De Raad heeft het hof bij brief van 20 maart 2014 – ingekomen ter griffie op 24 maart
2014 – het volgende bericht. De Raad ziet, gelet op de loyaliteitsproblematiek van [de minderjarige], haar sterke wens om deel uit te maken van het gezin van de moeder, de aankomende puberteitsfase (waarin [de minderjarige] nog meer dan nu op zoek zal gaan naar haar eigen identiteit) en het gebrek aan mogelijkheden om van beide gezinssystemen te profiteren, geen andere mogelijkheid dan om terug te komen op het eerdere verzoek om de moeder uit het gezag te ontheffen. De Raad ziet dat het niet langer houdbaar en in het belang van [de minderjarige] is om haar tegen haar zin bij het pleeggezin in Nederland te laten blijven.
De Raad heeft echter nog steeds zorgen over het verblijf van [de minderjarige] bij de moeder. De moeder heeft weliswaar op het gebied van huisvesting en op het persoonlijk vlak een stabiele situatie gecreëerd maar de vraag blijft of zij [de minderjarige] op emotioneel gebied kan bieden wat zij nodig heeft. De raad ziet daarbij – kort weergegeven – zeven zorg- en aandachtspunten:
- de moeder en stiefvader belasten [de minderjarige] nog steeds met volwassenen zaken en geven haar het gevoel verantwoordelijk te zijn voor het welzijn van het gezin;
- er blijft zorg over de onveiligheid van [de minderjarige], waaraan [de minderjarige] in het verleden in de opvoedingssituatie van de moeder is blootgesteld;
- het verblijf van [de minderjarige] in de nieuwe gezinssituatie zal aanpassing vergen van alle gezinsleden, waarbij [de minderjarige] te maken zal krijgen met de Iraanse cultuur en de gedragsregels die daarbij horen;
- dit alles zal plaatsvinden in de pubertijdsfase van [de minderjarige], waarbij haar ontwikkeling meebrengt dat zij zich (juist) zal losmaken van haar opvoeders;
- [de minderjarige] zal de aandacht van haar moeder moeten gaan delen met haar halfzusjes en een plek moeten gaan vinden in het nieuwe samengestelde gezin;
- [de minderjarige] zal het contact met haar pleegouders, aan wie zij de afgelopen jaren gehecht is geraakt, waarschijnlijk niet kunnen vasthouden;
- indien het verblijf bij de moeder niet succesvol zal verlopen, zal [de minderjarige] gelet op verblijfstechnische aspecten, niet terug kunnen naar de pleegouders. Van [de minderjarige] kan niet worden verwacht dat zij deze veranderingen/consequenties overziet.
De raad acht, gelet op deze zorg- en aandachtspunten, hulpverlening in Duitsland vanuit het Jugendambt noodzakelijk.
Verder acht de Raad het van belang dat [de minderjarige] de tijd krijgt om haar schooljaar in Nederland af te maken en dat zij de ruimte krijgt om afscheid te nemen van de pleegouders, haar vrienden en vriendinnen, de school en van haar leefomgeving. Daarnaast acht de Raad het wenselijk om geleidelijk toe te werken naar het wonen bij de moeder. Om [de minderjarige] deze tijd, ruimte en begeleiding te kunnen bieden verzoekt de Raad het hof [de minderjarige] onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen bij de pleegouders tot 1 september 2014, aldus de brief.