GS- toelichting op hoofdstuk 85 vermeldt dat dit hoofdstuk mede elektrische artikelen omvat die in de regel niet afzonderlijk worden gebezigd, maar als organen met een bijzondere functie toepassing vinden in apparaten zoals onder meer het geval is bij lampen en dioden. Met partijen leidt de rechtbank hieruit af dat indeling van de producten onder hoofdstuk 85 dient plaats te vinden.
5.3.1.
De rechtbank zal allereerst beoordelen of de producten kunnen worden ingedeeld in GN-post 8541, nu aantekening 8 IDR op hoofdstuk 85 vermeldt dat voor de indeling de posten 8541 en 8542 voorrang hebben boven alle andere posten van de nomenclatuur. Post 8541 ziet volgens de tekst op dioden, transistors en dergelijke halfgeleiderelementen. Eiseres stelt dat de onderhavige LED-lampen, onder meer bestaande uit 6 lichtgevende dioden, kwalificeren als dioden genoemd in deze post. De glazen bol en de fitting waarmee de dioden verbonden zijn staan indeling in GN-post 8541 volgens eiseres niet in de weg omdat de GS-toelichting op post 8541 onder “A” vermeldt dat de elementen onder deze post blijven ingedeeld, ongeacht of zij voorzien van een aansluiting en/of omhulling. De fitting, zo stelt eiseres, is een toegestane aansluiting en de glazen bol een toegestane omhulling.
5.3.2.
De rechtbank verwerpt deze stelling en motiveert dit oordeel als volgt. De producten bestaan uit een gedrukte schakeling, een PCB, van 14 mm x 14 mm waarop 6 luminescentiedioden zijn aangebracht. Deze luminescentiedioden zijn afgedekt met een siliconenlaagje waarin fosforen zijn verwerkt. De producten hebben een glazen bol als omhulsel en beschikken over een zogenoemde Edison (E27) fitting. Tussen de fitting en de PCB is een elektronische component geplaatst. Uit deze productbeschrijving volgt dat sprake is van een samengesteld product. Een samengesteld product kan voor de indeling in de GN niet zonder meer worden vereenzelvigd met daarin verwerkte onderdelen, ook niet indien die onderdelen essentieel zijn voor de werking van het product. De onderhavige producten, die beschikken over een glazen bol en fitting, waardoor zij kunnen dienen als lichtbron in een armatuur voor een verlichtingstoestel, kunnen voor de indeling niet op één lijn worden gesteld met de zich daarin bevindende lichtgevende dioden.
5.3.3.
De stelling van eiseres dat de fitting een toegestane aansluiting en de glazen bol een toegestane omhulling is gelet op de GS-toelichting op post 8541 onder “A” ( Dioden, transistors en dergelijke halfgeleiderelementen) die vermeldt dat elementen onder deze post blijven ingedeeld, ongeacht of zij voorzien zijn van aansluitingen of geborgen in omhulling, wordt verworpen. De tekst van de toelichting onder “C” vermeldt immers expliciet luminescentiedioden waardoor, zo de artikelen in deze post kunnen worden ingedeeld, het bepaalde onder “C” toepassing dient te vinden. Onder “C” is echter niet vermeld dat luminescentiedioden onder deze post blijven ingedeeld, ongeacht of zij voorzien zijn van aansluitingen of zijn geborgen in omhulling. De rechtbank leidt hieruit af dat de uitzondering voor omhulsels en aansluitingen is voorbehouden aan dioden niet zijnde lichtgevende dioden.
5.3.4.
De voorbeelden van luminescentiedioden genoemd onder “C”, waarin wordt gerefereerd aan het gebruik in gegevensverwerkende systemen, pleiten evenmin voor indeling in GN-post 8541. Die voorbeelden duiden er veeleer op, zoals verweerder aanvoert, dat deze post enkel op ‘losse’ (lichtgevende) dioden ziet. Het voorgaande houdt in dat de producten niet kunnen worden ingedeeld in GN-post 8541.
5.4.1.
