ECLI:NL:GHAMS:2014:64

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
22 januari 2014
Zaaknummer
200.126.949/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke beoordeling van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder inzake beslagvrije voet en AOW-uitkering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van een klager tegen een kandidaat-gerechtsdeurwaarder. De klager had eerder een klacht ingediend bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders, die deze op 2 april 2013 ongegrond had verklaard. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.E. Sondorp, stelde dat de kandidaat-gerechtsdeurwaarder, die in opdracht van de SNS Bank handelde, de beslagvrije voet niet correct had toegepast bij het leggen van beslag op zijn AOW-uitkering. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder, vertegenwoordigd door mr. M.F.A. Driesenaar, betwistte de claims van de klager.

De zaak kwam aan het licht toen de kandidaat-gerechtsdeurwaarder op 13 juni 2012 beslag legde op de AOW-uitkering van de klager, waarbij de beslagvrije voet op nihil werd gesteld. De klager voerde aan dat de beslagvrije voet vanaf 7 februari 2012 had moeten worden aangepast, omdat hij zich in Nederland had gevestigd. De voorzieningenrechter had eerder geoordeeld dat de beslagvrije voet vanaf 26 juli 2012 op 90% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden van 65 jaar en ouder moest worden vastgesteld. Het hof oordeelde dat de kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar had gehandeld, omdat de klager niet had aangetoond dat hij voor 26 juli 2012 in Nederland woonachtig was.

Het hof bevestigde de beslissing van de kamer en oordeelde dat de kandidaat-gerechtsdeurwaarder zijn opdrachtgever niet had verzocht om de voor juli 2012 geldende beslagvrije voet terug te betalen, maar dat dit niet zodanig ernstig was dat het tuchtrechtelijk verwijtbaar was. Het hof wees ook het verzoek van de klager om de kandidaat-gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten van de procedure af, omdat de Gerechtsdeurwaarderswet hierin niet voorziet. De beslissing van de kamer werd bevestigd, en de klager werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn nieuwe klachten.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.126.949/01 GDW
zaaknummer in eerste aanleg : 632.2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 21 januari 2014
inzake
[klager],
wonende te [woonplaats]
appellant,
gemachtigde: mr. J.E. Sondorp, advocaat te Rotterdam,
tegen:
[kandidaat-gerechtsdeurwaarder]
kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats]
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.F.A. Driesenaar, te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 14 mei 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 2 april 2013, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de kandidaat-gerechtsdeurwaarder, ongegrond heeft verklaard.
1.2.
Van de zijde van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder is bij brief van 2 juli 2013 een verweerschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 24 oktober 2013. Klager is niet verschenen. De gemachtigde van klager, de kandidaat-gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1
Op 13 juni 2012 heeft de kandidaat-gerechtsdeurwaarder in opdracht van de SNS Bank N.V. (hierna: de SNS Bank) ten laste van klager executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) op de AOW-uitkering van klager. De beslagvrije voet is door de kandidaat-gerechtsdeurwaarder in het beslagexploot op nihil gesteld wegens het ontbreken van een woon- of vaste verblijfplaats van klager in Nederland.
3.2.
De kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 27 september 2012 aan de gemachtigde van klager, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“In opgemelde zaak zijn wij thans in bezit gesteld van een kopie van de huurovereenkomsten (…). Hieruit is thans voldoende aannemelijk gemaakt dat uw cliënten niet voor korte duur in Nederland wensen te vestigen.
Wij zullen thans een beslagvrije voet voor gehuwde gaan hanteren. Echter daar uw cliënten thans na meerdere verzoeken in gebreke blijven volledige openheid van zaken te geven in hun inkomsten en uitgaven zal de beslagvrije voet gehalveerd worden. De beslagvrije voet zal derhalve gesteld worden op € 635,91. Deze zal met terugwerkende kracht per datum inschrijving woonadres Nederland gehanteerd worden.
Bovenstaande houdt in dat er een restitutie zal gaan plaatsvinden. In de maanden Augustus en September hebben wij in totaal € 1960,58 ontvangen. Rekening houdend met de beslagvrije voet zal er derhalve € 1271,82 aan de SVB gerestitueerd gaan worden. De betaling geschied aan de SVB daar er een wijziging heeft plaatsgevonden in de uitkering van betrokken partijen. De SVB kan derhalve zorgdragen voor de juiste verdeling van de gelden welke uw cliënten toekomen.
Indien uw cliënten verdere aanpassing van de beslagvrije voet wensen dienen deze onderbouwd met bewijs stukken hun gegevens te overleggen. Uw cliënten hebben dit nadat wij meerdere malen hierom verzocht te hebben tot op heden nagelaten. (…)
Zonder onderliggende stukken kan er niet tot herberekening worden overgegaan.”
3.3.
Klager (en zijn echtgenote) hebben naar aanleiding van een eerdere beslaglegging de SNS Bank in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht, waarin (onder meer) veroordeling van de SNS Bank is gevorderd tot vaststelling van de beslagvrije voet op 90% van de toepasselijke bijstandsnorm, vanaf 1 juni 2012. Bij vonnis van 12 oktober 2012 heeft de voorzieningenrechter (in rechtsoverweging 4.11 en 4.12), kort samengevat, overwogen dat voldoende aannemelijk is geworden dat vanaf 26 juli 2012 teveel op de AOW-uitkering van klager is ingehouden en dat vanaf diezelfde datum de beslagvrije voet voor alleenstaanden van 65 jaar en ouder moet worden gehanteerd. De voorzieningenrechter heeft de SNS Bank (onder meer) veroordeeld om de beslagvrije voet met betrekking tot het ten laste van klager onder de SVB gelegde derdenbeslag vanaf 26 juli 2012 vast te stellen op 90% van de bijstandsnorm geldend voor alleenstaanden van 65 jaar of ouder, en om aan klager te voldoen hetgeen op grond van het beslagexploot van 13 juni 2012 teveel op zijn uitkering is ingehouden.

