ECLI:NL:GHAMS:2014:6075

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
9 maart 2015
Zaaknummer
200.142.176/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van grootouders inzake uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van grootouders tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van hun kleindochter is verlengd. De grootouders, aangeduid als appellanten, hebben op 20 februari 2014 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 14 november 2013. De zaak is op 27 maart 2014 behandeld, waarbij enkel de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde kwam. De grootouders zijn niet de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige en hebben geen gezag over haar, waardoor zij niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt volgens de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De minderjarige, geboren in 2007, is sinds 2010 onder toezicht gesteld en is in verschillende pleeggezinnen geplaatst. De WSJ, de instantie die betrokken is bij de uithuisplaatsing, heeft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing aangevraagd. De grootouders hebben verzocht om de machtiging te beperken tot plaatsing bij hen, maar het hof oordeelt dat zij niet als belanghebbenden kunnen worden beschouwd. De beslissing van het hof is dat de grootouders niet-ontvankelijk worden verklaard in hun hoger beroep, omdat zij niet voldoen aan de criteria om als belanghebbenden te worden aangemerkt.

De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 6 mei 2014. De griffier heeft de uitspraak genoteerd en de zaak is afgesloten met de beslissing dat de grootouders geen recht hebben om in hoger beroep te komen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 6 mei 2014
Zaaknummer: 200.142.176/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: C/14/147890 / OT RK 13/1023
in de zaak in hoger beroep van:

1.[…],

2. […],
beiden wonende te […],
appellanten,
advocaat: mr. M.C.A. Stoop te Heerhugowaard,
tegen
William Schrikker Jeugdbescherming,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten sub 1 en 2 worden hierna respectievelijk de grootmoeder en de stiefgrootvader en gezamenlijk de grootouders genoemd. Geïntimeerde wordt hierna de WSJ genoemd.
1.2.
De grootouders zijn op 20 februari 2014 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 november 2013 van de rechtbank Noord-Holland, met kenmerk C/14/147890 / OT RK 13/1023.
1.3.
De zaak is op 27 maart 2014 ter terechtzitting behandeld, daarbij is slechts de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde gekomen.
1.4.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de advocaat van de grootouders;
- mevrouw [x] en mevrouw [y], namens de WSJ.

2.De feiten

2.1.
[…] (hierna: [de minderjarige]), geboren [in] 2007, is de kleindochter van de grootmoeder.
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 8 juli 2010 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld en is zij in het kader van de ondertoezichtstelling uithuisgeplaatst.
[de minderjarige] is met ingang van mei 2012 tot maart 2013 teruggeplaatst bij de moeder, in welke periode zij in de weekeinden bij een pleeggezin verbleef. In maart 2013 is [de minderjarige] vrijwillig binnen het netwerk van de moeder geplaatst. Deze plaatsing is inmiddels beëindigd.
Met ingang van 13 september 2013 is [de minderjarige] in een crisispleeggezin geplaatst, waar zij thans nog verblijft in afwachting van een plaatsing bij een perspectiefbiedend pleeggezin.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is op verzoek van de WSJ de termijn van de machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij pleegouder(s) 24-uurs verlengd tot 8 juli 2014.
3.2.
De grootouders verzoeken, voor het geval de minderjarige niet kan terugkeren naar de moeder en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige bij de pleegouders wordt verlengd, deze machtiging te beperken tot plaatsing bij hen, de grootouders, en de bestreden beschikking in zoverre te vernietigen.
3.3.
De WSJ verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep

4.1.
Het hof dient ambtshalve de vraag te beantwoorden of de grootouders zijn aan te merken als belanghebbenden in de zin van de artikelen 806, eerste lid jo 798, eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) en daarmee in hoger beroep kunnen komen van de bestreden beschikking.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad worden in zaken waar het een maatregel met betrekking tot het ouderlijk gezag in het kader van een ondertoezichtstelling betreft - naast de instellingen en organen die ingevolge art. 1:261 lid 1 Burgerlijk Wetboek de uithuisplaatsing kunnen verzoeken - slechts als belanghebbenden in de zin van art. 798 lid 1 Rv beschouwd: de met het gezag belaste ouder(s), een ander die het minderjarige kind als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, en het kind zelf, mits dit twaalf jaren of ouder is.
Het hof stelt vast dat appellanten niet tot de kring van personen behoren die als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, nu zij niet het gezag over [de minderjarige] uitoefenen noch [de minderjarige] opvoeden als behorend tot hun gezin.
Dat de grootouders veelvuldig contact hadden met [de minderjarige] in de periode voor haar uithuisplaatsing, zoals door de advocaat van de grootouders ter zitting in hoger beroep nog is aangevoerd, en dat het – subsidiair – de wens van de moeder is dat de grootouders [de minderjarige] in hun gezin opnemen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat in september 2013 zowel door WSJ als Parlan aan de grootouders is gevraagd om [de minderjarige] in hun gezin op te nemen (aan welk voornemen geen uitvoering is gegeven doordat de Raad voor de Kinderbescherming afgifte van een verklaring van geen bezwaar heeft geweigerd).
4.2.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
verklaart de grootouders niet-ontvankelijk in het door hen ingestelde hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. M. Wigleven en mr. C.E. Buitendijk in tegenwoordigheid van mr. E.E. Kraan als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2014.