ECLI:NL:GHAMS:2014:6020

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2014
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
200.100.508-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis dat door de Russische overheidsrechter is vernietigd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 april 2014 een beschikking gegeven in hoger beroep met zaaknummer 200.100.508/01. De zaak betreft de erkenning en het verlof tot tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis dat door een Russische overheidsrechter is vernietigd. Het hof heeft eerder op 18 september 2012 een beschikking gegeven en verwijst naar die beschikking voor het verloop van het geding tot die datum. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.Ph. de Korte, en de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M.A. Leijten, hebben verschillende processtukken ingediend, waaronder memoria en akten met producties. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 mei 2013, waarbij beide advocaten hun standpunten hebben toegelicht.

Het hof heeft in zijn beoordeling het verzoek van de appellant om de akte van de geïntimeerde met producties niet als processtuk te aanvaarden afgewezen. Het hof blijft bij de oordelen die in de tussenbeschikking zijn gegeven en overweegt dat de Russische vernietigingsprocedure als geheel moet worden beschouwd. Het hof heeft besloten deskundigen te benoemen om meer inzicht te krijgen in het Russische recht, aangezien het hof mogelijk niet bekend is met de bijzonderheden van dit recht. De deskundigen, prof. dr. W.B. Simons en prof. Vadim Belov, zijn benoemd en hebben hun kostenbegrotingen ingediend. Het hof heeft de partijen bevolen om de kosten van de deskundigen te delen en heeft hen de gelegenheid gegeven om opmerkingen te maken over de vragen die aan de deskundigen zijn voorgelegd.

De beschikking eindigt met de beslissing dat de deskundigen hun onderzoek zelfstandig zullen verrichten en dat zij hun bevindingen uiterlijk op 14 oktober 2014 moeten indienen. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor deskundigenbericht op 21 oktober 2014, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.100.508/01
zaak-/rekestnummer rechtbank Amsterdam : 491569 / KG RK 11-1722
Beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 april 2014
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats], [Land],
appellant,
advocaat: mr. J.Ph. de Korte te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar het recht van de Russische Federatie
[geïntimeerde],
gevestigd te [plaats], [Land],
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.A. Leijten te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
De partijen worden hierna weer [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
1.2
Het hof heeft in deze zaak op 18 september 2012 een beschikking gegeven.
Voor het verloop van het geding tot die datum verwijst het hof naar die beschikking.
1.3
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie zijdens [appellant];
- akte zijdens NMLK, met producties 48 tot en met 59;
- akte zijdens [appellant], met producties M-106 tot en met M-110C;
- akte zijdens [geïntimeerde], met producties 60 tot en met 64;
- akte zijdens [geïntimeerde], met producties 65 en 66;
- akte zijdens [geïntimeerde], met productie 67.
1.4
De zaak is mondeling behandeld op 16 mei 2013. De advocaten van partijen hebben het woord gevoerd aan de hand van aantekeningen, waarvan zij exemplaren hebben overgelegd.
1.5
Ten slotte is beschikking aangezegd.

2.Beoordeling

2.1
[appellant] heeft het hof verzocht de akte van [geïntimeerde] met producties 48 tot en met 59 niet als processtuk te aanvaarden. Het hof wijst dit verzoek af. Al hetgeen [geïntimeerde] in dat processtuk heeft aangevoerd, blijft binnen de grenzen van hetgeen [geïntimeerde], gelet op de tussenbeschikking, in dit stadium van het geding nog mocht aanvoeren en blijft ook overigens binnen de grenzen van een goede procesorde.
2.2
Het hof blijft bij de oordelen die het in de tussenbeschikking heeft gegeven, en in het bijzonder bij het beoordelingskader dat in die beschikking is gegeven. Ter toelichting daarop overweegt het hof nog als volgt (2.2.1 tot en met 2.2.3).
