ECLI:NL:GHAMS:2014:5921
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.W.H.G. Loyson
- A.P.M. van Rijn
- J.H. Wesselink
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep wegens te late indiening van de appelschriftuur
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 mei 2013. Het Openbaar Ministerie had op 15 mei 2013 hoger beroep ingesteld, maar de appelschriftuur werd pas op 23 augustus 2013 ingediend, wat bijna drie maanden te laat was. De advocaat-generaal heeft geen rechtvaardiging gegeven voor deze vertraging. De verdediging heeft verzocht om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
Het hof heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering in overweging genomen, met name artikel 410, dat bepaalt dat de officier van justitie binnen veertien dagen na het instellen van hoger beroep een schriftuur moet indienen. Het hof concludeert dat het niet tijdig indienen van de appelschriftuur leidt tot niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep. De wetgever heeft de rechter de bevoegdheid gegeven om te beoordelen of de omstandigheden van het geval aanleiding geven tot niet-ontvankelijkheid.
In dit geval oordeelt het hof dat de te late indiening van de appelschriftuur niet kan worden gerechtvaardigd en dat het belang van de strafrechtelijke rechtshandhaving prevaleert boven het belang van het beroep. Het hof wijst op de eenvoud van de zaak en de noodzaak voor het Openbaar Ministerie om de strafvorderlijke regels na te leven.
Daarom heeft het hof het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep. Deze beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.