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of verweerder de producten terecht heeft ingedeeld in GN-post 8543. GN-post 8543 ziet volgens de tekst op ‘elektrische machines, apparaten en toestellen (I), met een eigen functie (II), niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk (III)’.
I. Elektrische machines, apparaten en toestellen
5.4.2.
De rechtbank zal allereerst vaststellen of de producten kunnen worden aangemerkt als ‘elektrische machines, apparaten en toestellen’. De GS-toelichting op post 8543, een belangrijk hulpmiddel bij de indeling, vermeldt dat als machines, apparaten en toestellen in de zin van deze post worden aangemerkt elektrische inrichtingen die een eigen functie hebben. Volgens de toelichting betreft het hier in het merendeel samenstellingen van elementaire elektrotechnische artikelen (lampen, transformatoren, condensatoren, smoorspoelen, weerstanden), die uitsluitend elektrisch werken. De vraag rijst of de producten aan die omschrijving voldoen. De rechtbank is van oordeel dat die vraag bevestigend kan worden beantwoord nu de producten, zoals hiervoor overwogen, zijn samengesteld uit (onder meer) zes luminescentiedioden die uitsluitend elektronisch werken. Aan deze luminescentiedioden ontlenen de producten hun lichtgevende werking. Bovendien is tussen de fitting en de PCB (met dioden) een elektronische component geplaatst die als functie heeft de stroomwisselingen op te vangen die zich in het elektriciteitsnetwerk voordoen. Deze vaststellingen zijn voldoende om de producten aan te merken als een samenstel van elementaire elektrotechnische artikelen en dus als elektrische apparaten.
II. Eigen functie
5.4.3.
Vervolgens rijst de vraag of de producten een eigen functie hebben. De GS-toelichting op post 8543 verwijst op dat punt naar hetgeen in dat verband met betrekking tot machines, toestellen en werktuigen in de toelichting op post 8479 is vermeld. Deze toelichting vermeldt (onder meer) dat een product geacht wordt een eigen functie te hebben als het slechts kan functioneren indien het op een ander toestel is aangebracht mits de functie van het product zich onderscheidt van die van het toestel waarop het is aangebracht en het geen integrerend en onscheidbaar deel vormt van de functie van dat toestel. De onderhavige LED-lampen dienen, ten einde licht te kunnen geven, te worden aangebracht in een armatuur (een verlichtingstoestel). Een verlichtingstoestel vormt naar het oordeel van de rechtbank een toestel als bedoeld in de toelichting voormeld. Voorts onderscheidt de functie van de LED-lamp zich van de functie van de armatuur. De functie van een LED-lamp is immers gelegen in het geven van licht en de functie van een armatuur is die van houder van een (LED)lamp en het - op specifieke wijze of voor een specifiek doel - verspreiden van het door die lamp gegenereerde licht. De LED-lamp vormt naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen integrerend en onscheidbaar deel van de functie van de armatuur. Gelet op het vorenoverwoge heeft het product een eigen functie in de zin van de GS-toelichting op post 8543.
III. Indeling onder een andere post van hoofdstuk 85
5.4.4.
De rechtbank is tot slot van oordeel de producten niet onder een andere post van hoofdstuk 85 kunnen worden ingedeeld.
5.4.5.
De slotsom is dat de producten kunnen worden aangemerkt als elektrische apparaten met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten hoofdstuk 85 die ingedeeld moeten worden in GN-post 8543. De door verweerder voorgestane Taric-code 8543 70 90 99 is naar het oordeel van de rechtbank juist. Het gelijk is aan verweerder.”

4.Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de onderhavige UTB’s, waarbij de producten zijn ingedeeld onder onderverdeling 8543 70 90 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN), terecht zijn opgelegd.
Belanghebbende stelt primair dat de producten dienen te worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 8541 40 10 (0%) en subsidiair dat de producten dienen te worden ingedeeld onder 8539 22 90 (2,7%). De inspecteur handhaaft zijn stelling dat de producten dienen te worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 8543 70 90 (3,7%).
