Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarig kind, [kind a], geboren in 2008. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin een bijdrage van € 150,- per maand werd vastgesteld met terugwerkende kracht tot 1 november 2010, en een verhoging naar € 250,- per maand per 10 oktober 2012. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om een hogere bijdrage en een DNA-onderzoek. Tijdens de zitting zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
Het hof heeft vastgesteld dat de man en de vrouw een relatie hebben gehad en dat zij samen een kind hebben. De man is gehuwd en heeft nog twee andere kinderen uit zijn huwelijk. De vrouw vormt een eenoudergezin met [kind a] en een ander kind, [kind b]. De financiële situatie van beide partijen is uitgebreid besproken, waarbij het hof rekening heeft gehouden met hun respectieve inkomens, woonlasten en andere financiële verplichtingen.
Het hof heeft geoordeeld dat de behoefte van [kind a] in 2008 € 320,- per maand bedroeg, maar dat de man, gezien zijn financiële situatie en onderhoudsplichten jegens zijn andere kinderen, slechts een bijdrage van € 107,- per maand kan betalen. De eerdere beschikking van de rechtbank is vernietigd en de nieuwe bijdrage is vastgesteld met ingang van 10 oktober 2012. De vrouw is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om een hogere bijdrage en het hof heeft de verzoeken van de man en de vrouw verder afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.