ECLI:NL:GHAMS:2014:5866

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
23-001731-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van inbraak in een bedrijfspand met bespreking van verweren en bewijsoverwegingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in de Democratische Republiek Congo, was betrokken bij een inbraak in een restaurant in IJmuiden, waarbij laptops werden gestolen. De tenlastelegging omvatte twee zaken: de eerste betrof de inbraak in het restaurant tussen 3 en 5 maart 2013, en de tweede betrof het opzettelijk vernielen van een ruit op 7 september 2013. Tijdens de zitting op 14 oktober 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de inbraak heeft gepleegd en dat er sprake was van een nauwe samenwerking. De verklaringen van getuigen werden als betrouwbaar beschouwd, en het hof verwierp de verweren van de verdediging. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de inbraak en het vernielen van de ruit. De eerdere vrijspraak door de kinderrechter werd niet in stand gehouden. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 50 dagen, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

parketnummer: 23-001731-14
datum uitspraak: 28 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 april 2014 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-750034-13 en 15-760019-14, alsmede 15-750039-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Democratische Republiek Congo) op [geboortedag] 1997,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Amsterbaken, Forensisch Behandelcentrum te Amsterdam.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 oktober 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 15-750034-13:
primair:
hij in of omstreeks de periode van 03 maart 2013 tot en met 05 maart 2013 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een restaurant (genaamd [naam]) (gelegen op of aan [adres 2]) heeft weggenomen: - twee, althans een of meerdere laptop(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan bovengenoemd restaurant en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) in of omstreeks de periode van 03 maart 2013 tot en met 05 maart 2013 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een restaurant (genaamd [naam]) heeft/hebben weggenomen: - twee, althans een of meerdere laptop(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan bovengenoemd restaurant en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door in de nabijheid van dat restaurant op de uitkijk te gaan staan;
Zaak met parketnummer 15-760019-14:
hij op of omstreeks 07 september 2013 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ruit(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of woningbedrijf Velsen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, met een vuist (met kracht) tegen ruit(en) geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Gevoerde verweren en bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep de volgende verweren gevoerd:
1. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-750034-13 ten laste gelegde:
a) Het dossier in de zaak met parketnummer 15-760019-14 maakt geen onderdeel uit van het dossier in de zaak met parketnummer 15-750034-13, nu deze zaken in eerste aanleg enkel om praktische redenen – het niet verschijnen van één getuige – zijn gevoegd. Derhalve maakt de verklaring van [getuige 1], afgelegd in de zaak met parketnummer 15-760019-14 geen onderdeel uit van de zaak met parketnummer 15-750034-13;
b) Indien de verdachte niet wordt vrijgesproken van het in deze zaak ten laste gelegde, doet de raadsvrouw het voorwaardelijk verzoek [medeverdachte 2] als getuige te doen horen om hem nader te kunnen ondervragen of de ‘[verdachte]’ over wie hij heeft verklaard, de verdachte is.
2) Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-760019-14 ten laste gelegde:
Dit feit kan niet worden bewezen, nu aan de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] niet meer waarde moet worden gehecht dan aan de verklaring van de verdachte.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ad 1) a) Het verweer van de raadsvrouw dat het dossier in de zaak met parketnummer 15-760019-14 geen onderdeel uitmaakt van het dossier in de zaak met parketnummer 15-750034-13, vindt naar het oordeel van het hof geen steun in het recht. Dat het voegen van de dossiers enkel om praktische redenen zou zijn gedaan, zoals door de raadsvrouw is betoogd, maakt dit oordeel niet anders. Door het voegen van beide strafdossiers in eerste aanleg is de verklaring van [getuige 1] in de zaak met parketnummer 15-760019-14 deel gaan uitmaken van het dossier met parketnummer 15-750034-13 en kan het derhalve voor het bewijs van het in laatstgenoemde zaak ten laste gelegde worden gebezigd. Het hof verwerpt het verweer.
b) Het hof overweegt ten aanzien van de verklaringen van [medeverdachte 2] dat deze in zijn verklaringen gedetailleerd en uitvoerig heeft verklaard over hoe een en ander voorafgaand, tijdens en na afloop van de inbraak is gegaan. Hij heeft in de loop van zijn verhoren steeds meer openheid van zaken over de inbraak gegeven en heeft uiteindelijk bij de rechter-commissaris een volledig bekennende verklaring afgelegd. [medeverdachte 2] heeft in zijn verhoor op 24 mei 2013 (doorgenummerde pp. 102-105 in dossier met parketnummer 15-750034-13) en in zijn verhoor bij de rechter-commissaris (doorgenummerde pp. 109-111 in dossier met parketnummer 15-750034-13) met betrekking tot de inbraak bij restaurant [naam] onder meer verklaard dat hij die inbraak heeft gepleegd en met meerdere personen was, dat iemand voor hem had geregeld dat hij naar binnen kon, dat hij hoorde dat daar veel geld zou liggen, dat hij met meerdere personen daarheen is gegaan en daar heeft ingebroken, dat hij een raampje heeft losgemaakt en via dat raam naar binnen is geklommen, dat hij twee laptops en wat kleingeld heeft weggenomen, dat ze met drie à vier man waren, onder wie [medeverdachte 1] en [verdachte], dat ze het geld hebben verdeeld en dat het 10 à 15 euro per persoon was. In eerstgenoemd verhoor heeft [medeverdachte 2] nog verklaard dat hij had gehoord dat er veel geld zou liggen, niet vijftig euro en dat hij nu alleen kleingeld had.