Zo de producten dienen te worden ingedeeld onder onderverdeling 8541 40 10 dienen de UTB’s te worden vernietigd.
Zo de producten dienen te worden ingedeeld onder onderverdeling 8539 22 90 leidt dit tot een vermindering van de UTB’s die als volgt dient te worden berekend:
UTB nummer
bedrag
vermindering
resterend bedrag
006781159 11 10102393
€ 568,62
€ 153,68
€ 414,94
006781159 11 10102394
€ 5.960,29
€ 1.610,89
€ 4.349,40
006781159 11 10102408
€ 1.763,12
€ 476,52
€ 1.286,60
006781159 11 10102422
€ 213,42
€ 57,68
€ 155,74
006781159 11 10102423
€ 334,55
€ 90,42
€ 244,13
006781159 11 10102525
€ 205,13
€ 55,44
€ 149,69
001427520 11 00000093
€ 1.119,18
€ 302,48
€ 816,70
8145.54.301/00.7.0001
€ 428.210,86
€ 115.732,66
€ 312.478,20
Zo de producten dienen te worden ingedeeld onder onderverdeling 8543 70 90 zijn de UTB’s tot het juiste bedrag berekend.
Belanghebbende stelt voorts dat, ingeval de UTB’s op grond van de indeling niet worden vernietigd maar dienen te worden verminderd of geheel in stand dienen te blijven, heffing van douanerechten in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, zodat om die reden de UTB’s dienen te worden vernietigd.

5.Relevante teksten en toelichtingen van de GN

Post 8539
8539 Elektrische gloeilampen en -buizen en elektrische gasontladingslampen en -buizen, „sealed beam”-lampen en lampen en buizen voor ultraviolette of voor infrarode stralen daaronder begrepen; booglampen:
8539 10 00 – „sealed beam”
– andere gloeilampen en -buizen, met uitzondering van lampen en buizen voor ultraviolette of voor infrarode stralen:
8539 21 – – halogeenlampen met gloeidraad van wolfraam:
(…)
8539 22 – – andere, met een vermogen van niet meer dan 200 W en voor een spanning van meer dan 100 V:
8539 22 10 – – – reflectorlampen
8539 22 90 – – – andere
Post 8541
8541 Dioden, transistors en dergelijke halfgeleiderelementen; lichtgevoelige halfgeleiderelementen (daaronder begrepen fotovoltaïsche cellen, ook indien samengevoegd tot modules of tot panelen); luminescentiedioden; gemonteerde piëzo-elektrische kristallen
8541 10 00 - dioden, andere dan fotodioden en luminescentiedioden
(…)
8541 40 - lichtgevoelige halfgeleiderelementen (daaronder begrepen fotovoltaïsche cellen, ook indien samengevoegd tot modules of tot panelen); luminescentiedioden:
8541 4010 - - luminescentiedioden, laserdioden daaronder begrepen
8541 4090 - - andere
Post 8543
8543 Elektrische machines, apparaten en toestellen, met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk:
(…)
8543 70 - andere machines, apparaten en toestellen:
(…)
8543 70 90 - - andere
GS- toelichting bij hoofdstuk 85
“(…)
Dit hoofdstuk omvat:
(...)
6. Elektrische artikelen die in de regel niet afzonderlijk worden gebezigd, maar als organen niet bijzondere functie toepassing vinden in apparaten, installaties, enz. Dit is onder meer het geval met (…) lampen en buizen voor verlichtingsdoeleinden (post 85.39), (…) dioden, (…) (post 85.41), (…), enz.;
(...)”.
Aantekening 8 a IDR bij hoofdstuk 85
“8. Voor de toepassing van de posten 8541 en 8542 wordt verstaan onder:
a. a) ‘dioden, transistors en dergelijke halfgeleiderelementen’, elementen waarvan de werking afhankelijk is van variaties in de soortelijke weerstand onder invloed van een elektrisch veld;
(...).
Voor de indeling van de in deze aantekening omschreven goederen hebben de posten 8541 en 8542 voorrang boven alle andere posten van de nomenclatuur (...), waaronder die goederen, bijvoorbeeld in verband met hun functie, eventueel zouden kunnen worden ingedeeld.”
