ECLI:NL:GHAMS:2014:77

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 januari 2014
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
23-003235-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzet beroving van auto bewezen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep een onbeperkt beroep ingesteld, wat ook betrekking had op de vrijspraak. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De tenlastelegging betrof onder andere de beroving van een auto op 7 augustus 2010, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen het slachtoffer zijn gepleegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader de auto heeft weggenomen, waarbij hij een mes heeft getoond en met dat mes stekende bewegingen in de richting van het slachtoffer heeft gemaakt. Het hof oordeelde dat de verdachte opzet had op de diefstal van de auto en dat het geweld en de bedreiging met geweld zijn gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en te vergemakkelijken. De verdachte heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij de auto niet heeft willen stelen, maar dat hij deze heeft weggenomen uit zelfbehoud. Dit verweer werd door het hof verworpen, omdat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig werd geacht. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-003235-11
datum uitspraak: 2 januari 2014
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 juli 2011 in de strafzaak onder parketnummer
13-676683-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 december 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep aan de orde – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 augustus 2010 te Amsterdam en/of Ouderkerk aan de Amstel en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (gekentekend [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- in voornoemde auto is/zijn gestapt en/of (vervolgens)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens)
- met een laserlicht in het/de o(o)gen van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben geschenen en/of (vervolgens)
- een of meer mes(sen) heeft voorgehouden/getoond en/of (vervolgens)
- met een of meer mes(sen) (een) snijdende beweging(en) langs de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt en/of (vervolgens)
- een of meer mes(sen) op/tegen de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] gezet/gedrukt (gehouden) en/of (vervolgens)
- met een of meer mes(sen) een of meer stekende bewegingen naar, althans in de richting van, voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt en/of (vervolgens)
- een of meer malen met een of meer mes(sen) in de muis/hand van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben geprikt en/of (vervolgens)
- tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat hij de auto moest verlaten anders zouden ze hem opensnijden
en/of
hij op of omstreeks 7 augustus 2010 te Amsterdam en/of Ouderkerk aan de Amstel en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een personenauto (gekentekend [kenteken]), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- in voornoemde auto is/zijn gestapt en/of (vervolgens)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens)
- met een laserlicht in het/de o(o)gen van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben geschenen en/of (vervolgens)
- een of meer mes(sen) heeft voorgehouden/getoond en/of (vervolgens)
- met een of meer mes(sen) (een) snijdende beweging(en) langs de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt en/of (vervolgens)
- een of meer mes(sen) op/tegen de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] gezet/gedrukt (gehouden) en/of (vervolgens)
- met een of meer mes(sen) een of meer stekende bewegingen naar, althans in de richting van, voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt en/of (vervolgens)
- een of meer malen met een of meer mes(sen) in de muis/hand van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben geprikt en/of (vervolgens)
- tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat hij de auto moest verlaten anders zouden ze hem opensnijden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, heeft het hof deze verbeterd gelezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan, voor zover in hoger beroep aan het oordeel van het hof onderworpen, niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde, voor zover in hoger beroep aan de orde, heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 augustus 2010 te Ouderkerk aan de Amstel tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, gekentekend [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- met een licht in de ogen van voornoemde [slachtoffer] heeft geschenen en
- een mes heeft getoond en
- met een mes stekende bewegingen in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft gemaakt en
- met een mes in de hand van voornoemde [slachtoffer] heeft geprikt.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Nadere bewijsoverweging