4.Het standpunt van klager

4.1.
In zijn klaagschrift verwijt klager de kandidaat-gerechtsdeurwaarder dat hij heeft geweigerd de beslagvrije voet vanaf 7 februari 2012 aan te passen. Zowel de gemachtigde van klager als de SVB heeft de kandidaat-gerechtsdeurwaarder verzocht de beslagvrije voet aan te passen toen duidelijk was dat klager zich in Nederland had gevestigd. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft de SVB bericht dat niet zou worden overgegaan tot aanpassing van de beslagvrije voet en dat daartoe eerst een gerechtelijke procedure zou moeten worden gestart. Klager was daarom genoodzaakt het onder 3.3 vermelde kort geding tegen de SNS Bank aanhangig te maken.
4.2.
Klager verwijt de kandidaat-gerechtsdeurwaarder in zijn beroepschrift dat, anders dan in de beslissing van de kamer is overwogen, het uitgaande van het vonnis van de voorzieningenrechter teveel op zijn uitkering ingehoudene niet aan hem is terugbetaald. Klager stelt voorts dat de deurwaarder de SVB er niet van op de hoogte heeft gesteld dat de beslagvrije voet na 26 juli 2012 is aangepast en dat het beslag nooit op de voorgeschreven wijze aan klager is betekend. Hij heeft voorts verzocht de kandidaat-gerechtsdeurwaarder in de kosten van de beroepsprocedure te veroordelen.

5.Het standpunt van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder

De kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft de stellingen van klager gemotiveerd betwist. Voor zover van belang zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