2.2.1
Aan [geïntimeerde] kan worden toegegeven dat indien de uitspraken van de Russische overheidsrechters blijk geven van een onjuiste opvatting of toepassing van het Russische recht, uit die enkele omstandigheid niet kan worden afgeleid dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke behandeling van de zaak. Niettemin bestaat de mogelijkheid dat de wijze waarop de Russische vernietigingsprocedure is behandeld, aanwijzingen oplevert die meegewogen dienen te worden bij de beoordeling van de vraag of niet meer kan worden gesproken van een eerlijke behandeling van de zaak. Indien de uitspraken van de Russische overheidsrechters bijvoorbeeld blijk geven van opvattingen of toepassingen van het Russische (materiële en/of formele) recht die geen redelijk oordelend jurist met redelijke kennis van het Russische recht verdedigbaar acht, of indien zij blijk geven van een reeks van onjuiste rechtsopvattingen en/of rechtstoepassingen, telkens ten nadele van dezelfde partij, kan dat dergelijke aanwijzingen opleveren, die meer of minder sterk kunnen zijn, afhankelijk van de aard, de ernst en het aantal van de onjuistheden en de overige omstandigheden van het geval. In verband met de beoordeling van de vraag of in dit geval dergelijke aanwijzingen bestaan, en zo ja, hoe sterk die zijn, acht het hof het gewenst dat een deskundigenbericht wordt gelast, aangezien het hof mogelijk niet bedacht is op bijzonderheden van het Russische recht. Het hof is niet gebonden aan de bevindingen van de deskundigen, maar het zal op die bevindingen acht kunnen slaan bij zijn eigen oordeelsvorming.
2.2.2
In rov. 2.12 van de tussenbeschikking heeft het hof, kort gezegd, overwogen dat de daar bedoelde feiten en omstandigheden ontoereikend zijn om de slotsom te kunnen rechtvaardigen dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke behandeling van de zaak in de Russische vernietigingsprocedure. Daarmee heeft het hof slechts tot uitdrukking willen brengen dat die feiten en omstandigheden
op zichzelfdaarvoor ontoereikend zijn. Dat brengt niet mee dat die feiten en omstandigheden in het verdere verloop van het onderhavige geding geen rol meer kunnen spelen. Nadat het deskundigenbericht is uitgebracht, zal het hof die feiten en omstandigheden in samenhang met de resultaten van het deskundigenbericht beoordelen.
2.2.3
Zoals het hof in de tussenbeschikking heeft overwogen, moet de Russische vernietigingsprocedure als geheel worden beschouwd. Het hof ziet niet in waarom dat zou meebrengen dat het hof geen vragen aan deskundigen mag stellen over aspecten of gedeelten van de wijze van behandeling in de Russische vernietigingsprocedure.
2.3
Ter zitting van 16 mei 2013 hebben beide partijen verklaard te kunnen instemmen met de gezamenlijke benoeming van prof. dr. W.B. Simons (hierna: Simons), hoogleraar aan de Universiteit Leiden, en prof. Vadim Belov (hierna: Belov), hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Moskou. Het hof zal deze personen als deskundigen benoemen. Beide deskundigen hebben desgevraagd te kennen gegeven bereid en in staat te zijn het onderzoek uit te voeren en geen binding met partijen te hebben. Het hof heeft de deskundigen aan de hand van (concept-)vragen verzocht de kosten van het onderzoek te begroten. De deskundige Simons heeft verzocht zijn voorschot te bepalen op € 77.500,-. De deskundige Belov heeft verzocht zijn voorschot te bepalen op € 55.370,-. Daarbij heeft de deskundige Belov verzocht om vooruitbetaling van een bedrag van € 7.000,- van het voorschot bij aanvang van het onderzoek.
Partijen kunnen zich binnen veertien dagen bij brief uitlaten over de kostenbegroting.
Indien het hof binnen die termijn geen reactie van partijen ontvangt, dan zal het hof er in beginsel van uitgaan dat zij geen bezwaren hebben.
