1.3.Eiseres heeft daartegen bij fax van 14 april 2011 beroep ingesteld.”
Bij uitspraak van 1 juni 2012 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde pro forma hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 9 juli 2012, en is nader gemotiveerd bij brieven van 14 september 2012. De zaak is bij het Hof ingeschreven onder kenmerknummer 12/00509.
De brieven van 14 september 2012 bevatten de aanvulling van de hogere beroepen in de volgende zaken:
-hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank in het geding tussen [A bv] en de inspecteur betreffende de navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2005, 2006 en 2007 (kenmerknummers 12/00503 tot en met 12/00505),
-hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank in het geding tussen de fiscale eenheid [A bv] en de inspecteur betreffende naheffingsaanslagen omzetbelasting over de tijdvakken 2005, 2006 en 2007 (kenmerknummers 12/00506 tot en met 12/00508),
-hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank in het geding tussen [X bv] en de inspecteur betreffende een naheffingsaanslag BPM over het tijdvak 27 juli 2007 tot en met 26 juli 2010 (kenmerknummer 12/00509),
-hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank in het geding tussen [X bv] en de inspecteur van de Belastingdienst Centrale Administratie/kantoor Apeldoorn betreffende twee naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting (kenmerknummers 12/00510 en 12/00511),
-hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank in het geding tussen [B bv] en de inspecteur betreffende naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: loonheffingen) over de tijdvakken 2005, 2006 en 2007 (kenmerknummers 12/00512 tot en met 12/00514),
-hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank in het geding tussen [B bv] en de inspecteur betreffende een naheffingsaanslag BPM over het tijdvak 12 januari 2005 tot en met 11 januari 2008 (kenmerknummer 12/00515).
De inspecteur heeft in al deze zaken op 17 oktober 2012 één verweerschrift ingediend. De inspecteur van de Belastingdienst Centrale Administratie/kantoor Apeldoorn heeft zich bij brief van 25 oktober 2012 aan dit verweerschrift gerefereerd.
Alle voornoemde zaken zijn door partijen en door het Hof ook daarna gelijktijdig behandeld in de na te noemen stukken en tijdens de na te noemen zittingen, zodat al hetgeen is gesteld en ingebracht in één van die zaken, als gesteld en ingebracht in alle andere zaken heeft te gelden.
Van belanghebbende is op 25 november 2013 een nader stuk, inhoudende een reactie op het verweerschrift, ingekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft een aanvang genomen op 4 december 2013. Van het verhandelde op die zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat bij de na te noemen brief van 9 januari 2014 aan partijen is toegezonden.
Bij brief van 9 januari 2014 heeft het Hof partijen op de hoogte gesteld van enige voorlopige oordelen en vaststellingen, de gemachtigde in de gelegenheid gesteld inzage te nemen in door de inspecteur ter zitting van 4 december 2013 overgelegde stukken en de gemachtigde uitgenodigd nader bewijs te leveren.
Bij brief van 29 januari 2014 heeft de griffier de afspraak voor inzage bevestigd. De inzage heeft plaatsgevonden op 3 februari 2014 in de inzagekamer van het Hof.
Bij brief van 14 februari 2014 heeft de gemachtigde gereageerd op de voorlopige oordelen van het Hof en producties overgelegd.
Daarop heeft de inspecteur, mede namens de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratie, gereageerd bij brief van 4 maart 2014.
Op 6 maart 2014 is een nader stuk van de inspecteur ingekomen.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 12 maart 2014. Van het verhandelde op die zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat op de na te noemen zitting van 2 juli 2014 aan partijen is uitgereikt.
Bij brief van 17 maart 2014 heeft het Hof partijen op de hoogte gesteld van enige voorlopige oordelen en heeft het de ter zitting van 12 maart 2014 gemaakte afspraken ter zake van een tussen partijen te beproeven compromis vastgelegd. Bij brief van 19 maart 2014 heeft de griffier twee typfouten in de brief van 17 maart 2014 rechtgezet.
Bij brief met bijlagen van 24 maart 2014 heeft de inspecteur het Hof verzocht uitspraak te doen in alle zaken. Bij brief van de griffier van 4 april 2014 heeft het Hof aan de inspecteur meegedeeld dat de brief niet tot de gedingstukken wordt gerekend en aan de inspecteur wordt geretourneerd.
Bij brief van 4 april 2014 heeft de gemachtigde meegedeeld dat partijen niet tot een compromis zijn gekomen en heeft hij zich nader over de zaken uitgelaten.
Daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, heeft de inspecteur daarop gereageerd bij brief van 22 april 2014.
Het onderzoek ter zitting is afgesloten op 2 juli 2014. Van het verhandelde op die zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
Belanghebbende en de inspecteur hebben, ieder bij faxbericht van 16 juli 2014, het Hof bericht dat het door hen gevoerde nader overleg niet heeft geresulteerd in een compromis.
Van alle voormelde gedingstukken zijn afschriften aan de wederpartij gezonden.