ECLI:NL:GHAMS:2014:6154

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
200.140.387/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van incidentele vorderingen tot tussenkomst in een civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een vervolg op een eerder arrest van 27 mei 2014. De eiseressen, aangeduid als eiseres sub 1 en eiseres sub 2, hebben incidentele vorderingen ingediend om als tussenkomende partijen te worden toegelaten in een geschil tussen de appellant en de geïntimeerde. De eiseressen hebben hun verzoeken gebaseerd op artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) juncto artikel 353 lid 1 Rv, waarbij zij uitvoerbaar bij voorraad toelating als tussenkomende partijen vorderen. De appellant en de geïntimeerde hebben in hun antwoorden op de incidentele vorderingen geconcludeerd dat het hof deze vorderingen zou moeten toewijzen.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de eiseressen voldoende belang hebben bij hun vorderingen tot tussenkomst, aangezien zij een andere verdeling van de in geschil zijnde nalatenschap beogen dan de andere partijen. Het hof heeft daarbij de proces-economie en het voorkomen van tegenstrijdige uitspraken in overweging genomen. De incidentele vorderingen zijn derhalve toegewezen, en de eiseressen zijn toegelaten als tussenkomende partijen in de procedure.

De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van eis in interventie door de eiseressen. Het arrest is op 16 september 2014 uitgesproken door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.140.387/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/14/134259 / HA ZA 11-716
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 september 2014 (bij vervroeging)
inzake
[eiseres sub 1],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. C. van der Slikke te Groningen,
en
[eiseres sub 2],
wonend te [woonplaats] ,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. M. van der Weide te Alkmaar,
tegen
[appellant],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellant in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. M.J.A. Nijssen te Leiden,
en
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. E.S. Dirks te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

Het hof heeft in deze zaak op 27 mei 2014 een arrest in deze zaak gewezen, waarnaar het hof verwijst.
Daarna hebben partijen de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven ( [appellant] );
  • incidentele memorie tot tussenkomst ( [eiseres sub 1] );
  • incidentele memorie tot tussenkomst ( [eiseres sub 2] );
  • antwoordconclusie in het incident ( [appellant] );
  • antwoordconclusie in het incident ( [geïntimeerde] ).
[eiseres sub 1] heeft incidenteel gevorderd op de voet van artikel 217 Rv juncto artikel 353 lid 1 Rv dat zij - uitvoerbaar bij voorraad - in het geding tussen [appellant] en [geïntimeerde] zal worden toegelaten als tussenkomende partij, kosten rechtens.
[eiseres sub 2] heeft eveneens op de voet van artikel 217 Rv juncto artikel 353 lid 1 Rv incidenteel gevorderd dat zij - uitvoerbaar bij voorraad - in voormeld geding zal worden toegelaten als tussenkomende partij, kosten rechtens.
[appellant] en [geïntimeerde] hebben ieder afzonderlijk geantwoord in het incident met conclusie dat het hof de incidentele vorderingen zal toewijzen.
Vervolgens is arrest gevraagd in de incidenten.

2.Beoordeling

2.1.
Bij het arrest van 27 mei 2014 heeft het hof [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen zijn medegedaagden in eerste aanleg, onder wie [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] .
2.2.
Op de stellingen van partijen zal het hof hierna, voor zover van belang, nader ingaan.
2.3.
Het hof neemt bij de beoordeling van de incidentele vordering tot tussenkomst op de voet van artikel 217 Rv tot uitgangspunt, kort gezegd, dat voor toewijzing van de vordering tot tussenkomst vereist is dat de tussenkomende partij zich beroept op een belang waarvoor deze in rechte kan opkomen. Daarbij moet steeds de strekking van de tussenkomst in aanmerking worden genomen, te weten de proces-economie en het voorkomen van tegenstrijdige of niet met elkaar in overeenstemming zijnde uitspraken.
2.4.
Het hof begrijpt uit de incidentele vorderingen dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] in hoger beroep een andere verdeling van de in geschil zijnde nalatenschap beogen dan [appellant] en [geïntimeerde] . [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben aldus voldoende aangevoerd om aan te nemen dat zij toereikend belang hebben bij hun vorderingen tot tussenkomst. Daar komt bij dat [appellant] en [geïntimeerde] tot toewijzing van de gevorderde tussenkomst hebben geconcludeerd. De onderhavige incidentele vorderingen zullen derhalve worden toegewezen.
2.5.
De beslissing omtrent de kosten van de incidenten zal worden aangehouden. De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een memorie van eis in interventie door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] .

3.Beslissing

Het hof:
in de incidenten tot tussenkomst:
laat [eiseres sub 1] toe als tussenkomende partij in de onderhavige procedure tussen [appellant] en [geïntimeerde] ;
laat [eiseres sub 2] toe als tussenkomende partij in de onderhavige procedure tussen [appellant] en [geïntimeerde] ;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 28 oktober 2014 voor het nemen van een memorie van eis in interventie door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, W.J. van den Bergh en J.W. Hoekzema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 september 2014.