De inspecteur heeft in zijn op 28 augustus 2013 ingekomen brief onder meer het volgende aangevoerd:
“Voor de beoordeling of sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, neem ik als uitgangspunt het oudste bezwaarschrift. Ik constateer dat op 31 augustus 2004 een pro-forma bezwaarschrift is ingediend, welke op 12 maart 2005 gemotiveerd is. Ik neem het standpunt in dat voor het antwoord op de vraag of de redelijke termijn overschreden is, het startpunt is het moment waarop het bezwaar gemotiveerd wordt. In casu is dit 12 maart 2005. De uitspraak op dit bezwaarschrift is gedaan op 8 april 2008. De behandeltermijn is dus 3 jaren en 1 maand.
(…)
Ik stel vast dat alleen tussen het moment van het motiveren van het bezaarschrift en de eerste hier opvolgende handeling (de uitnodiging voor een hoorgesprek op 3 augustus 2007) een periode van inactiviteit is geweest waarvoor geen verklaring kan worden gegeven. Deze periode is 2 jaar en 5 maanden en is niet aan te merken als een redelijke termijn. Er zijn geen bijzondere omstandigheden, zoals hiervoor bedoeld. Het deel van de onredelijke termijn welke aan het bestuursorgaan te wijten is bedraagt dan 2 jaar en 5 maanden.
Meerdere vergelijkbare zaken
Belanghebbende heeft in hoofdzaak op hetzelfde onderwerp betrekking hebbende geschillen over meerdere jaren aanhangig gemaakt. (…) Op de vraag of het redelijk is een schadevergoeding voor elke zaak afzonderlijk te geven, oordeelde het Gerechtshof Den Bosch (23-8-2012, LJN:BX 5668):
“Een belastingplichtige die in hoofdzaak op hetzelfde onderwerp betrekking hebbende en gezamenlijk behandelde geschillen over meerdere belastingjaren aanhangig heeft gemaakt, zal in het algemeen meer spanning en frustratie ondervinden dan de belastingplichtige die procedeert over één belastingjaar. Er zal in het algemeen echter geen strikte evenredigheid bestaan tussen de mate van spanning en frustratie die dientengevolge wordt ondervonden en het aantal aanhangige geschillen. De ter zake van die geschillen in totaal toegekende schadevergoeding dient in redelijke mate van evenredigheid te staan tot de (…) geleden schade. Dit kan meebrengen dat in een concreet geval, waarbij de in hoofdzaak op hetzelfde onderwerp betrekking hebbende zaken gezamenlijk zijn behandeld, wordt volstaan met toekenning van een schadevergoeding, overeenkomstig de uitgangspunten van de arresten van 10 juni 2011, in één of enkele zaken van dezelfde belastingplichtige, terwijl in de overige zaken wordt volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. Het Hof zal in dit verband, in navolging van de Centrale Raad van Beroep, het criterium van “in hoofdzaak op hetzelfde onderwerp betrekking hebbende zaken” hanteren, welk criterium niet identiek is aan het begrip “samenhangende zaken” zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (zie bijvoorbeeld CRvB 28 april 2008 (…) LJN: BD1320 en BD1328).”
Het hiervoor overwogene leidt tot het volgende:
De redelijke termijn is in de bezwaarfase overschreden met 2 jaar 5 maanden (afgerond 2,5 jaar). Omdat de in deze procedure aan de orde zijnde bezwaarschriften in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, kan worden volstaan met de toekenning van een schadevergoeding van één maal € 500 per half jaar. (…) De hiermee overeenkomende schadevergoeding is dan 5 maal € 500 = € 2.500.”