Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
3.Het geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het hoger beroep en het verzoek tot schorsing
"de verzoeken van de vrouw toe te wijzen". Uit haar schriftelijke onderbouwing leidt het hof af dat het verzoek in incidenteel hoger beroep is gericht tegen de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de periode vanaf de meerderjarigheid van de kinderen, nu haar grieven uitsluitend zijn gericht tegen de overwegingen van de rechtbank die betrekking hebben op die periode. Blijkens de toelichting van de vrouw ter zitting verstaat het hof haar verzoek aldus dat zij verzoekt met ingang van [datum] 2013 een zodanig hogere bijdrage dan € 84,- per kind per maand vast te stellen als het hof juist zal achten.
"tijdens de zitting van de mondelinge behandeling van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 22 mei 2014 te vertegenwoordigen". Het hof leidt daaruit af dat zij de vrouw machtigen namens hen ook na hun meerderjarigheid in rechte op te treden. Dat [kind a] en [kind b] niet in (het petitum van) het verweerschrift zijn vermeld, leidt niet tot een ander oordeel.