ECLI:NL:GHAMS:2014:6043

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
24 februari 2015
Zaaknummer
200.157.786/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot omzetting van faillissement in schuldsanering wegens nieuwe schulden en gebrek aan vertrouwen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [X] tot omzetting van zijn faillissement in een schuldsanering. [X] had eerder, op 14 oktober 2014, een verzoek ingediend bij de rechtbank Noord-Holland om zijn faillissement op te heffen en tegelijkertijd de schuldsanering toe te passen. Dit verzoek werd echter afgewezen, omdat [X] nieuwe schulden had laten ontstaan na de uitspraak van zijn faillissement en niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 288 lid 1 sub c van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende vertrouwen was dat [X] zich aan de verplichtingen van de schuldsanering zou houden.

Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 18 november 2014, werd [X] bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.L. Sarin, en de curator, mr. D. Sluis, was ook aanwezig. Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, het dossier van de rechtbank en het verslag van de curator. [X] heeft erkend dat er nieuwe schulden zijn ontstaan, waaronder een aanzienlijke huurachterstand, en heeft geprobeerd uit te leggen waarom hij niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen. Hij gaf aan dat hij verwachtte huurtoeslag te ontvangen, maar zonder schriftelijke onderbouwing was deze claim onvoldoende aannemelijk.