Namens de verdachte is aangevoerd dat de opzet op diefstal van de auto bij de verdachte heeft ontbroken.
Het hof acht de – eerst in een later stadium van de strafrechtelijke procedure afgelegde – verklaring van de verdachte dat hij de auto niet heeft willen stelen, maar daarmee met zijn medeverdachten alleen is weggereden uit zelfbehoud omdat hij werd aangevallen door [slachtoffer], ongeloofwaardig. De verdachte is pas in een laat stadium, te weten ter terechtzitting in eerste aanleg van 11 november 2010, met deze verklaring over een vermeende dreigende situatie gekomen. Daarvoor heeft hij zich ofwel op zijn zwijgrecht beroepen (de verhoren van 9 en 10 augustus 2010 bij de politie) ofwel een heel andere lezing van de feiten gegeven (het verhoor van inbewaringstelling van 11 augustus 2010). Bovendien wordt de stelling dat de verdachte met een mes zou zijn bedreigd op geen enkele wijze ondersteund door de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Ook overigens is hiervoor geen steun te vinden in het dossier.
Daar komt nog bij dat het in de rede zou liggen, als de verdachte zich echt alleen aan tegen hem gericht geweld had kunnen onttrekken door er met andermans auto vandoor te gaan, dat hij zichzelf en zijn medeverdachten alleen buiten het bereik van [slachtoffer] en/of in de nabijheid van een andere vervoersmogelijkheid had gebracht. Daarna hadden zij de auto kunnen verlaten of bij de politie kunnen bezorgen – waarbij zij meteen aangifte tegen [slachtoffer] hadden kunnen doen van de gestelde bedreiging. Dat is niet gebeurd. Integendeel, de verdachte en zijn mededader zijn met die auto aan de haal gegaan. In een dollemansrit heeft de verdachte daarbij nog geprobeerd om de politie af te schudden. Deze gang van zaken logenstraft het ontbreken van de opzet op wederrechtelijke toe-eigening.
Het verweer wordt verworpen.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat aangever [slachtoffer] op een aantal onderdelen innerlijk tegenstrijdig dan wel inconsistent heeft verklaard. Dit behoeft naar het oordeel van het hof echter niet tot gevolg te hebben dat diens verklaringen in het geheel moeten worden uitgesloten van het bewijs, zoals door de verdediging is bepleit. Wel dient behoedzaam met die verklaringen te worden omgegaan. Het hof zal daarom slechts die delen van de verklaringen van aangever [slachtoffer] voor het bewijs bezigen die in voldoende mate worden ondersteund door andere – objectieve – bewijsmiddelen.
Nu uit die andere bewijsmiddelen blijkt dat bij aanhouding bij de verdachte een aardappelschilmesje is aangetroffen en bij de medeverdachte [medeverdachte 2] een led-lampje, gaat het hof uit van de juistheid van de verklaring van aangever [slachtoffer] dat hij op een gegeven moment met een led-lampje in zijn ogen is geschenen en dat hem een mes is getoond. Daar waar aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat met een mes stekende bewegingen in zijn richting werden gemaakt en dat hij met dat mes in zijn hand is geprikt, gaat het hof eveneens uit van de juistheid daarvan. Naast het feit dat voornoemd aardappelschilmesje bij de verdachte is aangetroffen, zijn door verbalisant [verbalisant] immers ook kleine puntvormige bloeduitstortingen op aangevers hand geconstateerd.
Het hof ziet in de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten geen aanleiding om niet van de juistheid van deze door objectieve andere bewijsmiddelen ondersteunde delen van de verklaring van [slachtoffer] uit te gaan, mede omdat de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten wisselend en innerlijk dan wel aan elkaar tegenstrijdig zijn.
Nu bovengenoemde geweldshandelingen en bedreigingen met geweld daarmee wettig en overtuigend zijn bewezen en direct daaropvolgend de auto van aangever [slachtoffer] door de verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte 2] is weggenomen, mag het er voor worden gehouden dat dit geweld en deze bedreiging met geweld zijn gepleegd met het oogmerk om de auto van aangever [slachtoffer] weg te nemen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat door de verdediging niet is aangevoerd en uit het dossier ook onvoldoende aannemelijk is geworden dat het toepassen van dit geweld en de bedreiging daarmee ten dienste hebben gestaan aan enig ander doel dan het wegnemen van de auto van aangever [slachtoffer].

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Voor zover de verdediging met de stelling dat de verdachte slechts zijn hachje heeft willen redden door met de auto van [slachtoffer] weg te rijden een beroep heeft willen doen op overmacht in de zin van noodtoestand, wordt dit verweer op de gronden als hiervoor bij de bespreking van het verweer ten aanzien van het ontbreken van de opzet op wederrechtelijke toe-eigening weergegeven, verworpen
Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, is dit strafbaar.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde, voor zover in hoger beroep aan de orde, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat de verdachte door zijn handelen niet alleen een inbreuk heeft gemaakt op het eigendomsrecht van aangever [slachtoffer], maar ook een ernstige inbreuk op diens lichamelijke integriteit. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van berovingen zich nog lang onveilig kunnen voelen. Bovendien dragen dergelijke feiten, die op de openbare weg en schijnbaar willekeurig plaatsvinden, in hoge mate bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Vervolgens zijn de verdachte en zijn medeverdachte met de gestolen auto aan de haal gegaan en hebben zij in een dollemansrit, eindigend in een aanrijding, geprobeerd om de politie af te schudden. Dat daarbij geen slachtoffers zijn gevallen, mag een wonder heten. Het hof rekent de verdachte dit alles ernstig aan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 december 2013 is de verdachte eerder voor misdrijven onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, de LOVS oriëntatiepunten en gezien de straffen die in vergelijkbare strafzaken plegen te worden opgelegd, ziet het hof aanleiding voor oplegging van een langdurige gevangenisstraf. Omdat het hof slechts de beschikking heeft over een reeks van oude over verdachte uitgebrachte rapporten, maar over de huidige stand van zaken ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte niets bekend is – de verdachte is na een eerder namens hem gedaan verzoek om aanhouding om zijn aanwezigheidsrecht te kunnen uitoefenen, niet ter nadere terechtzitting in hoger beroep verschenen – en daarover evenmin iets is aangevoerd, ziet het hof geen aanleiding om een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, zoals door de advocaat-generaal wel is gevorderd.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde, voor zover in hoger beroep aan de orde, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte, voor zover in hoger beroep aan de orde, meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. T.A.C. van Hartingsveldt, mr. H.W.J. de Groot en mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van mr. M. Goedhart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 januari 2014.
[...]