2.4
Naar aanleiding van de opmerkingen van partijen over de vraagstelling zal het hof aan de vragen, voor zover zij betrekking hebben op de toepassing het Russische recht, telkens onder b en c een vraag toevoegen. Voorts zal het hof de in de tussenbeschikking geformuleerde vragen aanpassen. Het hof zal de volgende vragen aan de deskundigen ter beantwoording voorleggen.
1a. Hadden de arbiters op grond van het ICAC arbitragereglement de verplichting om aan partijen uitdrukkelijk mede te delen dat bij de instellingen waarbij zij werkzaam waren, ook personen werkzaam waren die als partijdeskundige bij de arbitrageprocedure werden betrokken, al dan niet in een functie die een gezagsverhouding met hen opleverde? Geldt dit ook indien partijen dit wisten of gemakkelijk hadden kunnen vaststellen? Zo ja, wat is naar Russisch recht het rechtsgevolg van een schending van deze verplichting? Indien de arbiters geen of onvoldoende mededeling hebben gedaan van dergelijke banden, heeft dit dan naar Russisch recht het rechtsgevolg dat de samenstelling van het scheidsgerecht niet overeenstemt met hetgeen is overeengekomen? Geldt dit ook indien partijen in de arbitrageprocedure geen bezwaar hebben gemaakt tegen de samenstelling van het scheidsgerecht en geen wrakingsverzoek hebben ingediend? Zo ja, levert dat naar Russisch recht een vernietigingsgrond op?
b. Welke regels van het ICAC arbitragereglement en van Russisch recht hebt u toegepast bij de beantwoording van vraag a?
c. Indien de uitspraken van de Russische overheidsrechter in dit opzicht blijk geven van onjuiste opvattingen of onjuiste toepassingen van het Russische recht, in hoeverre zijn dit dan opvattingen of toepassingen die geen redelijk oordelend jurist met redelijke kennis van het Russische recht verdedigbaar acht?
2. Is de Ural State Law Academy te vergelijken met een universiteit? In hoeverre bestaat er academische vrijheid of soortgelijke onafhankelijkheid tussen personen die werkzaam zijn bij deze instelling? Welke rol spelen eventuele gezagsrelaties hierbij? Kunnen naar Russisch recht dergelijke gezagsrelaties objectief de vrees rechtvaardigen dat een bij een dergelijke instelling werkzame persoon niet de onpartijdigheid en onafhankelijkheid zal betrachten die nodig is voor het naar behoren optreden als arbiter? Dezelfde vragen gelden ten aanzien van de State and Law of the Russian Academy of Sciences.
3a. Is een geschil over de hoogte van de koopprijs van aandelen naar Russisch recht aan te merken als een geschil over de geldigheid van een aandelenoverdracht? Zo ja, is dit ook zo, indien beide partijen nakoming van de overeenkomst tot aandelenkoop vorderen? Is dit ook zo, indien een van de partijen aanvoert niet gebonden te zijn aan garanties die deel uitmaken van die overeenkomst? Is een geschil over de hoogte van de koopprijs van aandelen in een geval waarin de aandelenoverdracht mogelijk niet geldig is, vatbaar voor arbitrage? Moet het geschil dat in de onderhavige zaak aan arbitrage is onderworpen, vatbaar voor arbitrage worden geacht?
b. Welke regels van Russisch recht hebt u toegepast bij de beantwoording van vraag a?
c. Indien de uitspraken van de Russische overheidsrechter in dit opzicht blijk geven van onjuiste opvattingen of toepassingen van het Russische recht, in hoeverre zijn dit dan opvattingen of toepassingen die geen redelijk oordelend jurist met redelijke kennis van het Russische recht verdedigbaar acht?