6.De beoordeling

6.1.
Het hof behandelt de zaak in hoger beroep opnieuw in volle omvang. Daarbij worden alleen in beschouwing genomen klachten die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. Voor zover het beroepschrift van klager klachten bevat die voor het eerst in hoger beroep naar voren zijn gebracht, kan het hof daarvan geen kennis nemen. Het hof zal daarom niet overgaan tot de behandeling van de klacht van klager dat het onderhavige beslagexploot niet op de voorgeschreven wijze aan hem zou zijn betekend. Ook zal het hof niet ingaan op de klacht van klager dat de SVB door de kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet op de hoogte zou zijn gesteld van de aanpassing van de beslagvrije voet nadat de voorzieningenrechter vonnis heeft gewezen.
De beslagvrije voet
6.2.
In het vonnis van de voorzieningenrechter van 12 oktober 2012 is geoordeeld dat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij vóór 26 juli 2012 een vaste verblijfplaats in Nederland had. De voorzieningenrechter heeft voorts vastgesteld dat ten aanzien van klager vanaf 26 juli 2012 de beslagvrije voet voor alleenstaanden van 65 jaar en ouder moet worden gehanteerd. Klager heeft ook in hoger beroep niet aangetoond dat hij voor 26 juli 2012 in Nederland woonachtig was. De handelwijze van de deurwaarder om vóór 26 juli 2012 geen beslagvrije voet toe te passen, is derhalve niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, zoals de kamer ook heeft overwogen. De beslagvrije voet is na het vonnis van de voorzieningenrechter aangepast overeenkomstig het in dat vonnis besliste. Ook ter zake van de periode na 26 juli 2012 valt de kandidaat-gerechtsdeurwaarder dus niets te verwijten.
Terugbetaling
6.3.
In de beschikking van de kamer van 2 april 2013 is in rechtsoverweging 4.2 overwogen dat de beslagvrije voet inmiddels juist wordt toegepast en het voor de SNS Bank teveel geïncasseerde is terugbetaald. Klager heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat deze overweging onjuist is en dat de ten onrechte na 26 juli 2012 niet ingehouden belastingvrije voet niet aan hem is terugbetaald. Bij zijn verweerschrift in hoger beroep heeft de kandidaat gerechtsdeurwaarder een bewijs van betaling door de SNS Bank van
€ 1.960,58 aan de echtgenote van klager overgelegd. Hij heeft daarbij gesteld dat daarmee de op de uitkering van klager en zijn echtgenote ten onrechte niet ingehouden belastingvrije voet over de periode 26 juli 2012 – 30 september 2012 is voldaan. Tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting in hoger beroep heeft klager niet betwist dat hij (en zijn echtgenote) genoemd bedrag hebben ontvangen. Hij heeft betoogd dat het betaalde bedrag betrekking had op de maanden augustus en september 2012 maar dat niet alleen over de maanden augustus 2012 en september 2012 rekening gehouden moet worden met de belastingvrije voet maar dat ook het teveel aan de SNS Bank afgedragen bedrag over de periode 26 juli 2012 tot en met 31 juli 2012 aan hem dient te worden terugbetaald. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft zich hiertegenover op het standpunt gesteld dat de AOW-uitkering over juli 2012 op 26 juli 2012 al was betaald hetgeen inhoudt dat de door de voorzieningenrechter vastgestelde belastingvrije voet over de maand juli 2012 niet behoeft te worden verrekend met klager.
6.4.
Op grond van het bepaalde in artikel 475d lid 7 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient de (opdrachtgever van de) gerechtsdeurwaarder met een wijziging van omstandigheden die de beslagvrije voet verhogen onverwijld rekening te houden. In het vonnis van de voorzieningenrechter van 12 oktober 2012 is de SNS Bank veroordeeld om de beslagvrije voet vanaf 26 juli 2012 vast te stellen op 90% van de bijstandsnorm geldend voor alleenstaanden van 65 jaar of ouder, en om aan klager te voldoen hetgeen op grond van het beslagexploot van 13 juni 2012 teveel op zijn uitkering is ingehouden. Dat brengt mee dat ook bij de uitbetaling van de AOW-uitkering over juli 2012 rekening gehouden moet worden met de belastingvrije voet voor zover het de uitkering over de periode 26 tot en met 31 juli 2012 betreft. Dat betekent dat klager ook terugbetaling kan verlangen van 6/31ste van de in juli 2012 geldende beslagvrije voet voor alleenstaanden van 65 jaar en ouder.
6.5.
Het hof acht het feit dat de kandidaat-gerechtsdeurwaarder zijn opdrachtgever niet heeft verzocht ook de voor genoemde periode in juli geldende beslagvrije voet terug te betalen niet zodanig ernstig dat de kandidaat gerechtsdeurwaarder daardoor tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierbij laat het hof meewegen dat het teveel geïncasseerde bedrag slechts een periode van zes dagen betreft.
Voor zover klager het hof heeft willen verzoeken de kandidaat-gerechtsdeurwaarder te veroordelen het te weinig betaalde bedrag aan hem te betalen, kan hieraan geen gevolg worden gegeven. Een dergelijke geldvordering dient bij de civiele rechter te worden ingesteld.
6.6.
Het verzoek van klager in zijn beroepschrift om de kandidaat-gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten die klager heeft gemaakt in verband met de behandeling van de hoger beroep procedure, zal eveneens worden afgewezen, nu de Gerechtsdeurwaarderswet niet voorziet in de mogelijkheid een kostenveroordeling uit te spreken.
Conclusie
6.7.
Nu het hof tot eenzelfde beslissing komt als de kamer, zal het hof die beslissing van de kamer bevestigen.
6.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend verder onbesproken blijven.
6.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn in hoger beroep geformuleerde nieuwe klachten;
- wijst het verzoek van klager af met betrekking tot de door hem gemaakte kosten in hoger beroep;
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, A.M.A. Verscheure en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2014 door de rolraadsheer.