Uitspraak
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep over de vaststelling van de kinderalimentatie voor de minderjarige, geboren in 2008, uit de relatie tussen de man en de vrouw. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige is vastgesteld op € 711,- per maand. De man verzoekt deze bijdrage te verlagen naar € 249,- per maand, terwijl de vrouw in incidenteel appel verzoekt om een verhoging van de bijdrage naar € 1.200,- per maand. De rechtbank had de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 1.299,- per maand, gebaseerd op de Nibudtabellen, vermeerderd met oppaskosten en vakantiekosten. Het hof heeft de grieven van beide partijen gezamenlijk behandeld en de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 1.379,- per maand, inclusief oppaskosten. Het hof overweegt dat de behoefte van een kind in beginsel wordt vastgesteld aan de hand van de Nibudtabellen, maar dat bijzondere omstandigheden aanleiding kunnen geven om hiervan af te wijken. In dit geval is het hof van oordeel dat de door de vrouw opgevoerde extra kosten niet voldoende onderbouwd zijn om de behoefte te verhogen boven de Nibudnormen. De ingangsdatum van de bijdrage is vastgesteld op 1 september 2012, omdat de man vanaf die datum op de hoogte was van het verzoek van de vrouw. De draagkracht van beide ouders is berekend volgens de nieuwe richtlijnen kinderalimentatie, waarbij het netto besteedbaar inkomen als uitgangspunt is genomen. De man heeft een netto besteedbaar inkomen van € 10.640,- per maand, terwijl de vrouw € 5.867,- per maand ontvangt. De uiteindelijke bijdrage die de man aan de vrouw moet betalen is vastgesteld op € 588,- per maand, rekening houdend met de zorgkorting. Het verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring van de beschikking is afgewezen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof op 15 juli 2014.