[getuige 1] heeft als getuige verklaard (doorgenummerde pp. 124-128 in dossier met parketnummer 15-760019-14) dat hij [verdachte] tegenkwam, dat [verdachte] hem altijd alles vertelt, dat [verdachte] zei dat hij en [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2]) bij [naam] hebben ingebroken, dat [verdachte] en [medeverdachte 2] samen waren, dat ze bij [naam] twee laptops hebben weggenomen, dat ze via de achterkant bij [naam] zijn binnen gekomen, dat iemand die er werkt aan [medeverdachte 2] had verteld dat er veel geld zou liggen, namelijk een paar duizend euro, maar dat ze te laat waren omdat het geld al weg was.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg dat hij ook wel [verdachte] wordt genoemd, op het proces-verbaal van bevindingen van 14 maart 2013 (doorgenummerde pp. 64-65 in dossier met parketnummer 15-750034-13) waaruit onder meer blijkt dat de toegang tot [naam] werd verkregen door de uitzetijzers van het bovenlichtje van de achterdeur los te schroeven, en op de zich in het dossier met parketnummer 15-750034-13 bevindende tapgesprekken (doorgenummerde pp. 24 en verder).
Het hof is van oordeel dat op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de inbraak bij restaurant [naam]. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte(n), hieruit bestaande dat de verdachte en [medeverdachte 2] samen naar [naam] toe zijn gegaan, daar hebben ingebroken en achteraf de buit hebben verdeeld. Het hof acht daarbij voornoemde verklaring van [getuige 1] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs, nu deze zeer veel specifieke daderinformatie – het wegnemen van 2 laptops, het inbreken aan de achterkant en het gegeven dat verteld was dat er veel geld zou liggen, wat uiteindelijk niet het geval bleek te zijn – bevat die niet op andere wijze dan van de verdachte zelf verkregen kan zijn.
Het hof wijst het voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw tot het horen van [medeverdachte 2] als getuige af, nu naar het oordeel van het hof op grond van voornoemde verklaringen gevoeglijk kan worden vastgesteld dat de ‘[verdachte]’ over wie [medeverdachte 2] heeft verklaard, de verdachte is en er dus geen noodzaak is tot het horen van de getuige.
Ad 2) Het hof is ten aanzien van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] van oordeel dat deze helder, consistent en eenduidig zijn en zowel op hoofdlijnen als op details op elkaar aansluiten, en dat deze de verklaring van aangever op hoofdlijnen bevestigen. Anders dan door de raadsvrouw is betoogd acht het hof de verklaringen van deze getuigen geloofwaardig en betrouwbaar en zal het hof deze verklaringen voor het bewijs gebruiken. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-750034-13 primair en in de zaak met parketnummer 15-760019-14 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 15-750034-13:
primair:
hij in de periode van 3 maart 2013 tot en met 5 maart 2013 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een restaurant, genaamd [naam], gelegen op of aan [adres 2], heeft weggenomen:
- twee laptops,
toebehorende aan bovengenoemd restaurant en/of [slachtoffer 1], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
Zaak met parketnummer 15-760019-14:
hij op 7 september 2013 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of woningbedrijf Velsen, heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, met een vuist met kracht tegen de ruit geslagen.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 15-750034-13 primair en in de zaak met parketnummer 15-760019-14 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 15-750034-13 primair en in de zaak met parketnummer 15-760019-14 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-750034-13 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het in de zaak met parketnummer 15-760019-14 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-750034-13 primair en in de zaak met parketnummer 15-760019-14 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het hem in de zaak met parketnummer 15-750034-13 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en hem voor het in de zaak met parketnummer 15/760019-14 ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de kinderrechter de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 15/750039-12 opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 50 uren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 15/750039-12 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren, zal worden toegewezen. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van een inbraak in een bedrijfspand en heeft daarbij goederen en geld weggenomen. Bedrijfsinbraken zijn zeer ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven.
Voorts heeft de verdachte de ruit van de deur van een woning vernield, door daar met kracht tegen aan te slaan. Door zijn handelen heeft de verdachte de betrokkene(n) schade berokkend.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 30 september 2014 is de verdachte eerder ter zake van het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld en heeft hij zich tevens ná het plegen van de onderhavige delicten wederom schuldig gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit.
Het hof heeft tevens acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77i, 77gg, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te Haarlem van 27 december 2012 met parketnummer 15-750039-13 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is van oordeel dat deze voorwaardelijk opgelegde straf, gelet op artikel 14g, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, kán worden tenuitvoergelegd. Weliswaar is bij arrest van dit hof van 25 september 2014 met parketnummer 23-001008-14 de tenuitvoerlegging van deze werkstraf bevolen, maar tegen dit arrest is beroep in cassatie ingesteld, zodat deze zaak nog niet onherroepelijk is. Gelet evenwel op de omstandigheid dat de afgeronde dubbelrapportage betreffende de verdachte thans nog niet gereed is en het hof daardoor weinig inzicht heeft in zijn persoonlijke omstandigheden, is het naar het oordeel van het hof ongewis of de verdachte in staat is een werkstraf uit te voeren. Derhalve zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt meegenomen in de zaak met parketnummer 23-001008-14.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-750034-13 primair en in de zaak met parketnummer 15-760019-14 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-750034-13 primair en in de zaak met parketnummer 15-760019-14 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
50 (vijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 19 maart 2014, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te Haarlem van 27 december 2012, parketnummer 15-750039-12, voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.G.B. Heutink, mr. D. Radder en mr. J.H. Wesselink, in tegenwoordigheid van mr. E.C. van der Drift, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 oktober 2014.
[.......]
.