GS-toelichting bij post 8541
“A. Dioden, transistors en dergelijke halfgeleiderelementen.
De bij deze groep bedoelde artikelen zijn omschreven in Aantekening 8 a IDR op dit hoofdstuk. Het betreft hier elementen, waarvan de werking berust op elektronische eigenschappen van bepaalde stoffen, halfgeleiders genoemd.
(…)
De hiervoor omschreven elementen blijven onder deze post ingedeeld, ongeacht of zij gemonteerd zijn (voorzien van aansluitingen of geborgen in omhulling) of niet gemonteerd zijn (…).
B. Lichtgevoelige halfgeleiderelementen.
Deze groep omvat halfgeleiderelementen, waarin zichtbare, infrarode of ultraviolette stralen door een inwendig foto-elektrisch effect veranderingen in de weerstand veroorzaken of een elektromotorische kracht opwekken.
(…)
C. Luminescentiedioden.
Luminescentiedioden of lichtgevende dioden (bijvoorbeeld galliumarsenide- of
galliumfosfidedioden) zijn artikelen die elektrische energie in zichtbare, infrarode of ultraviolette stralen omzetten. Zij worden bijvoorbeeld gebruikt om in gegevensverwerkende systemen gegevens te projecteren of over te dragen
Laserdioden leveren een coherent licht en worden bijvoorbeeld gebruikt om kerndeeltjes op te sporen, voor hoogtemeting, voor afstandmeting, in communicatiesystemen waarin optische vezels worden gebruikt, enz.”
GS-toelichting bij post 8543
“Deze post omvat alle
elektrische machines, apparaten en toestellen, voorzover zij niet uitgezonderd zijn door de aantekeningen IDR op afdeling XVI of op hoofdstuk 85, niet zijn genoemd en niet zijn begrepen onder een der andere posten van dit hoofdstuk en niet vallen onder een post met een meer specifieke omschrijving van enig ander hoofdstuk (in het bijzonder de hoofdstukken 84 en 90). Als machines, apparaten en toestellen in de zin van deze post worden aangemerkt de elektrische inrichtingen die een eigen functie hebben. Hetgeen met betrekking tot machines, toestellen en werktuigen met een eigen functie is bepaald in de toelichting op post 8479 is van overeenkomstige toepassing op de machines, apparaten en toestellen van deze post. Voor het merendeel betreft het hier samenstellingen van elementaire elektrotechnische artikelen (lampen, transformatoren, condensatoren, smoorspoelen, weerstanden), die uitsluitend elektrisch werken. Elektrotechnische artikelen die mechanische uitrustingen hebben blijven echter onder deze post ingedeeld, indien deze uitrustingen slechts van bijkomstig belang zijn in verhouding tot de elektrische delen van de machine of van het toestel.”
GS-toelichting bij post 8479
“Voor de toepassing van het vorenstaande worden geacht
een eigen functiete hebben:
1. mechanische inrichtingen met of zonder motor of andere krachtmachines, die geheel onafhankelijk van elke andere machine, van elk ander toestel of ander werktuig kunnen functioneren.
(…);
2. mechanische inrichtingen die slechts kunnen functioneren indien zij op een andere machine, een ander toestel of werktuig zijn gemonteerd of zijn opgenomen in een meer complex geheel, onder voorwaarde evenwel dat hun functie:
1. zich onderscheidt van die van de machine, het toestel of het werktuig waarop zij moeten worden gemonteerd of van die van het geheel waarvan zij deel gaan uitmaken, en
2. geen integrerend en onscheidbaar deel vormt van de functie van die machine, dat toestel, werktuig of geheel.
Voorbeeld: een mechanische
inrichting voor het doorsnijden van kettingdraden (chain cutter),bestemd om te worden gemonteerd op een naaimachine voor industrieel gebruik en die automatisch de draad doorsnijdt, zodat de naaimachine zonder onderbreken kan functioneren, is een toestel met een eigen functie, daar het niet deelneemt aan de ‘naaifunctie’ van de machine. Door het ontbreken van een post met een meer specifieke omschrijving valt het toestel onder deze post.