5a. Is de door het scheidsgerecht gehanteerde wijze van vaststelling van de koopprijs in strijd met Russisch dwingend recht inzake koop of in strijd met Russisch recht van openbare orde? Kan de door het scheidsgerecht gehanteerde wijze van vaststelling van de koopprijs gezien worden als de vaststelling van de overeengekomen koopprijs c.q. als de vaststelling van een redelijke koopprijs? Levert strijd met dergelijk dwingend recht of dergelijk recht van openbare orde een vernietigingsgrond op?
b. Welke regels van Russisch recht hebt u toegepast bij de beantwoording van vraag a?
c. Indien de uitspraken van de Russische overheidsrechter in dit opzicht blijk geven van onjuiste opvattingen of toepassingen van het Russische recht, in hoeverre zijn dit dan opvattingen of toepassingen die geen redelijk oordelend jurist met redelijke kennis van het Russische recht verdedigbaar acht?
6a. Heeft [appellant] aan het Arbitrazh Court een rechtens relevant uitstelverzoek gedaan naar aanleiding van het aanvullende gedingstuk van [geïntimeerde] van 17 juni 2011? Heeft het Arbitrazh Court een dergelijk verzoek afgewezen? Zo ja, is die afwijzing in strijd met het Russische recht? Welke rol speelt de omstandigheid dat [appellant] in hogere instanties alsnog in de gelegenheid is gesteld in te gaan op dat aanvullende gedingstuk en op hetgeen het Arbitrazh Court daarover heeft geoordeeld?
b. Welke regels van Russisch recht hebt u toegepast bij de beantwoording van vraag a?
c. Indien de uitspraken van de Russische overheidsrechter in dit opzicht blijk geven van onjuiste opvattingen of toepassingen van het Russische recht, in hoeverre zijn dit dan opvattingen of toepassingen die geen redelijk oordelend jurist met redelijke kennis van het Russische recht verdedigbaar acht?
7a. Hebben partijen voldoende gelegenheid gehad stukken uit het arbitragedossier in het geding te brengen bij het Arbitrazh Court? Is het in strijd met het Russische recht, indien de overheidsrechter weigert op verzoek van een partij alsnog kennis te nemen van bepaalde stukken uit het arbitragedossier, die niet eerder aan de overheidsrechter ter kennis waren gebracht, op de grond dat de wederpartij daarvoor geen toestemming geeft? Moet de overheidsrechter naar Russisch recht gevolgen verbinden aan een weigering om een dergelijke toestemming te geven? Is [appellant] in hogere instanties voldoende in de gelegenheid geweest te klagen over de gang van zaken met betrekking tot de vraag of het Arbitrazh Court alsnog kennis had moeten nemen van bepaalde stukken uit het arbitragedossier? Zo ja, welke rol speelt die omstandigheid?
b. Welke regels van Russisch recht hebt u toegepast bij de beantwoording van vraag a?
c. Indien de uitspraken van de Russische overheidsrechter in dit opzicht blijk geven van onjuiste opvattingen of toepassingen van het Russische recht, in hoeverre zijn dit dan opvattingen of toepassingen die geen redelijk oordelend jurist met redelijke kennis van het Russische recht verdedigbaar acht?
8a. Is het overeenkomstig het Russische recht dat het Arbitrazh Court onmiddellijk mondeling uitspraak heeft gedaan na een vijf uur durende mondelinge behandeling?
b. Welke regels van Russisch recht hebt u toegepast bij de beantwoording van vraag a?
c. Indien de uitspraken van de Russische overheidsrechter in dit opzicht blijk geven van onjuiste opvattingen of toepassingen van het Russische recht, in hoeverre zijn dit dan opvattingen of toepassingen die geen redelijk oordelend jurist met redelijke kennis van het Russische recht verdedigbaar acht?
9. Heeft u verdere opmerkingen die voor de beslissing van het hof van belang kunnen zijn?
2.5
Gelet op de door de deskundigen ingediende kostenbegrotingen bepaalt het hof het voorschot vooralsnog op het in het dictum te vermelden bedrag. Elk van partijen zal de helft van dit bedrag dienen voor te schieten. Gezien de wens van deskundige Belov om bij vooruitbetaling een bedrag van € 7.000,- te ontvangen zal het hof na ontvangst van de voorschotten genoemd bedrag voldoen aan Belov.
