ECLI:NL:GHAMS:2014:6057
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid hoger beroep in familiezaken
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De moeder heeft op 3 september 2014 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van 22 mei 2014. De advocaat van de moeder was aanwezig bij de zitting in eerste aanleg, maar de moeder zelf was niet aanwezig. De rechtbank heeft de beschikking op 20 juni 2014 per post naar de advocaat van de moeder gestuurd, die deze op 23 juni 2014 heeft ontvangen en doorgezonden naar de moeder. Volgens artikel 806 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld. Dit betekent dat de moeder haar hoger beroep uiterlijk op 22 augustus 2014 had moeten indienen. Aangezien zij dit pas op 3 september 2014 heeft gedaan, is zij te laat. Het hof overweegt dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat de moeder niet in haar recht is benadeeld, aangezien de procedure voldoet aan de eisen van een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof concludeert dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep.