ECLI:NL:GHAMS:2014:6057

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
2 maart 2015
Zaaknummer
200.155.327/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep in familiezaken

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De moeder heeft op 3 september 2014 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van 22 mei 2014. De advocaat van de moeder was aanwezig bij de zitting in eerste aanleg, maar de moeder zelf was niet aanwezig. De rechtbank heeft de beschikking op 20 juni 2014 per post naar de advocaat van de moeder gestuurd, die deze op 23 juni 2014 heeft ontvangen en doorgezonden naar de moeder. Volgens artikel 806 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld. Dit betekent dat de moeder haar hoger beroep uiterlijk op 22 augustus 2014 had moeten indienen. Aangezien zij dit pas op 3 september 2014 heeft gedaan, is zij te laat. Het hof overweegt dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat de moeder niet in haar recht is benadeeld, aangezien de procedure voldoet aan de eisen van een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof concludeert dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 9 december 2014
Zaaknummer: 200.155.327/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/14/153041 OT RK 14/337
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende op een geheim adres,
appellante,
advocaat: mr. P.R. Klaver te Bergen op Zoom,
tegen
Bureau Jeugdzorg Noord-Holland,
gevestigd te Hoorn,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de moeder en BJNH genoemd.
1.2.
De moeder is op 3 september 2014 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 22 mei 2014 van de rechtbank Noord-Holland, met kenmerk C/14/153041 OT RK 14/337.
1.3.
BJNH heeft op 31 oktober 2014 een verweerschrift ingediend.
1.4.
Voorafgaand aan de voorgenomen mondelinge behandeling ter zitting in hoger beroep heeft het hof aan de moeder, BJNH en de overige belanghebbenden medegedeeld dat op die zitting alleen de ontvankelijk van het hoger beroep aan de orde zal komen. BJNH en de overige belanghebbenden hebben in reactie daarop te kennen gegeven dat zij niet ter zitting zullen verschijnen.
1.5.
De advocaat van de moeder heeft bij V-formulier en faxbericht van 1 december 2014 zijn standpunt ten aanzien van de ontvankelijkheid van het hoger beroep weergegeven en medegedeeld dat hij en de moeder niet ter zitting zullen verschijnen.

2.De ontvankelijkheid van het hoger beroep

2.1.
Art. 806 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt, voor zover thans van belang, dat degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, hoger beroep van een beschikking kunnen instellen binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
2.2.
Blijkens de bestreden beschikking is de advocaat van de moeder ter zitting in eerste aanleg verschenen. Dit brengt met zich dat de moeder, die bij die zitting niet aanwezig was, in de procedure is verschenen als bedoeld in art. 271 Rv. Verder blijkt uit de stukken dat de griffier van de rechtbank Noord-Holland de bestreden beschikking bij begeleidende brief van 20 juni 2014 aan de advocaat van de moeder heeft verzonden. Nu de moeder in de procedure is verschenen, kon die verzending per gewone post plaatsvinden ingevolge het bepaalde in art. 291 Rv en art. 271 Rv. De advocaat van de moeder heeft de beschikking, naar eigen zeggen, op 23 juni 2014 ontvangen en vervolgens doorgezonden aan de moeder.
Gelet op de datum van de bestreden beschikking en het bepaalde in art. 806 Rv kon tot en met 22 augustus 2014 hoger beroep van die beschikking worden ingesteld. De moeder heeft haar appelschrift evenwel eerst op 3 september 2014 ingediend. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake. Onverkorte toepassing van de hiervoor genoemde appeltermijn leidt er in dit geval niet toe dat de moeder geen effectieve toegang tot de rechter heeft gehad of dat de procedure anderszins niet voldoet aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM.
Het voorgaande leidt ertoe dat de moeder niet in haar hoger beroep kan worden ontvangen.
2.3.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.Beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. van Haeringen, C.E. Buitendijk en P.J.W.M. Sliepenbeek in tegenwoordigheid van mr. B.J. Voerman als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2014.