2.6
De deskundigen dienen het onderzoek te verrichten op een door henzelf te bepalen plaats en tijd, maar niet voordat zij bericht van de griffier hebben gekregen dat de voorschotten zijn ontvangen. Uiterlijk op de in het dictum te vermelden datum dienen zij hun met redenen omklede schriftelijk bericht, ondertekend door beide deskundigen en onder bijvoeging van hun declaraties, in te leveren ter griffie van het hof.
2.7
De deskundigen dienen bij hun onderzoek partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Uit het schriftelijk bericht dient te blijken dat aan dit voorschrift is voldaan. Van de inhoud van de opmerkingen en verzoeken dient in het schriftelijk bericht melding te worden gemaakt.
2.8
Het hof zal [appellant] bevelen afschriften van de stukken van dit geding toe te zenden aan beide deskundigen. Indien de deskundigen behoefte hebben aan (andere) vertalingen van stukken, kunnen zij die vertalingen op kosten van partijen laten maken of daarvoor, na overleg met partijen, naar eigen inzicht een andere oplossing kiezen.
De deskundigen kunnen desgewenst ook kennisnemen van de verschillende geluidsopnamen van de zitting voor het Arbitrazh Court.

3.Beslissing

Het hof:
beveelt een deskundigenbericht;
benoemt de volgende deskundigen:
prof. dr. W.B. Simons,
Timmers & Simons,
International Business Lawyers
Rapenburg 34
2311 EX Leiden,
simons@tsiblaw.com
wbsimons@gmail.com
071 527 78 41
en
prof. dr.Vadim Belov,
hoogleraar aan de Moscow State University,
Faculty of Law,
Russia, 119991, Moscow, GSP-1, Leninskie Gory, 1-51, 1 Humanities Building
bva5871@yandex.ru
+7 (495) 939 16 23;
legt de hiervoor in rov. 2.4 weergegeven vragen ter beantwoording aan de deskundigen voor;
bepaalt dat [appellant] voor 13 mei 2014 een afschrift van de stukken van dit geding - zo nodig vertaald in het Engels - toe te zenden aan de deskundigen dan wel anderszins deze stukken aan hen ter beschikking te stellen;
bepaalt vooralsnog het voorschot op de schadeloosstelling en het loon voor de deskundige Simons op € 77.500,- en voor de deskundige Belov op € 55.370,-;
bepaalt dat beide partijen de helft van het totaalbedrag van € 132.870,- voor 13 mei 2014 als voorschot op het loon en de kosten van de deskundigen ter griffie van het hof zullen deponeren door overmaking op de bankrekening bij de Royal Bank of Scotland, nummer
NL19RBOS0569990505, ten name van Gerechtshof Amsterdam, onder vermelding van: "code 80 51 H, zaaknummer 200.100.508/01, [appellant]/[geïntimeerde], voorschot deskundigen";
bepaalt dat de griffier onverwijld na ontvangst van de voorschotten de deskundigen hiervan in zal stellen en dat de deskundigen pas dan met het onderzoek behoeven aan te vangen;
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig – dat wil zeggen niet onder leiding van het hof – zal verrichten en dat dit zal plaatsvinden op een door de deskundigen te bepalen tijd en plaats;
bepaalt dat de deskundigen bij het onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat de deskundige in het schriftelijk bericht zal doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken;
bepaalt dat de deskundigen een schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend bericht zullen inleveren ter griffie van het hof vóór 14 oktober 2014, onder indiening van een (gespecificeerde) declaratie onder vermelding van zaaknummer 200.100.508/01;
verwijst de zaak naar de rol van 21 oktober 2014 voor deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, R.H. de Bock en M.A.J.G. Janssen en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 15 april 2014.