Daarentegen heeft een
carburatorvoor een explosiemotor, hoewel zijn functie zich onderscheidt van die van de motor, geen eigen functie in de zin van de hierboven bedoelde definitie, omdat de functie van de carburator in wezen niet te scheiden is van die van de motor. Afzonderlijk aangeboden carburators worden dan ook als delen van motoren ingedeeld onder post 84.09.
Zo vormen ook mechanische of hydraulische
schokbrekerseen integrerend deel van de machines of toestellen, waarop of waarin ze zijn aangebracht. Afzonderlijk aangeboden worden deze schokbrekers derhalve ingedeeld als delen van de machines of toestellen waarop ze zullen worden gemonteerd. Schokbrekers voor automobielen; vliegtuigen of andere voertuigen vallen onder afdeling XVII.”
Indelingsregels
Voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur gelden voor zover hier van belang de volgende bepalingen.
1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en - voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen
van bedoelde posten en aantekeningen - de navolgende regels.
(…)
3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b) of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:
a. a) de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking.
(…)
4. Goederen die niet kunnen worden ingedeeld overeenkomstig vorenstaande regels, worden ingedeeld onder de post die van toepassing is op de goederen waarmee zij de meeste overeenkomst vertonen.

6.Beoordeling van het geschil

6.1.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of het product moet worden ingedeeld onder:
a. post 8541 (primaire stelling belanghebbende); of
b. post 8539 (subsidiaire stelling belanghebbende); of
c. post 8543 (stelling inspecteur).
Het Hof zal allereerst onderzoeken of indeling met toepassing van indelingsregel 1 mogelijk is.
Met betrekking tot post 8541
6.2.
Post 8541 betreft, voor zover hier van belang, dioden en luminescentiedioden. De onderhavige producten bestaan uit elektronische schakelingen waarvan, naast luminescentiedioden, deel uit maken dioden, transistors, weerstanden, condensatoren en spoelen, alsmede geïntegreerde schakelingen. Deze elektronische schakelingen zijn bevestigd op een “printed circuit board”. Dit geheel wordt omsloten door een glazen bol en beschikt over een metalen lampvoet met schroefdraad (E27).
6.3.
Omdat de producten uit tal van componenten bestaan, die alle onontbeerlijk zijn voor de werking daarvan, kunnen zij niet met toepassing van indelingsregel 1 als dioden casu quo luminescentiedioden worden ingedeeld onder post 8541.
6.4.
De GS-toelichting leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat deze, voor zover hier van belang, slechts betreft dioden in een omhulling. Onder de talrijke omhulde componenten bevinden zich weliswaar dioden, maar dit brengt niet mee dat bij alle schakelingen waarin zich dioden bevinden, die zijn omhuld, sprake is van producten in de zin van post 8541.
6.5.
Indien en voor zover belanghebbende bedoelt te stellen dat sprake is van luminescentiedioden die zijn omhuld, geldt dat de desbetreffende GS-toelichting slechts ziet op, voor zover hier van belang, dioden, en niet op luminescentiedioden, zodat ook deze stelling, wat er verder ook van zij, faalt. Het Hof sluit in dit kader aan bij het oordeel van de rechtbank en maakt de overwegingen van de rechtbank ter zake tot de zijne.
Met betrekking tot post 8539
6.6.
Post 8539 betreft elektrische gloeilampen en buizen. In aanmerking nemend de objectieve kenmerken en eigenschappen van de producten, is indeling onder deze post met toepassing van indelingsregel 1 niet mogelijk.
Met betrekking tot post 8543
6.7.
Post 8543 betreft elektrische machines, apparaten en toestellen, met een eigen functie, niet genoemd of begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk. Omdat de producten geen eigen functie hebben maar slechts normaal kunnen functioneren indien zij zijn bevestigd in een armatuur, te weten een draagconstructie voor een lichtbron, kunnen de producten niet, met toepassing van indelingsregel 1 worden ingedeeld in post 8543. De functie van de producten (het geven van licht) is in wezen niet te scheiden van die van het geheel. Het Hof vindt steun voor dit oordeel in de toelichting IDR bij deze post.