Het hof concludeerde dat de financiële situatie van [X] niet was gestabiliseerd en dat hij in de afgelopen negen maanden nieuwe schulden had laten ontstaan, wat het vertrouwen in zijn vermogen om zich aan de schuldsanering te houden verder ondermijnde. De curator had negatief geadviseerd over de toelating tot de schuldsanering, en het hof volgde dit advies. Uiteindelijk werd het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, en werd het verzoek van [X] tot omzetting van zijn faillissement in een schuldsanering afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.157.786/01
rekestnummer rechtbank Noord-Holland : F.79/2014
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 november 2014
in de zaak van
[X],
wonende te Haarlem,
appellant,
advocaat: mr. S.L. Sarin te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Appellant wordt hierna [X] genoemd.
[X] is bij op 16 oktober 2014 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 oktober 2014, waarbij het verzoek van [X] strekkende tot opheffing van zijn faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsanering is afgewezen.
De curator in het faillissement, mr. D. Sluis, heeft een verslag, met producties, aan het hof verzonden, welke stukken zijn ingekomen op 7 november 2014. Tevens heeft de curator opgave gedaan van het aantal uren dat hij aan de afwikkeling van het faillissement heeft besteed vergezeld van een daarop gebaseerd salarisvoorstel van 3 november 2014.
Het hoger beroep is behandeld op de zitting van 18 november 2014. Bij die behandeling is [X] verschenen, bijgestaan door mr. Sarin voornoemd die het verzoekschrift mondeling nader heeft toegelicht. Voorts is mr. M. Kristel namens de curator verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift in hoger beroep, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg en het verslag van de curator. [X] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
De rechtbank heeft het verzoek van [X] om tot de schuldsaneringsregeling te worden toegelaten, afgewezen omdat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 288 lid 1 sub c van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank heeft daarbij overwogen dat [X] na het uitspreken van zijn faillissement nieuwe schulden en een boedel-achterstand heeft laten ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond daarvan onvoldoende komen vast te staan dat [X] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen.
2.2
[X] – geboren op[xx-xx] – heeft enkele jaren gewerkt en is in 2012 volledig arbeidsongeschikt geworden. Hij ontvangt thans een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Hij heeft op 13 januari 2014 aangifte tot faillietverklaring gedaan, waarna op 11 februari 2014 het faillissement van [X] is uitgesproken met aanstelling van mr. D. Sluis als curator. De totale schuldenlast van [X] bedraagt blijkens de overgelegde schuldenlijst van 3 november 2014, opgesteld door de curator, € 25.391,38. Volgens het overzicht van het CJIB van 24 september 2014 bedraagt het bedrag aan openstaande vorderingen € 934,-.
2.3
[X] heeft in hoger beroep verzocht om alsnog tot de wettelijke schuldsaneringsregeling te worden toegelaten. Daartoe heeft [X] – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. Hij erkent dat nieuwe schulden zijn ontstaan. De grootste van die schulden betreft de schuld aan de verhuurder. Deze schuld bedraagt volgens [X] thans ruim € 5.000,= en is volgens [X] ontstaan door slecht advies. Via via had hij van een advocaat begrepen dat hij geen huur hoefde te betalen nu hij een verzoek tot toelating tot de schuldsanering had gedaan. Voorts heeft [X] gesteld dat hij niet in staat is geweest de huur te voldoen omdat hij door het foutief invullen van de aanvraag geen huurtoeslag heeft ontvangen. [X] verwacht dat hij vanaf begin 2015 huurtoeslag zal ontvangen. De betalings-afspraak die hij eerder met de verhuurder maakte ter aflossing van de huurachterstand kon [X] niet nakomen, omdat hij geld moest overmaken naar zijn zieke vriendin in Bulgarije. Door genoemde omstandigheden was [X] ook niet in staat de boedelbijdrage te voldoen.
De schuld aan Routemobiel staat volgens [X] op naam van zijn broer, Y. [X]. Met betrekking tot de overige schulden heeft [X] aangevoerd dat hij een gedeelte van de CJIB-schuld heeft voldaan en dat hij niet weet hoe deze is ontstaan, dat hij een betalingsregeling heeft getroffen met de Nuon, dat hij Oxxio betaalt en dat nog geen regelingen zijn gesloten betreffende de schulden aan PWN en Zilveren Kruis Achmea.
2.4
De curator heeft in zijn verslag negatief geadviseerd wat betreft het verzoek tot toelating van [X] tot de schuldsanering in verband met de nieuw ontstane schulden van in totaal € 1.452,18 en de boedelachterstand van € 928,11. Ter zitting in hoger beroep is namens de curator het verslag aangevuld in die zin dat de fiscus een
vordering heeft ingediend van € 2.560,27 betreffende inkomstenbelasting 2011 en 2012 en motorrijtuigenbelasting 2012.
2.5
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep overweegt het hof als volgt. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de financiële situatie van [X] thans zodanig is gestabiliseerd dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal kunnen nakomen. [X] heeft weliswaar gesteld dat hij binnenkort huurtoeslag zal ontvangen, maar zonder schriftelijke onderbouwing is deze stelling onvoldoende aannemelijk geworden. Evenmin is aannemelijk geworden dat [X] zich aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling zal houden nu hij nieuwe schulden heeft laten ontstaan en afspraken niet nakomt door zich niet te houden aan betalingsregelingen. Zo is gebleken dat [X] in de negen maanden dat zijn faillissement van kracht is nieuwe schulden heeft laten ontstaan tot een bedrag van € 3.897,20, een achterstallige boedelbijdrage van € 928,12 en een huurachterstand van – naar eigen zeggen – ongeveer € 5.000,-. Niet aannemelijk is dat hij deze schulden binnenkort zal kunnen voldoen. [X] heeft wel afspraken gemaakt ter aflossing van schulden, waaronder de huurschuld en de boedelachterstand, maar in het verleden heeft hij zich niet aan deze afspraken gehouden en zonder overleg met de curator geld gestuurd naar zijn vriendin in Bulgarije. [X] heeft in het geheel niet aangegeven waarom hij zich nu wel aan zijn afspraken zal houden. Evenmin heeft hij aangetoond dat hij in januari 2015 huurtoeslag zal ontvangen. Gelet op het voorgaande heeft het hof er geen vertrouwen in dat [X] zich in de nabije toekomst zal houden aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
Daarbij komt dat gebleken is van een CJIB-schuld van € 934,-, die blijkens opgave van het CJIB is opgebouwd uit diverse boetes ter zake waarvan [X] desgevraagd heeft verklaard niet te weten hoe die zijn ontstaan en evenmin heeft aangetoond een gedeelte daarvan te hebben betaald, ondanks zijn stelling dienaangaande. De CJIB-boetes zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan.
2.6
Met de curator is het hof van oordeel dat bovenomschreven omstandigheden aan toelating van [X] tot de schuldsanering in de weg staan. Dat [X] de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden, thans onder controle heeft gekregen, een en ander als bedoeld in artikel 288, derde lid, Fw, is ten slotte niet aangevoerd en evenmin gebleken. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, G.J. Visser en G.H. Lankhorst en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.