Indeling
6.8.
Het Hof is, gelet op het vorenoverwogene, van oordeel dat de producten, niet met toepassing van indelingsregel 1 onder post 8541, post 8539 of post 8543 kunnen worden ingedeeld. Het Hof ziet evenmin enige andere post waaronder de producten, met toepassing van indelingsregel 1, kunnen worden ingedeeld. Indelingsregel 2 en 3 bieden evenmin soelaas, nu de aldaar beschreven situaties zich niet voordoen. Alsdan dient, gelet op indelingsregel 4, te worden onderzocht met welke goederen de onderhavige producten de meeste overeenkomst vertonen.
6.9.
Dienaangaande is het Hof met belanghebbende van oordeel dat dit de goederen vermeld onder post 8539 betreft. Het Hof acht daartoe van belang dat de onderwerpelijke producten zijn voorzien van een metalen lampvoet met schroefdraad, welke voldoet aan de E27-standaard. Gelet op dit objectieve kenmerk is de inherente bestemming van de producten de bevestiging in een armatuur, voorzien van een E27-fitting, in plaats van – bijvoorbeeld – een gloeilamp. Post 8539 betreft, voor zover hier van belang, elektrische gloeilampen en -buizen en elektrische gasontladingslampen en -buizen. Dit betekent dat de UTB’s moeten worden verminderd tot de bedragen die hiervoor onder de geschilomschrijving zijn vermeld.
Evenredigheidsbeginsel
6.10.
Nu de UTB’s op grond van het vorenoverwogene worden verminderd en niet geheel worden vernietigd, is tussen partijen in geschil of de heffing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief als bedoeld in artikel 31 VWEU is strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Belanghebbende voert in dit verband aan dat de vaststelling van douanerechten de bescherming van Europese productie beoogt. In casu draagt de heffing van douanerechten niet bij aan de bescherming van de Europese productie van led-lampen omdat, aldus begrijpt het Hof, er geen sprake is van Europese producenten van led-lampen. De inspecteur dient daarom af te zien van heffing, aldus belanghebbende.
Naar ’s Hofs oordeel dient deze stelling te worden verworpen nu zij geen steun vindt in het recht, nog daargelaten dat de inspecteur ter zitting onweersproken heeft gesteld dat in de Europese Unie wel degelijk productie van led-lampen plaatsvindt.
Slotsom
6.11.
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

7.Kosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn de in artikel 1, onderdeel a van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) vermelde kosten van door een derde beroepsmatige verleende bijstand.
Het Hof stelt ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit het bedrag van deze kosten vast overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op: 3 (indienen 2 beroepschriften in beroep en verschijnen ter zitting bij de rechtbank) x 1,5 (wegingsfactor) x € 487 = € 2.191,50 en 2 (indienen verweerschrift in hoger beroep en verschijnen ter zitting bij het Hof) x 1,5 (wegingsfactor) x € 487 = € 1461, in totaal
€ 3.652,50.

8.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de UTB’s tot de volgende bedragen:
UTB nummer
Verminderd bedrag
006781159 11 10102393
€ 414,94
006781159 11 10102394
€ 4.349,40
006781159 11 10102408
€ 1.286,60
006781159 11 10102422
€ 155,74
006781159 11 10102423
€ 244,13
006781159 11 10102525
€ 149,69
001427520 11 00000093
€ 816,70
8145.54.301/00.7.0001
€ 312.478,20
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbenden tot een bedrag van in totaal € 3.652,50.
- gelast dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 612 (beroep bij de rechtbank) en € 466 (hoger beroep bij het Hof), in totaal € 1078, vergoedt.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, E.M. Vrouwenvelder en A. Bijlsma leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen als griffier. De beslissing is op 27 februari 2014 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd te tekenen
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.